Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 030811 verjaring vordering gesubrogeerde verzekeraars; tijdig gestuit

Rb Utrecht 030811 verjaring vordering gesubrogeerde verzekeraars; tijdig gestuit 

4.  De beoordeling 
in conventie 
4.1.  Inzet van deze procedure is de vraag of de vorderingen van Allianz c.s. zijn verjaard. Volgens DB Schenker is dat het geval. Volgens Allianz c.s. zijn de vorderingen met de brief van 23 oktober 2006 rechtsgeldig gestuit. 

4.2.  Volgens vaste rechtspraak gaat het bij stuiting op de voet van artikel 3:317 BW om een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar dat hij er, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, mee rekening moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal opdat hij zich tegen een alsnog ingestelde vordering van de schuldeiser behoorlijk kan verweren. 

4.3.  DB Schenker heeft allereerst betwist dat de brief van 23 oktober 2006 in opdracht van de verzekeraars is geschreven. Allianz c.s. hebben gemotiveerd gesteld dat zij wel opdracht hebben gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is niet van belang of de verzekeraars in 2006 opdracht hebben gegeven. Voor zover de advocaat van Allianz c.s. zonder opdracht de verjaring van de vorderingen van zijn cliënten zou hebben gestuit dan geldt dat zijn cliënten deze rechtshandeling achteraf op grond van het bepaalde in artikel 3:69 BW kunnen bekrachtigen. 

4.4.  DB Schenker heeft voorts betwist dat de schuldeisers in de brief van 23 oktober 2006 voldoende zijn gedefinieerd. De rechtbank oordeelt hierover anders. De schuldeiseres zijn in de brief wel voldoende gedefinieerd omdat uit de tekst van de brief op niet voor misverstand vatbare wijze blijkt dat niet alleen [X] zelf, maar ook haar verzekeraars DB Schenker aansprakelijk houden voor de door hen geleden en nog te lijden schade als gevolg van de aanrijding van 26 oktober 2001. DB Schenker heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat haar rechten in het gedrang zijn gekomen doordat de namen van de verzekeraars niet in de brief zijn vermeld. Voorts geldt dat de letterlijke tekst van de brief niet doorslaggevend is. Ook moet acht worden geslagen op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan de mededeling mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De hoedanigheid van partijen en hun deskundigheid is daarbij van belang. Nu een afschrift van de brief van 23 oktober 2006 ook is gestuurd naar de advocaat van DB Schenker had deze naar de namen van de verschillende verzekeraars kunnen informeren. Dat is niet gebeurd. 

4.5.  Subsidiair heeft DB Schenker aangevoerd dat stuiting alleen heeft plaatsgevonden van de vorderingen welke gerelateerd zijn aan de trekker en niet voor de vorderingen die gerelateerd zijn aan de oplegger. Volgens DB Schenker moet naar normaal spraakgebruik onder het woord “truck” alleen de vrachtwagen of trekker worden begrepen en niet de oplegger of aanhangwagen. In dit geval gelden de trekker en de oplegger volgens DB Schenker ook niet als één geheel omdat voor beide afzonderlijke verzekeringen zijn gesloten. Ook dit betoog wordt door de rechtbank verworpen. Uit de tekst van de stuitingsbrief blijkt voldoende duidelijk dat alle verzekeraars van [X] hun rechten veilig willen stellen. Bovendien wordt in het normale spraakgebruik niet steeds onderscheid gemaakt tussen de trekker van een vrachtwagen en de oplegger. Het geheel wordt ook wel aangeduid met de woorden vrachtwagen of truck. 

4.6.  Aan DB Schenker kan worden toegegeven dat de vermelding van het bedrag van € 64.709,50 de stuitingsbrief er niet duidelijker op maakt. Dit bedrag is namelijk het bedrag waarop eerder bij brief van 17 oktober 2005 alleen Allianz als aansprakelijkheids-verzekeraar van [X] en cascoverzekeraar van de trekker en een deel van de oplegger aanspraak had gemaakt. In een stuitingsbrief hoeft echter niet nauwkeurig de vordering waarvoor de schuldeiser zich het recht op nakoming voorbehoudt met de correcte juridische grondslag daarvoor te worden omschreven. Voldoende is dat voor de schuldenaar duidelijk moet zijn welk recht op nakoming wordt voorbehouden en waartegen hij zich eventueel zal moeten verweren. DB Schenker had op grond van de brief van 23 oktober 2006 in redelijkheid kunnen en moeten begrijpen dat alle verzekeraars van [X] hun volledige vorderingen gerelateerd aan de aanrijding op 26 oktober 2001 wilden veilig stellen. 

4.7.  Uit het voorgaande volgt dat Allianz c.s. de verjaring van hun vorderingen op DB Schenker met de brief van 23 oktober 2006 rechtsgeldig hebben gestuit. 

4.8.  DB Schenker heeft aanvankelijk ook de omvang van de schade, de wettelijke rente en de expertisekosten betwist. Nadat Allianz c.s. deze onderdelen van haar vordering had toegelicht heeft DB Schenker haar verweer niet langer gehandhaafd. Zij heeft wel de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten betwist. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen alsnog worden afgewezen. Allianz c.s. heeft tegenover de betwisting onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat zij in redelijkheid kosten voor haar advocaat heeft gemaakt waarvoor nog geen vergoeding in de proceskosten is begrepen. Allianz c.s. heeft wel expertisekosten gemaakt maar daarvan wordt afzonderlijk vergoeding gevorderd en toegewezen. DB Schenker heeft ook gevraagd de btw af te wijzen voor zover deze in gevorderde schadeposten is begrepen omdat volgens DB Schenker de btw door [X] kan worden verrekend. Nu DB Schenker niet heeft gespecificeerd om welke bedragen het gaat is haar verweer op dit punt, mede gelet op de duidelijke toelichting van Allianz c.s. in de antwoordconclusie na comparitie onder 5.3 en volgende, onvoldoende onderbouwd. 

4.9.  Het voorgaande brengt mee dat de gewijzigde vordering in conventie grotendeels kan worden toegewezen. DB Schenker zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van Allianz c.s. in de de verstek- en verzetprocedure. De kosten bedragen € 87,93 voor dagvaarding, € 4.550,- voor griffierecht en € 6.000,- ( 3 punten x tarief 2000,-) voor salaris advocaat.  LJN BT7505