Rb 's-Hertogenbosch 241109 letsel na narcose middels pippablock; vordering op arts niet gestuit; verjaard
- Meer over dit onderwerp:
Rb 's-Hertogenbosch 241109 letsel na narcose middels pippablock; vraagstelling voor anesthesioloog, neuroloog/neurofysioloog en neuroradioloog
-vordering op arts niet gestuit; verjaard
zie ook: rb-s-hertogenbosch-140710-letsel-na-verdoving-fout-anesthesioloog-benoeming-en-vraagstelling-anesthesioloog-neurofysioloog-en-neuroradioloog en rb-s-hertogenbosch-121212-50-aansprakelijkheid-anesthesioloog-voor-fout-bij-toedienen-verdovingsvloeistof
4
De beoordeling
Verjaring vordering jegens [gedaagde sub 1]
4.1.
De rechtbank zal als eerste beoordelen of de vordering tegen [gedaagde sub 1] is verjaard. [gedaagde sub 1] en het ziekenhuis voeren in dat verband aan dat [eiser] bij brief van 21 januari 2003 alleen het ziekenhuis aansprakelijk heeft gesteld en dat [gedaagde sub 1] niet eerder persoonlijk aansprakelijk is gesteld dan bij de dagvaarding. Om die reden is, aldus [gedaagde sub 1] en het ziekenhuis, de vordering jegens [gedaagde sub 1] op grond van het bepaalde in artikel 3:310 BW verjaard.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 3:310 BW verjaart een vordering tot schadevergoeding door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon daadwerkelijk bekend is geworden. Die dag moet in het onderhavige geval, gelet op de aansprakelijkstelling van het ziekenhuis door de rechtsbijstandverzekeraar van [gedaagde sub 1], worden vastgesteld op 21 januari 2003. Op 28 juli 2008, derhalve meer dan vijf jaar later, heeft [eiser] [gedaagde sub 1] gedagvaard zodat de vordering, behoudens stuiting, is verjaard.
4.3.
Stuiting van de verjaring van een vordering tot schadevergoeding vindt plaats door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op schadevergoeding voorbehoudt (zie art. 3:317 lid 1 BW, waar ook de vordering tot schadevergoeding onder valt). Ook wanneer partijen in onderhandeling zijn, moet stuiting van de verjaring plaatsvinden.
4.4.
De raadsman van [eiser] heeft weliswaar gesteld dat sprake is van stuiting blijkend uit brieven aan MediRisk maar heeft niet toegelicht welke brieven namens [eiser] als zodanig zijn aan te merken. De rechtbank verwerpt het verweer van [eiser] daarom als onvoldoende onderbouwd. De raadsman van [eiser] heeft nog gesteld dat uit de brief van MediRisk van 29 juni 2007 blijkt dat [gedaagde sub 1] zich wel degelijk aangesproken voelde. Nog los van het feit dat dit op zichzelf niet uit het voorgelezen citaat is af te leiden, is daarmee nog steeds niet gesteld welke brieven namens [eiser] zijn aan te merken als stuiting van de verjaring.
4.5.
De raadsman van [eiser] heeft nog aangegeven dat het beroep op verjaring voor het eerst bij conclusie van antwoord is gedaan en dat hij de gelegenheid moet hebben zich daarover uit te laten. De rechtbank overweegt dat de conclusie van antwoord dateert van 28 oktober 2008 en dat de comparitie plaatsvond op 26 maart 2009. Dat betekent dat [eiser] vijf maanden de tijd heeft gehad om zijn verweer met betrekking tot de gestelde verjaring te onderbouwen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om [gedaagde sub 1] alsnog in de gelegenheid te stellen op de gestelde verjaring te reageren. De raadsman van [gedaagde sub 1] heeft ter zitting voldoende gelegenheid gehad zijn standpunt ter zake naar voren te brengen.
4.6.
Uit al het voorgaande volgt dat de vordering jegens [gedaagde sub 1] is verjaard, omdat tussen 21 januari 2003 en 28 juli 2008 (de dag van dagvaarding) meer dan vijf jaren zijn verstreken zonder dat de verjaring is gestuit. De vorderingen van [eiser] zullen dus voor zover zij tegen [gedaagde sub 1] zijn ingesteld worden afgewezen. De vorderingen die zijn ingesteld tegen het ziekenhuis zullen hierna worden beoordeeld.