Rb Roermond 010708 declaratieperikelen in een no cure no pay praktijk
- Meer over dit onderwerp:
Rb Roermond 010708 declaratieperikelen in een no cure no pay praktijk
4.1. X stelt dat partijen op 21 mei 2004 een overeenkomst zijn aangegaan waarbij [R] aan X opdracht heeft verstrekt tot het in behandeling nemen van een letselschadezaak in verband met door [R] overkomen letselschade. X stelt dat de in de brief van 17 mei 2004 vermelde voorwaarden dat de verschotten niet zijn begrepen in de “no cure no pay” afspraak deel uitmaken van de tussen partijen gesloten overeenkomst. X bestrijdt de stelling van [R] dat zij de betreffende brief niet heeft ontvangen. Volgens X was het door [R] geretourneerde letselschadeformulier en de machtiging als bijlage gevoegd bij de betreffende brief van 17 mei 2004. Voorts benadrukt X dat uit de machtiging blijkt dat slechts het honorarium onder de “no cure no pay”afspraak valt. De kosten, die niet onder het begrip honorarium vallen, vallen volgens X niet onder de “no cure no pay”overeenkomst. Tenslotte betwist X uitdrukkelijk dat hij [R] niet zorgvuldig zou hebben ingelicht en dat hij als opdrachtnemer niet zou hebben gehandeld zoals een redelijk en bekwaam beroepsgenoot dit behoort te doen.
4.2. [R] stelt zich op het standpunt dat zij op basis van “no cure no pay”op 21 mei 2004 X heeft gemachtigd haar zaak te behandelen. [R] stelt dat X heeft toegezegd dat geen enkele vergoeding hoefde te worden betaald voor de werkzaamheden van X. Echter indien [R] een letselschade-uitkering zou ontvangen, zou hier een fiks tarief over berekend worden. Dit is volgens [R] ook zo vastgelegd in de machtiging. De zaak loopt niet voorspoedig en [R] hoort maandenlang niets van X, waarop [R] na verkregen toestemming van X haar zaak over laat nemen door de Pals Groep in Maastricht. [R] stelt de bewuste brief van 17 mei 2004 waarop X zich beroept, nooit te hebben ontvangen. [R] is van mening dat zij niets verschuldigd is aan X.
4.3. Partijen verschillen van mening over de inhoud van de tussen partijen gesloten overeenkomst, met name of de in de brief van 17 mei 2004 voorkomende voorwaarden deel uitmaken van de tussen partijen gesloten overeenkomst. [R] betwist uitdrukkelijk de betreffende brief te hebben ontvangen. X stelt dat [R], nu zij het letselschadeformulier en de machtiging heeft ontvangen, ook de bewuste brief van 17 mei 2004 moet hebben ontvangen. Deze brief was immers als begeleidend schrijven bij voornoemde stukken gevoegd.
4.4. De kantonrechter stelt vast dat de stelling van X weliswaar logisch voorkomt, doch dat hiervoor geen enkel bewijsstuk wordt bijgebracht. De stelling van [R] dat de betreffende enveloppe slechts het letselschade formulier en het machtigingsformulier inhield is daarmede voldoende aannemelijk. Dit klemt te meer nu in de betreffende machtiging met geen enkel woord wordt gerept over verschotten, noch wordt verwezen naar nadere voorwaarden in een bijgevoegde brief. Voorts neemt de kantonrechter bij deze beoordeling in zijn overweging mee dat het algemeen bekend is dat het honorarium van letselschadespecialisten, indien de aansprakelijkheid door de verzekering wordt erkend, volledig door de verzekering wordt vergoed. [R] mocht – zeker gelet op de hoogte van het bedongen honorarium bij verkrijging van een uitkering - er redelijkerwijs van uit gaan dat zij bij geen uitkering ook geen vergoeding aan X verschuldigd was.
4.5. X beroept zich vervolgens op vergoeding van de door hem gemaakte kosten op basis van 7:406 lid 1 BW. Ook hieraan zal de kantonrechter voorbij gaan. Uit de tekst van de machtiging mocht [R] redelijkerwijze begrijpen dat ook alle kosten in het loon van X waren begrepen. [R] heeft weliswaar voortijdig de opdracht ingetrokken doch stelt dat dit met instemming van X is geschied, hetgeen niet door X wordt weersproken. Nu [R] de overeenkomst met instemming van X voortijdig heeft beëindigd is er geen reden ten aanzien van de kostenvergoeding af te wijken van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
4.6. Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de vordering van X dient te worden afgewezen. X zal als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. LJN BD6154