Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 130824 frauduleuze claim; ook in hb wordt appellant veroordeeld tot betaling van ongevallenanalyse, onderzoekskosten en interne kosten

GHARL 130824 frauduleuze claim; ook in hb wordt appellant veroordeeld tot betaling van ongevallenanalyse, onderzoekskosten en interne kosten

In vervolg op:
RBMNE 150323 Frauduleuze claim; vergoeding kosten ongevallenanalyse, onderzoekskosten en interne kosten

2 De kern van de zaak en het proces

2.1

In de kern gaat het hier om de vraag of een derde ( [appellant] ) met een aanrijdingsverhaal opzettelijk heeft geprobeerd om een autoverzekeraar (Nationale-Nederlanden) te bewegen tot een uitkering aan de eigenaresse van een auto (van zijn zuster). Nationale-Nederlanden was all risks verzekeraar van die auto. Volgens Nationale-Nederlanden was het aanrijdingsverhaal frauduleus. Daarom heeft zij, voor zover in hoger beroep van belang, wegens onrechtmatig handelen van [appellant] vergoeding gevorderd van haar daarvoor gemaakte onderzoekskosten van in totaal € 3.499,73 met de wettelijke rente en proceskosten.

2.2

Na een conclusie van antwoord en mondelinge behandeling heeft de kantonrechter die vordering in het vonnis van 15 maart 2023 toegewezen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.

2.3

Daartegen richt [appellant] twee grieven. Die komen erop neer dat de aanrijding wel heeft plaatsgevonden zoals [appellant] heeft verteld. De bedoeling van [appellant] met zijn hoger beroep is dat de tegen hem toegewezen vordering zal worden afgewezen.

Daartegenover volhardt Nationale-Nederlanden in haar fraudeverwijt.

3 Het oordeel van het hof

het begin

3.1

Na een WhatsAppmelding door [appellant] van 30 juni 2020 heeft hij op 1 juli 2020 een aanrijdingsformulier gemaild aan Nationale-Nederlanden2. Volgens dat door hem ingevulde formulier en zijn latere verklaringen is hij op 30 juni 2020 als bestuurder van de BMW van zijn zuster op de rotonde van de C.H. Letschertweg in (De Meern) Utrecht aangereden door een Citroën die de rotonde opreed en hem geen voorrang verleende, met schade aan de BMW als gevolg.

de DEKRA-onderzoeken

3.2

Nationale-Nederlanden heeft onderzoek laten verrichten door DEKRA (Experts). DEKRA heeft op 19 augustus 2020 gerapporteerd over haar schadeonderzoek aan de BMW en de Citroën, op 7 oktober 2020 [appellant] geïnterviewd en op 20 april 2021 haar eindrapport uitgebracht.3

3.3

Op de vraag naar de snelheid van de BMW onmiddellijk vóór de botsing heeft [appellant] in het interview geantwoord4: “Ik reed heel rustig over de rotonde.” en verder: “Toen de aanrijding plaatsvond reed de BMW nog vooruit.”

3.4

Het schadeonderzoeksrapport van DEKRA vermeldt onder meer:

“Op (…) afbeelding genummerd met 2 zien we de voorbumper van de Citroën deels afgebeeld. Binnen de gele cirkel zien we dat er een krasbeschadiging zichtbaar is in verticale richting. Er zijn verschillende krassen aanwezig, welke allemaal verticaal zijn. Dit duidt erop dat de andere partij ten tijde van het contact stilgestaan heeft. (…)

Op (…) afbeelding genummerd met 3 zien we een gedeelte van de voorbumper en kentekenplaat aan de voorzijde van de Citroën afgebeeld. Binnen de groene cirkel zien we een vervorming van de kentekenplaat en voorbumperhoes. Ook dit schadebeeld duidt erop dat de andere partij ten tijde van de aanrijding stil gestaan heeft. (…)

Op (…) afbeelding genummerd met 4 zien we de voornoemde BMW afgebeeld aan de rechterzijde. Binnen de rode cirkels zien we dat daar het plaatwerk verder naar binnen is gedrukt door een contact met een tegenpartij. Het schadebeeld duidt op meerdere contacten. (…)

Op (…) afbeelding genummerd met 5 zien we de rechterzijde van de BMW deels afgebeeld. Binnen de gele cirkel zien we horizontale krasbeschadigingen. Het schadebeeld duidt er op dat deze beschadigingen ontstaan zijn vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de BMW. De stootrichting is dan ongeveer 12 uur geweest. Dit duidt erop dat de BMW ten tijde van het ontstaan van deze beschadigingen voorwaarts heeft bewogen, of dat een tegenpartij de BMW recht vanaf de voorzijde richting de achterzijde geraakt heeft.

3. ADVIES/CONCLUSIE

(…) Mogelijk dat de Citroën de BMW geraakt heeft. Echter het schadebeeld aan de BMW duidt op meerdere evenementen en de beschadigingen aan de BMW komen niet overeen met de opgegeven toedracht.”

het vonnis van de kantonrechter

3.5

De kantonrechter heeft in het vonnis onder meer overwogen:

“In de conclusie van antwoord is door [appellant] aangevoerd dat de deuken op verschillende plekken aan de zijkant van de BMW veroorzaakt zouden kunnen zijn doordat de bestuurder van de Citroën na de botsing nog eens het gaspedaal zou hebben ingedrukt en de BMW nog een keer zou hebben geraakt. Op de zitting heeft [appellant] dit mogelijke alternatieve scenario zelf ontkracht door te stellen dat er niet twee keer gas is gegeven door de bestuurder van de Citroën.”

tegenonderzoek door [naam1]

3.6

[appellant] heeft in hoger beroep een rapport van [naam1] , NIVRE register-expert (Ongevallenanalyse) van 22 augustus 2023 overgelegd.5 Daarin heeft [naam1] het DEKRA-rapport becommentarieerd en een eigen analyse uitgevoerd op basis van documenten, van foto’s van de beschadigde voertuigen en van een aantal figuren van dergelijke auto’s. Daarin heeft [naam1] naar aanleiding van afbeelding 2 onder meer geschreven:

“Ik deel de mening van de heer [naam2] (van DEKRA, hof) dat de krassporen die daarop zichtbaar zijn er op duiden dat het voertuig waar de Citroën tegen aan is gebotst (nagenoeg) stil heeft gestaan. De toevoeging ‘nagenoeg’ staat niet in het DEKRA rapport.”

Aan het slot van zijn analyse van de schadebeelden/botspositie heeft [naam1] geconcludeerd:

“Na vergelijking in hoogte, breedte en intensiteit tussen de beide schadebeelden kan er naar mijn inzicht vanuit worden gegaan dat alle rechter achter flank schade van de BMW ontstaan kan zijn tijdens het botscontact met de Citroën.”

Over de snelheid van de BMW heeft [naam1] vervolgens geschreven:

“Ik heb hieronder 2 foto’s geplaatst die genomen zijn van de rechter achter velg van de BMW. Daarop is duidelijke schade waarneembaar. (…)

De gele streep in de rechter foto hierboven laat zien dat de schade (nagenoeg) recht gezet is. Daaruit kan de conclusie getrokken worden dat het rechter achterwiel stilstond of nagenoeg stil heeft gestaan tijdens het botscontact. Bij een draaiend wiel zouden er namelijk meer golvende / gebogen beschadigingen op de velg zijn ontstaan.

Ook uit andere beschadigingen (zoals de krasschade op de Citroënbumper en het feit dat er geen of nauwelijks langskrassen op de flank van de BMW zijn te zien) blijkt dat de BMW op het botsmoment (nagenoeg) stil moet hebben gestaan. Uit de samenvatting van de verklaring van [appellant] blijkt niet met welke snelheid hij gereden heeft / dan wel dat hij stil heeft gestaan op het botsmoment.”

Het rapport bevat dan de volgende conclusies:

“1. Het front van de Citroën C3 is met een snelheid van ca. 35 á 45 km/u tegen de rechter achterflank van de op dat moment (nagenoeg) stilstaande BMW gebotst.

2. Alle zichtbare schade aan beide voertuigen kan naar mijn inzicht tijdens dat contact ontstaan zijn.”

het schadebeeld volgens DEKRA en [naam1]

3.7

Op grond van de hiervoor weergegeven rapporten van zowel DEKRA als [naam1] moet worden aangenomen dat de BMW op het moment van de botsing heeft stilgestaan. Het rapport van [naam1] verklaart immers wel vanuit de schadebeelden waarom de BMW op het botsmoment moet hebben stilgestaan, maar, hoewel dat van hem mocht worden verwacht, niet waarom de BMW op dat moment ook nagenoeg kan hebben stilgestaan. Dat had verklaard moeten worden omdat er, ook volgens [naam1] , bij een draaiend (rechter achter) wiel meer golvende / gebogen beschadigingen op de velg zouden zijn ontstaan, wat hier nu juist niet het geval is. Dit schadebeeld past dus niet bij het scenario van een nog bewegende BMW.

3.8

Daaraan doet niet af dat [appellant] nog heeft aangevoerd dat de krassporen op de Citroën niet verticaal zijn maar schuin, horizontaal, ondiep en onbeduidend. Hij heeft in hoger beroep namelijk niet bestreden dat het schadebeeld aan de Citroën, bestaande uit een vervorming van de kentekenplaat en voorbumperhoes, er ook op duidt dat de andere partij (de BMW) ten tijde van de aanrijding heeft stilgestaan.

Daarmee valt de verklaring van [appellant] dat hij op het moment van de botsing heel rustig reed en dat de BMW op het moment van de aanrijding nog vooruit reed, niet te rijmen. Daarnaast heeft [appellant] wisselend verklaard over het aanrijdgedrag van (de bestuurder van) de Citroën (die wel of niet een tweede keer gas zou hebben gegeven). De toedrachtverklaring van [appellant] over de aanrijding klopt dus gewoon niet. Dit levert al een eerste onderbouwing op van het standpunt van Nationale-Nederlanden dat er opzettelijk onjuist is verklaard over de aanrijding.

Er is meer aan de hand.

3.9

Nationale-Nederlanden heeft gewezen op meer omstandigheden die duiden op een frauduleuze verzekeringsclaim.

Op het door [appellant] ingevulde aanrijdingsformulier werd de invulruimte voor getuigen niet gebruikt. Maar [appellant] heeft in het interview verklaard dat zijn 17-jarige neefje [naam3] bij hem in de auto zat en getuige van de aanrijding was maar dat hij, [appellant] , zijn privégegevens niet weet.6 Dat klopt dus niet met het aanrijdingsformulier. Daarnaast komt het weinig geloofwaardig voor dat [appellant] de adresgegevens van die neef niet zou hebben kunnen achterhalen.

Het aanrijdingsformulier vermeldt als bestuurder van de Citroën: [naam4] . Het op het formulier vermelde e-mailadres en het vermelde adres van [naam4] blijken niet te bestaan. [appellant] heeft in het interview verklaard dat [naam4] hem bij de aanrijding zijn telefoonnummer heeft gegeven, maar dat hij, [appellant] , dat telefoonnummer niet meer heeft, hoewel [appellant] de dag na de aanrijding nog wel met [naam4] gebeld zou hebben.7 Het is onlogisch dat [appellant] een dergelijk belangrijk contactgegeven van de tegenpartij kennelijk eerst wel heeft gehad, maar vervolgens niet meer zou hebben. Onduidelijk is waarom [appellant] dit niet in zijn telefoon (of belgegevens) zou kunnen terugvinden. Hiervoor heeft [appellant] ook geen (logische) verklaring gegeven

Op de vraag van de interviewer naar een omschrijving van de schade heeft [appellant] verklaard dat dit allemaal op foto is vastgelegd en dat hij wel foto’s had gemaakt, maar dat die al waren gewist.8 Dit komt eveneens ongeloofwaardig over. Het ligt niet voor de hand om eerst zulke bewijsmiddelen te verzamelen en ze vervolgens te wissen zonder ze met de verzekeraar te delen. Hiervoor heeft [appellant] ook geen (logische) verklaring gegeven. .

conclusie

3.10

Op zichzelf beschouwd, zijn de in 3.9 genoemde omstandigheden wel afzonderlijk denkbaar. Maar in onderling verband en samenhang bezien, hebben zij in deze zaak tot concreet effect dat [appellant] zijn wisselende verklaringen over de toedracht van de aanrijding voor de verzekeraar min of meer oncontroleerbaar heeft gemaakt. In combinatie met [appellant] ’s wisselende verklaringen over de aanrijding zelf (zoals beschreven in 3.8) vestigt dit de overtuiging dat hij tegen Nationale-Nederlanden opzettelijk onjuist heeft verklaard over een aanrijding en de toedracht ervan. Dat is tegenover haar onrechtmatig en verplicht hem tot vergoeding van de daardoor aan haar veroorzaakte schade. De oorzaak en omvang van die schade heeft [appellant] in hoger beroep niet bestreden, zodat het hof daarvan moet uitgaan.

bewijsaanbod van [appellant]

3.11

[appellant] heeft in hoger beroep alleen getuigenbewijs aangeboden dat hij de BMW incidenteel gebruikte en dat die eigendom was van zijn zuster. Die kwesties zijn echter niet van belang of doorslaggevend voor het oordeel van het hof. Hij heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden moeten leiden. Daarom passeert het hof zijn bewijsaanbod.

de slotconclusie en de proceskosten

3.12

Het hoger beroep slaagt dus niet.

Omdat [appellant] in het ongelijk wordt gesteld, heeft de kantonrechter hem terecht in de proceskosten veroordeeld en zal het hof hem in de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening.ECLI:NL:GHARL:2024:5163

1Over de inhoud hiervan hebben partijen verderop in het hoger beroep volop gedebatteerd.

2productie 1 bij inleidende dagvaarding

3producties 2, 4 en 5 bij inleidende dagvaarding

4productie 2 bij inleidende dagvaarding, pagina 3

5per e-mail van 25 oktober 2023 namens [appellant] ingezonden voor de mondelinge behandeling

6productie 2 bij inleidende dagvaarding, pagina 3

7productie 2 bij inleidende dagvaarding, pagina 4

8productie 2 bij inleidende dagvaarding, pagina 5

9HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.