Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 301107 vordering rechtsbijstandverlener wordt beperkt door no cure no pay afspraak

Rb Arnhem 301107 vordering rechtsbijstandverlener wordt beperkt door no cure no pay afspraak met slachtoffer
3.3.  Het meest ver strekkende verweer van Smit houdt in dat X B.V., blijkens vermeldingen op haar internetpagina, op basis van no cure no pay werkt en alleen als de zaak tot een schade-uitkering leidt, een bedrag van 15% à 25% daarvan vraagt als vergoeding voor haar diensten. X B.V. heeft de letselschade en de gevolgschade tezamen begroot op € 8.500,-. Hiervan uitgaande kan de aanspraak van X B.V. jegens [de heer X] niet groter zijn dan het gefactureerde bedrag van € 2.564,35, zodat de gepretendeerde vordering van X voor het meerdere niet bestaat.

3.4.  Dit verweer, dat Smit ook tegen X kan opwerpen (zie hiervoor onder 3.2), treft doel. Uit de eigen stellingen van X B.V. volgt, dat zij geen eigen vorderingsrecht tegen Smit heeft, maar alleen een vorderingsrecht voor zover dat voortvloeit uit de cessie van de schadevordering door [de heer X] aan X B.V. Hiermee is de vraag naar de grootte van de overgedragen vordering aan de orde.

3.5.  X B.V. heeft niet weersproken dat zij blijkens haar eigen publicatie 15% à 25% van het geïncasseerde schadebedrag aan haar cliënten in rekening pleegt te brengen, dat zij dienovereenkomstig aan [de heer X] een bedrag van € 2.564,35 voor buitengerechtelijke kosten heeft gefactureerd, dat [de heer X] deze factuur heeft voldaan (onder verrekening van een - hier verder niet relevante - vordering uit overeenkomst ad € 500,-) en dat zij hem deswege finale kwijting heeft verleend. Hieruit volgt dat, voor zover X B.V. meer kosten heeft gemaakt dan dit bedrag, die kosten geen deel uitmaken van de door [de heer X] geleden schade, zodat het bedrag van de overgedragen vordering nihil is.

3.6.  Dit wordt niet anders doordat [de heer X] eerst geruime tijd nadat de cessieakte was opgemaakt, de factuur van X B.V. betaald heeft. Indien X B.V. bedoeld heeft te stellen dat de vordering op [de heer X] ten tijde van de cessie een groter bedrag beliep dan dat wat zij hem heeft gefactureerd, kan die stelling haar niet baten. Zulks zou immers betekenen dat [de heer X] haar meer verschuldigd is dan 15% à 25% van de schade-uitkering. Op welke grond dat het geval zou zijn heeft zij niet gesteld, terwijl in het dossier ook overigens niet blijkt van feiten of omstandigheden die daarop zouden kunnen wijzen.

3.7.  De vordering van X B.V. strandt reeds hierop; de overige weren behoeven geen bespreking.
LJN BB9231