Rb Oost-Brabant 270613 vordering BGK mr. X na overname zaak; zowel resultaatsafhankelijke vergoeding als vergoeding obv uurtarief niet redelijk
- Meer over dit onderwerp:
Rb Oost-Brabant 270613 vordering BGK mr. X na overname zaak; zowel resultaatsafhankelijke vergoeding als vergoeding obv uurtarief niet redelijk;
- BGK; gevorderd € 17.753,64 obv 92,5 x € 250,00 + € 2.975,00 success fee; toegewezen obv 80 x € 200,00 excl BTW en kosten
Vaststaande feiten
Op 21 januari 2008 is Y een arbeidsongeval overkomen. In verband daarmee heeft hij zich op 22 februari 2008 tot mr. X gewend met de opdracht hem bij te staan bij het verhaal van zijn als gevolg van het ongeval geleden schade.
Op 25 februari 2008 heeft Y een machtiging ondertekend, waarin onder meer de volgende regeling is opgenomen voor de vergoeding van de werkzaamheden van mr. X:
"5. Het aan opdrachtgever in rekening mogen brengen van een success fee* berekend over, de totale schade uitkering met een maximum volgens de navolgende staffel:
- 25% over de eerste vijfentwintigduizend euro;
- 20% over het meerdere tot vijftigduizend euro;
- 15% over het meerdere boven vijftigduizend euro.
*te vermeerderen met de door opdrachtneemster verschuldigde omzetbelasting
6. De door opdrachtneemster te maken (buitengerechtelijke) kosten vallen niet onder het bereik van de onder punt 5 genoemde success fee en worden derhalve daarmee niet verrekend of daarop in mindering gebracht."
Bij brief van 8 september 2009 heeft mr. X aan Y het volgende geschreven:
"Naar aanleiding van mijn bezoek aan u op 7 september jl. bevestig ik u voor de goede orde mijn voorstel om in het vervolg af te zien van de resultaatafhankelijke beloningsafspraak, hetgeen betekent dat alle nog te betalen schadevergoedingen volledig en rechtstreeks aan u zullen worden betaald en ik mijn kosten, zoals te doen gebruikelijk, rechtstreeks bij de aansprakelijke verzekeraar zal declareren, zonder dat u hierbij enig risico loopt".
Bij brief van 1 april 2008 heeft de verzekeringsmaatschappij van de werkgever van Y de aansprakelijkheid erkend. Het debat tussen partijen ging uitsluitend over de omvang van de door Y geleden schade.
Op 27 mei 2010 heeft Y de opdracht aan mr. X beëindigd en zich tot een advocaat gewend.
Aan success fee heeft mr. X een bedrag berekend van € 2975,00, welk bedrag zij heeft verrekend met aan Y door de verzekeringsmaatschappij van de werkgever uitgekeerde voorschotten.
Over de periode van 22 februari 2008 tot en met 27 mei 2010 heeft mr. X aan Y
een bedrag in rekening gebracht van: € 33.253,64
waarvan door de verzekeringsmaatschappij aan mr. X is voldaan: € 15.500,00
verschil: € 17.753,64.
Bij brief van 4 juni 201 0 heeft mr. X zijn einddeclaratie aan de verzekeraar van de werkgever van Y toegestuurd. Reeds bij brief van 10 juli 2009 had deze verzekeraar aan mr. X laten weten bezwaar te hebben tegen het door mr. X gehanteerde tarief en tegen het door haar opgevoerde aantal uren. Het bedrag van de einddeclaratie is door de verzekeraar niet aan mr. X betaald.
Door de opvolgende raadsman van Y is namens hem met de verzekeraar een regeling getroffen. Daarin zijn de openstaande rekeningen van mr. X niet betrokken.
Vordering en verweer
In conventie vordert mr. X de veroordeling van Y om aan hem het bedrag van € 17.753,64 te betalen vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
Y bestrijdt de vordering van mr. X en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
Hij stelt zich op het standpunt dat de success fee verrekend moet worden. Hij bestrijdt dat het door mr. X gehanteerde uurtarief van € 250,00 exclusief kosten en BTW redelijk is. Hij bestrijdt ook het aantal door mr. X berekende gewerkte uren. Y stelt dat het totaal door mr. Y gedeclareerde bedrag niet in verhouding staat tot de door zijn zorg geïncasseerde voorschotten van € 20.000,00, waarvan hij per saldo, na verrekening door mr. X, slechts € 15.000 heeft ontvangen. Hij acht het eindresultaat buitensporig.
In reconventie vordert Y een bedrag van € 14.500,00 van mr. X terug. Hij stelt dat mr. X dit bedrag teveel heeft gedeclareerd en ontvangen.
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft mr. X de tegenvordering van Y bestreden en haar standpunt toegelicht aan de hand van een door haar gemachtigde overgelegde notitie.
Op hetgeen partijen ter toelichting op hun vordering en verweer hebben gesteld zal de kantonrechter voor zoveel nodig onder de beoordeling ingaan.
Beoordeling
Conventie, algemeen
De kantonrechter stelt vast, dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten. Omdat mr. X deze overeenkomst in de uitoefening van haar beroep is aangegaan dient Y hem een vergoeding te betalen. Omdat de hoogte van deze vergoeding niet is overeengekomen moet deze vergoeding op de gebruikelijke wijze worden berekend. Bij gebreke daarvan, is een redelijk loon verschuldigd (artikel 7: 405 BW). Dat in dit geval, in de branche van mr. X, gebruikelijke tarieven gelden is onvoldoende komen vast te staan. De kantonrechter dient derhalve te beoordelen of de door mr. X berekende vergoeding redelijk is. Daarbij dient naar zijn oordeel rekening gehouden te worden, met de door mr. X bestede tijd en kosten maar ook met het uiteindelijk gerealiseerde resultaat. De vergoeding voor mr. X dient in een redelijke verhouding te staan tot de door Y ontvangen schadevergoeding.
Conventie, successfee
Uit de stukken blijkt, dat Y twee "machtigingen" heeft getekend, welke beide gedateerd zijn op 25 februari 2008. Tussen partijen staat wel vast, dat aanvankelijk is gesproken over een resultaatsafhankelijke vergoeding, naast door mr. X te maken (buiten)gerechtelijke kosten. Bij brief van 8 september 2009 heeft mr. X aan Y bevestigd, dat zij "in het vervolg" zou afzien van de resultaatsafhankelijke beloningsafspraak en haar kosten, "zoals te doen gebruikelijk" rechtstreeks bij de aansprakelijke verzekeraar zou declareren. Y zou hierbij geen risico lopen. Uit de bij de facturen overgelegde specificaties blijkt, dat mr. X haar werkzaamheden, vanaf de aanvangsdatum van de opdracht, 22 februari 2008, tot aan de beëindiging daarvan op 27 mei 2010 volledig heeft gedeclareerd tegen het tarief van € 250,00 per uur exclusief kosten en BTW. Daarnaast staat vast, dat zij aan success fee een bedrag van € 2975,00 heeft verrekend met de aan Y door de verzekeringsmaatschappij uitgekeerde voorschotten.
De kantonrechter acht deze gang van zaken onredelijk. In de eerste machtiging van 25 februari 2008 - waarover mr. X bij haar inleidende dagvaarding overigens met geen woord heeft gerept - is sprake van een success fee berekend over de "totale schade-uitkering", Dit lijkt erop te wijzen dat berekening van een dergelijke vergoeding over de voorschotten prematuur is. Wat daarvan zij, de kantonrechter acht het niet redelijk, dat over dezelfde periode zowel een resultaatsafhankelijke vergoeding wordt berekend als een vergoeding op basis van uurtarief en kosten. Het bedrag van € 17.753,64 zal dus worden verminderd met het bedrag van € 2975,00.
Conventie, uurtarief
Mr. X heeft gesteld, dat het door haar vanaf 2008 gehanteerde uurtarief € 250,00 exclusief 6% kantoorkosten, voorschotten en BTW redelijk is gelet op de l5-jarige ervaring van mr. X als advocaat en zijn met succes gevolgde specialistenopleiding. De kantonrechter stelt vast, dat mr. X thans geen advocaat meer is. Het feit, dat hij advocaat geweest is, is niet van belang voor de door hem thans gehanteerde tarieven. Wel mag rekening gehouden worden met zijn ervaring en opleiding. De achtergrond daarvan is, dat een rechtsbijstandverlener, die een specialistische opleiding heeft gevolgd en ervaring heeft minder uren aan een zaak hoeft te besteden. Voorts is van belang, dat in deze zaak niet is gebleken van ingewikkelde juridische vraagstukken. De aansprakelijkheid is door de assuradeur van de werkgever eigenlijk vrijwel direct erkend. Blijkens het overgelegde zaaksdossier is het debat tussen partijen vrijwel uitsluitend gegaan over de hoogte van de aan Y toekomende schadevergoeding. De kantonrechter acht aannemelijk, mede gezien het overgelegde zaaksdossier, dat Y zelf gedachten had over de hem toekomende schadevergoeding, waarvoor geen realistische onderbouwing aanwezig was. Anderzijds ontbreekt in het dossier een helder advies van mr. X over een verdedigbare omvang van de schadevergoeding. Het is kennelijk gebleven bij pogingen om tot een akkoord te komen. In haar briefvan 16 april 2010 schrijft mr. X, dat het op dat moment niet opportuun was een gespecificeerde schadestaat op te maken, omdat Y er de voorkeur aan gaf de zaak op korte termijn te regelen en omdat mr. X niet over alle voor een gedetailleerde schadeberekening benodigde gegevens beschikte. De pogingen om tot een regeling te komen zijn niet geslaagd, omdat de medisch adviseur van de verzekeraar van de werkgever van oordeel was dat er nog vele vraagtekens bestonden ten aanzien van de medische causaliteit. De verzekeraar schrijft in de brief van 25 mei 2010 aan mr. X dat hierin in beginsel toch echt helderheid moet worden geschapen alvorens enigszins gefundeerd tot een regeling kon worden overgegaan. In het licht van deze feiten en omstandigheden acht de kantonrechter een uurtarief van € 250,00 exclusief BTW en kosten niet redelijk. Hij zal uitgaan van een uurtarief van € 200,00 exclusief BTW en kosten.
Conventie, gedeclareerde uren
Mr. X heeft een totaal van 92,5 uur in rekening gebracht en daarvan eerst in deze procedure een specificatie overgelegd. Y acht dit aantal uren excessief. Hij wijst er met name op, dat mr. X regelmatig inkomende brieven van de wederpartij zonder begeleidend schrijven doorzond en daar telkens € 25,00 voor in rekening heeft gebracht.
Naar aanleiding van dit verweer heeft mr. X voorafgaand aan de comparitie van partijen een kopie van het zaaksdossier in het geding gebracht. Y heeft bij gelegenheid van de comparitie van partijen zijn bezwaren tegen het aantal door mr. X gedeclareerde uren niet verder toegelicht en onderbouwd. Na kennisneming van dit dossier is de kantonrechter van oordeel, dat enige correctie van het aantal gedeclareerde uren op zijn plaats is. Het dossier bevat een groot aantal brieven zonder inhoudelijke betekenis, waarbij bijvoorbeeld slechts stukken worden doorgeleid. De kantonrechter is van oordeel dat een aantal van 80 gewerkte uren een redelijke basis voor de door mr. X in rekening te brengen vergoeding vormt.
Conventie, redelijk eindresultaat
Y heeft betoogd, dat het totaalbedrag van de door mr. X in rekening gebrachte kosten niet in verhouding staat tot de voorschotten van € 20.000,00, die door de zorg van mr. X aan Y zijn uitgekeerd. Hij betrekt hierbij de zogenaamde PIV-staffel, waaruit zou volgen dat bij een gerealiseerde vergoeding van € 20.000,00 een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 5506,00 redelijk zou zijn, exclusief de kosten van bijvoorbeeld medisch adviseurs.
Bij de comparitie van partijen heeft mr. X gesteld, dat deze staffel niet van toepassing is omdat deze niet is over een gekomen.
Y heeft verder niet toegelicht op welke grond de door hem bedoelde staffel een relevant gegeven is voor de vaststelling van de redelijkheid van de mr. X toekomende vergoeding. Verder heeft mr. X er terecht op gewezen, dat het niet juist is uit te gaan van het voorschotbedrag van € 20.000,00. De inspanningen van mr. X zullen ook hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de slotuitkering. Naar het oordeel van de kantonrechter vormt het standpunt van Y omtrent de PIV- staffel geen reden voor verdere aanpassing van de declaraties van mr. X.
Conventie, conclusie
Het bedrag waannee de vordering van mr. X dient te worden gecorrigeerd ter zake van het uurtarief en het aantal uren bedraagt € 8987,48, berekend als volgt:
mr. X heeft gedeclareerd 92,5 uren à € 250,00 = € 23.125,00
zij had mogen declareren 80 uren à € 200,00 = € 16.000.00
verschil € 7.125,00
vermeerderd met 6% kosten € 427,50
subtotaal € 7.552,50
vermeerderd met 19% BTW € 1.434.98
totaal € 8.987,48
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, dat het door mr. X gevorderde bedrag van € 17.753,64
moet worden verminderd met de success fee van € 2.975,00
en met het resultaat van de correctie van uurtarief en aantal uren van € 8.987,48
zodat resteert € 5.791,16.
Tot dit bedrag is de vordering van mr. X in conventie toewijsbaar.
Reconventie
Uit hetgeen in conventie is overwogen en beslist volgt, dat de vordering in reconventie niet toewijs baar is. Deze vordering immers is gebaseerd op de stelling, dat mr. X reeds meer heeft ontvangen dan waarop zij aanspraak zou kunnen maken. Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat deze stelling niet juist is.
Conventie en reconventie, buitengerechtelijke kosten en proceskosten
Omdat partijen in conventie over en weer gelijk en ongelijk krijgen en omdat aan het debat in reconventie nauwelijks zelfstandige betekenis toekomt zal de kantonrechter de buitengerechtelijke kosten voor rekening van mr. X laten en de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie, compenseren.
Met dank aan mr. H.A. Zandijk, Zandijk Letselschade Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2013/rb-oost-brabant-270613