Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 210721 val door gebrekkige balustrade, regres zkv, bouwer en opdrachtgever hoofdelijk aansprakelijk voor schade boven verzekerde som

RBMNE 210721 val door gebrekkige balustrade, regres zkv, bouwer en opdrachtgever hoofdelijk aansprakelijk voor schade boven verzekerde som

4 De overwegingen
in beide zaken

gezamenlijke beoordeling

4.1.
De hoofdzaak en de vrijwaringzaak zijn inhoudelijk zo nauw met elkaar verbonden dat de rechtbank de zaken samen zal beoordelen. De consequenties van die beoordeling voor de vordering van Menzis in de hoofdzaak en die voor de vordering van [procesdeelnemer II] in de vrijwaringszaak zal de rechtbank wel afzonderlijk vermelden.

inleiding

4.2.
[procesdeelnemer II] is gevestigd in bedrijfspand “ [naam bedrijfspand] ” in [plaatsnaam] (hierna ook: [naam bedrijfspand] ). Op 24 april 2010 is in [naam bedrijfspand] een ernstig ongeluk gebeurd: een aantal personen is van een balkon van [naam bedrijfspand] gevallen doordat een leuning afbrak. Een van de slachtoffers is mevrouw [D] (hierna: [D] ). Zij heeft door de val van het balkon een dwarslaesie opgelopen. [D] is voor ziektekosten verzekerd bij Menzis.

[procesdeelnemer II] was voor aansprakelijkheid verzekerd bij Delta Lloyd, van wie Nationale Nederlanden de rechtsopvolgster is. Delta Lloyd heeft de aansprakelijkheid van haar verzekerde erkend.

strafprocedure

4.3.
Voor het ongeval met het balkon van [naam bedrijfspand] is de heer [E] (hierna: [E] ), als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] bv, via welke vennootschap hij enig aandeelhouder is van [procesdeelnemer II] , strafrechtelijk vervolgd. Ook [procesdeelnemer III] , opdrachtnemer van de werkzaamheden aan het balkon, is strafrechtelijk vervolgd voor het ongeluk met het balkon. De inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen [E] en [procesdeelnemer III] was op 28 februari 2012 en 18 juni 2012.

4.4.
Bij vonnis van 2 juli 2012 heeft de rechtbank ten aanzien van [E] (onder meer) geoordeeld: “Verdachte heeft opdracht gegeven tot het bouwen van een balustrade zonder daartoe een erkend persoon of bedrijf te benaderen, terwijl verdachte zelf op het gebied van bouwconstructies geen vakkennis heeft. Hij heeft [medeverdachte] een balustrade laten bouwen dat aan een bepaald uiterlijk moest voldoen zonder hem te voorzien van constructieberekeningen en tekeningen. De constructie van de balustrade bleek ondeugdelijk te zijn toen diverse personen hier tegenaan leunden, waardoor de balustrade bezweek. Vervolgens is een aantal personen van het balkon gevallen ten gevolge waarvan één van hen een dwarslaesie en een verlamming vanaf de armen naar beneden en een ander een gebroken ruggenwervel heeft opgelopen. Hiermee heeft verdachte de lichamelijke gezondheid en integriteit van deze twee slachtoffers ernstig aangetast. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij opdracht heeft gegeven tot het bouwen van de balustrade zonder aan de veiligheidseisen te voldoen. Verdachte bekommerde zich vooral om het uiterlijk van de te bouwen balustrade.” De rechtbank heeft wat [E] betreft bewezen verklaard: “Medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot dat feit opdracht heeft gegeven” en hem veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren.

4.5.
Bij vonnis van 2 juli 2012 heeft de rechtbank ten aanzien van [procesdeelnemer III] (onder meer) geoordeeld: “Verdachte heeft zonder bouwtechnische kennis in opdracht van [medeverdachte] een balustrade gebouwd. Verdachte heeft bij de bouw van de balustrade geen constructieberekeningen en tekeningen gebruikt. Verdachte heeft de balustrade aldus gebouwd zonder zich ervan te vergewissen dat de constructie hiervan deugdelijk en veilig was. De constructie bleek ondeugdelijk te zijn toen diverse personen hier tegenaan leunden, waardoor de balustrade bezweek en vervolgens diverse personen van het balkon vielen ten gevolge waarvan één van hen een dwarslaesie en een verlamming vanaf de armen naar beneden en een ander een gebroken ruggenwervel heeft opgelopen. Hiermee heeft verdachte de lichamelijke gezondheid en integriteit van deze twee slachtoffers ernstig aangetast.”
De rechtbank heeft wat [procesdeelnemer III] betreft bewezen verklaard: “Medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, terwijl dit misdrijf wordt gepleegd in de uitoefening van enig beroep” en hem veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren.

4.6.
De vonnissen zijn onherroepelijk.

waar gaat het in deze civiele procedure om?
4.7. Door haar val van het balkon heeft [D] een dwarslaesie opgelopen, waarvoor zij onder medische behandeling staat. De kosten van de verschillende medische behandelingen worden vergoed door Menzis. Menzis wil deze kosten verhalen op [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] .

de vordering van Menzis

4.8.
Menzis vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I. een verklaring voor recht dat [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de ten gevolge van het ongeval van [D] door Menzis voldane en eventueel nog te betalen kosten van medische behandelingen;

II. de veroordeling van [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] , hoofdelijk, tot betaling aan Menzis van:
- € 302.234,73, vermeerderd met wettelijke rente hierover met ingang van de dag dat de diverse betalingen zijn verricht tot aan de dag van de algehele voldoening, voor de reeds door Menzis voldane kosten van medische behandeling van [D] ;
- € 4.840,00 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente hierover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;

III. de veroordeling van [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] in de kosten van deze procedure, met nakosten en rente.

verweer [procesdeelnemer II]

4.9.
[procesdeelnemer II] betwist dat zij (naast [procesdeelnemer III] , hoofdelijk) aansprakelijk is: er is volgens haar geen sprake van onzorgvuldigheid, laat staan van toerekenbaarheid in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is Menzis volgens [procesdeelnemer II] bij haar aan het verkeerde adres: [bedrijfsnaam 2] bv, waarvan [bedrijfsnaam 1] bv ook enig aandeelhouder is en de heer [E] ook bestuurder is, is eigenaar van het pand. [procesdeelnemer II] huurt [naam bedrijfspand] van [bedrijfsnaam 2] . Verder wijst [procesdeelnemer II] erop dat zij voor aansprakelijkheid verzekerd is en dat in de uitkering die Nationale Nederlanden heeft gedaan de medische kosten worden geacht te zijn begrepen. Zij acht zich niet aansprakelijk voor de schade van [D] voor zover die de verzekerde som van € 1.250.000,00 overstijgt.
Verder doet [procesdeelnemer II] een beroep op verjaring, betwist zij de hoogte van de gestelde schade en het causaal verband met het ongeval en voert zij aan dat sprake is van een negatief eigen vermogen, zodat een veroordeling de ondergang van [procesdeelnemer II] betekent. Ook vraagt [procesdeelnemer II] de onderlinge draagplicht met [procesdeelnemer III] vast te stellen op 5% voor [procesdeelnemer II] en 95% voor [procesdeelnemer III] , dan wel op een lager percentage dan 50% voor [procesdeelnemer II] .
Tot slot, áls [procesdeelnemer II] al iets zou moeten betalen aan Menzis, dan moet Nationale Nederlanden als haar aansprakelijkheidsverzekeraar haar daarvoor vrijwaren.

standpunt Nationale Nederlanden

4.10.
Het standpunt van Nationale Nederlanden komt er in de kern op neer dat zij aan [procesdeelnemer II] niets verschuldigd is omdat zij aan en ten behoeve van [D] reeds uitkeringen heeft gedaan waarbij de verzekerde som van € 1.250.000,00 is bereikt (overschreden).

aansprakelijkheid [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III]

4.11.
[procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] zijn aansprakelijk voor het ongeval dat [D] is overkomen in [naam bedrijfspand] en daarmee voor de schade die zij daardoor lijdt.

Het in de strafzaken tegen [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] bewezen verklaarde strafbare feit van medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt is zonder meer aan te merken als een onrechtmatige daad ten opzichte van het slachtoffer, [D] .

De omstandigheid dat [bedrijfsnaam 2] eigenaar is van [naam bedrijfspand] , zoals [procesdeelnemer II] aanvoert, staat hieraan niet in de weg en maakt dit oordeel dus niet anders: uit het vonnis van de strafrechter blijkt dat [procesdeelnemer II] de opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden aan het balkon. Dat het niet [procesdeelnemer II] zou zijn geweest die de opdracht aan [procesdeelnemer III] heeft gegeven, is niet verder toegelicht en er is ook niets overgelegd waaruit dat zou kunnen volgen. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de betwisting van de inhoud van het strafvonnis op dit punt.

deugdelijk verzekerd

4.12.
[procesdeelnemer II] voert aan dat zij zich, samen met [bedrijfsnaam 2] , deugdelijk verzekerd heeft, waarmee zij aan haar maatschappelijke verplichtingen heeft voldaan. Zij acht zich niet aansprakelijk voor schade die de verzekerde som overstijgt.

Ook aan dit verweer gaat de rechtbank voorbij. De omstandigheid dat een aansprakelijkheidsverzekering is afgesloten sluit niet uit dat de verzekerde zelf (bijvoorbeeld door regres, waarover hierna meer) niet meer zou kunnen worden aangesproken voor schade die niet (meer) onder de dekking of verzekerde som valt.

regres

4.13.
Menzis heeft inderdaad zoals zij stelt in de dagvaarding een recht van regres op degenen die aansprakelijk kunnen worden gehouden voor het ongeval met het balkon, [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] dus. Dit recht van regres volgt uit artikel 7:962 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (subrogatie). Het is, voor zover [procesdeelnemer II] dat in punt 22 conclusie van antwoord bedoelt aan te voeren, daarvoor niet nodig dat sprake is van een zelfstandig onrechtmatige daad van [procesdeelnemer II] ten opzichte van Menzis.

Omdat Menzis haar regresvordering baseert op onrechtmatig handelen (gevaarzetting) door [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] ten opzichte van haar verzekerde [D] , en uitdrukkelijk niet op artikel 6:174 BW (aansprakelijkheid voor opstallen) staat ook artikel 6:197 BW, waarin de Tijdelijke Regeling Verhaalsrechten is opgenomen, aan deze regresvordering niet in de weg. Menzis kan [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] dus aanspreken.

verjaring

4.14.
Volgens [procesdeelnemer II] is de vordering van Menzis verjaard omdat het schadeveroorzakende feit dateert van 24 april 2010 en inmiddels meer dan 10 jaar geleden is. De vordering is niet tussentijds gestuit en Menzis heeft [procesdeelnemer II] ook niet voor 17 januari 2020 aangesproken tot betaling van enig bedrag.

Ook aan dit standpunt gaat de rechtbank voorbij. De rechtbank wijst op de brief van 17 april 2015 (van de advocaat) van Menzis aan (de directie van) [procesdeelnemer II] , waarin [procesdeelnemer II] “uitdrukkelijk aansprakelijk” wordt gesteld voor de gemaakte en nog te maken medische kosten, welke brief [procesdeelnemer II] overigens zelf als productie 2 heeft overgelegd bij haar incidentele conclusie tot oproeping en vrijwaring van 6 mei 2020 (in de hoofdzaak). Uit het e-mailbericht van 18 mei 2015 van de toenmalige advocaat van [procesdeelnemer II] (productie P bij conclusie van antwoord in vrijwaring van 9 september 2020 (in de vrijwaringzaak)) volgt bovendien dat genoemde aansprakelijkstelling bij brief van 17 april 2015 wel degelijk door [procesdeelnemer II] is ontvangen. Het beroep op verjaring gaat daarom niet op.

hoogte schade en causaal verband

4.15.
[procesdeelnemer II] betwist de hoogte van de schade zoals Menzis die presenteert en ook betwist zij het causaal verband tussen de medische behandelingen en haar handelen.

Ook aan dit betoog van [procesdeelnemer II] gaat de rechtbank voorbij. Als productie 3 heeft Menzis een overzicht overgelegd van de medische verrichtingen ten behoeve van [D] . Tijdens de mondelinge behandeling is namens Menzis toegelicht dat zorgverleners de behandelingen die zij geven declareren in een bepaald systeem en dat er (daardoor) geen onderliggende facturen zijn. Alle behandelingen zijn in het overzicht (productie 3) vermeld. Er is geen reden om er aan te twijfelen dat medicijnen bijvoorbeeld niet zijn gegeven.

[procesdeelnemer II] heeft een en ander niet of in ieder geval onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij wijst er slechts op dat er volgens haar als toelichting een rapport van een medisch adviseur bij had moeten zitten, iets dat Menzis gemotiveerd heeft weersproken.

De rechtbank gaat dan ook voor de hoogte van de schade uit van het bedrag dat Menzis noemt. En wat het causaal verband betreft mag overigens voor zich spreken dat een dwarslaesie tot (veel, hoge en ook blijvende) medische kosten leidt.

draagplicht

4.16.
[procesdeelnemer II] verzoekt de rechtbank de verdeling van de draagplicht tussen haar en [procesdeelnemer III] vast te stellen op 5% voor [procesdeelnemer II] en 95% voor [procesdeelnemer III] , althans op een door de rechtbank te bepalen percentage lager dan 50% voor [procesdeelnemer II] . Dit is niet aan de orde. Het gaat hier om de onderlinge draagplicht tussen [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] als hoofdelijk aansprakelijke partijen ten opzichte van Menzis. Menzis staat buiten hun onderlinge draagplicht. De rechtbank zal [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] daarom hoofdelijk veroordelen (zie ook 4.18).

habe nichts

4.17.
[procesdeelnemer II] doet ook nog een beroep op het wat zij noemt “habe nichts”-criterium. Dit is echter geen argument dat (in deze procedure) leidt tot het achterwege laten van vaststelling van aansprakelijkheid en/of veroordeling tot betaling.

[procesdeelnemer III]

4.18.
[procesdeelnemer III] heeft verstek laten gaan door in deze procedure (in rechte) niet te verschijnen. Omdat [procesdeelnemer II] wel is verschenen en verweer heeft gevoerd, geldt op grond van de wet dat dit vonnis ook tegen [procesdeelnemer III] op tegenspraak is gewezen.

afwentelen op Nationale Nederlanden?

4.19.
Nationale Nederlanden hoeft [procesdeelnemer II] niet te vrijwaren voor de medische kosten waarvan Menzis nu betaling van haar (en [procesdeelnemer III] ) verlangt. De belangrijkste reden daarvoor is dat de verzekerde som van € 1.250.000,00 die gold bij de aansprakelijkheidsverzekering zoals [procesdeelnemer II] die is aangegaan, is bereikt (en overschreden).

De rechtbank verwijst naar het overzicht dat Nationale Nederlanden als productie F bij haar conclusie van antwoord in vrijwaring van 9 september 2020 heeft gevoegd. Er is geen reden om daaraan te twijfelen. Zoals de rechtbank al eerder heeft genoemd spreekt het voor zich dat ernstig letsel als een dwarslaesie veel, hoge en blijvende kosten met zich brengt.

Dat Nationale Nederlanden met [D] (over de materiële schade) geen vaststellingsovereenkomst is aangegaan, is geen argument voor het vrijwaren van [procesdeelnemer II] . Tijdens de mondelinge behandeling is namens Nationale Nederlanden overigens toegelicht dat en waarom [D] geen vaststellingsovereenkomst wilde sluiten, wat [procesdeelnemer II] niet heeft betwist.

4.20.
Dat Nationale Nederlanden onrechtmatig heeft gehandeld en haar zorgplicht heeft geschonden ten opzichte van haar verzekerde [procesdeelnemer II] door geen informatie te verstrekken over de afwikkeling van de schade van [D] en om die reden [procesdeelnemer II] zou moeten vrijwaren, zoals [procesdeelnemer II] stelt, onderschrijft de rechtbank ook niet.

Nationale Nederlanden heeft gemotiveerd en onderbouwd toegelicht dat zij [procesdeelnemer II] en/of haar advocaat heeft geïnformeerd. De rechtbank verwijst kortheidshalve naar de brieven en e-mailberichten die Nationale Nederlanden aan (de (eerdere) advocaat van) [procesdeelnemer II] heeft gestuurd en die zij in deze procedure als productie H, I en Q heeft overgelegd en naar de twee berichten van Nationale Nederlanden aan [procesdeelnemer II] die [procesdeelnemer II] zelf als productie 4 en 6 die bij de dagvaarding (in vrijwaring) heeft gevoegd. Bij de mondelinge behandeling heeft Nationale Nederlanden hierop nog een toelichting gegeven, waar [procesdeelnemer II] niets of in ieder geval te weinig tegenin heeft gebracht.

verder in de hoofdzaak

buitengerechtelijke kosten

4.21.
Menzis vordert vergoeding van door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten (conform staffel). [procesdeelnemer II] betwist de verschuldigdheid hiervan.
De vordering is op dit punt niet toegelicht of onderbouwd. Daarom zal de rechtbank, gezien rapport Voorwerk II, dit deel van de vordering afwijzen.

wettelijke rente

4.22.
Menzis vordert vergoeding van wettelijke rente steeds met ingang van de data waarop de diverse betalingen door haar zijn gedaan. Volgens [procesdeelnemer II] kan de wettelijke rente niet eerder ingaan dan de dag waarop de vordering van Menzis in rechte vaststaat (datum vonnis), althans per datum dagvaarding (17 januari 2020).

4.23.
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat Menzis [procesdeelnemer II] (en [procesdeelnemer III] ) op 17 april 2015 aansprakelijk heeft gesteld. Over hoe het buitengerechtelijk incassotraject vervolgens is verlopen bevat het procesdossier geen informatie, althans niet voldoende informatie om voor verschuldigdheid van wettelijke rente bij te kunnen aansluiten. De rechtbank zal daarom de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding.

wat betekent dit voor de vordering van Menzis?

4.24.
Dat wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen betekent dat de gevorderde verklaring voor recht en de hoofdelijke veroordeling tot betaling van € 302.234,73 zal worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals onder 4.23 is overwogen.

wie betaalt de kosten?

4.25.
[procesdeelnemer II] heeft geen gelijk gekregen en moet daarom kosten van Menzis vergoeden. Het gaat om de kosten van de procedure in de hoofdzaak (2 punten x tarief VI € 2.491,00) en in het incident (1 punt x tarief II € 563,00):

- dagvaarding € 100,89

- griffierecht 4.131,00

- salaris advocaat 5.545,00

Totaal € 9.776,89

4.26.
In de proceskostenveroordeling ligt een veroordeling tot vergoeding van de nakosten volgens de gebruikelijke forfaitaire tarieven besloten.ECLI:NL:RBMNE:2021:3085