Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 150223  ingangsdatum terugvordering: het moment dat de verplichtingen ex 7:941 leden 1 en 2 BW niet zijn nagekomen met opzet te misleiden

RBOBR 150223 AOV, fraude tzv mogelijkheden tegelzetter; persoonlijk onderzoek niet onrechtmatig;
- ingangsdatum terugvordering
het moment dat de verplichtingen ex 7:941 leden 1 en 2 BW niet zijn nagekomen met opzet te misleiden
- ass. gebruikt gegevens uit letseldossier partner ter onderbouwing verdenking fraude; niet onrechtmatig t.o.v. verzekerde op AOV

1
Inleiding

1.1.
Deze zaak gaat in essentie om de vraag of [eiser] verzekeringsfraude heeft gepleegd. Volgens Klaverblad heeft [eiser] Klaverblad opzettelijk misleid door, terwijl zij hem wegens arbeidsongeschiktheid uitkeringen betaalde, niet door te geven dat hij weer arbeid kon verrichten en verrichtte. Daaraan koppelt Klaverblad diverse vorderingen, waaronder een vordering tot (terug)betaling van uitgekeerde bedragen. [eiser] stelt daar tegenover dat Klaverblad het onderzoek naar hem (waaronder een observatie), waarop zij haar visie baseert, niet had mogen verrichten. Hij betwist ook dat hij Klaverblad heeft misleid. [eiser] vordert dan ook, onder andere, dat Klaverblad wordt veroordeeld om de melding van [eiser] in diverse registers ongedaan te maken.

1.2.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] Klaverblad opzettelijk heeft misleid en dat Klaverblad het onderzoek heeft mogen verrichten. De rechtbank wijst dan ook de vorderingen van Klaverblad grotendeels toe en die van [eiser] af. Hieronder wordt toegelicht hoe zij tot haar oordeel is gekomen.

(... red. LSA LM)

3
De feiten

3.1.
[eiser] was tegelzetter van beroep. In dat kader heeft hij in 2007 een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Klaverblad.

3.2.
Op de verzekering zijn algemene voorwaarden van toepassing. Artikel 9 van de toepasselijke algemene voorwaarden, dat gaat over premierestitutie en -vrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, luidt:

1.
Zolang de verzekerde een uitkering van [Klaverblad] ontvangt […] wordt premierestitutie verleend […], evenredig aan het arbeidsongeschiktheidsper-centage [ ... ]

2.
In plaats van premierestitutie als genoemd in lid 1 kan [Klaverblad] ook vrijstelling van premiebetaling verlenen [ ... ]
.” (aanpassingen rechtbank)

3.3.
[eiser] heeft in 2015 een beroep gedan op zijn arbeidsongeschiktheids-verzekering in verband met rugklachten. Hij heeft Klaverblad gemeld dat hij in september 2015 werkzaamheden als ‘controleur oplevering woningen’ is gaan verrichten, welk werk als passend was aangemerkt. De werkzaamheden hielden in: het controleren van de afwerking van pas gebouwde woningen en het adviseren over de verbetering van de afwerking. Het verzekerde beroep in de arbeidsongeschiktheidsverzekering is ook naar ‘controleur oplevering woningen’ aangepast.

3.4.
[eiser] heeft zich op 20 maart 2017 (opnieuw) arbeidsongeschikt gemeld bij Klaverblad, ditmaal wegens voetletsel, dat volgens zijn opgave was veroorzaakt doordat een paard op zijn teen was gaan staan. Op 10 mei 2017 heeft [eiser] zich (wederom) arbeidsongeschikt gemeld bij Klaverblad, nu in verband met rugklachten. Volgens [eiser] kon hij niet meer werken.

3.5.
Klaverblad heeft op 5 april 2018 onderzoek laten doen naar de mate waarin [eiser] werkzaamheden kon verrichten. [eiser] is door een deskundige gehoord op 5 april 2018. Naar aanleiding van dit onderzoek is op 18 mei 2018 een rapport uitgebracht. Hierin staat:

“ 1.
GEGEVENS BIJ DE OPDRACHT

De heer [eiser] [ ... ] is een nu 39-jarige zelfstandig controleur oplevering woningen. [ ... ]

4.7
De gevolgen van de klachten voor het werk, opvang van de uitval

[ [eiser] ] geeft aan dat hij vanwege de rugklachten de werkzaamheden geheel heeft moeten staken. De werkzaamheden zijn volgens betrokkene te zwaar en te rugbelastend.

De werkzaamheden worden niet door derden opgevangen. [ [eiser] ] geeft aan dat hij sinds de uitval geen werkzaamheden meer heeft verricht. Hij heeft ook geen inkomen uit arbeid meer. [ ... ]

9
BEANTWOORDING VAN DE VRAAGSTELLING

1.
Kunt u [, arbeidsdeskundige,] aan de hand van de door de verzekeringsgeneeskundige vastgestelde belastbaarheid van de heer [eiser] de mate van arbeidsongeschiktheid vaststellen zowel voor het beroep van controleur oplevering woningen conform artikel 1 lid 1 Bijzondere voorwaarden Rubriek A als voor passende arbeid conform artikel 1 lid 1 sub a Bijzondere voorwaarden Rubriek B? Ingangsdatum Rubriek B is 20 maart 2018.

Antwoord [van de arbeidsdeskundige] :
De mate van arbeidsongeschiktheid voor het verzekerde beroep is 100%. De mate van arbeidsongeschiktheid voor passende arbeid, nog zonder rekening te houden met het verlies aan inkomen, is minder dan 25% […]” (tekst tussen haken van de rechtbank)

3.6.
Per brief van 30 mei 2018 heeft Klaverblad [eiser] als volgt geïnformeerd, naar aanleiding van het rapport van de arbeidsdeskundige:

[ ... ] Wij hebben beoordeeld dat u fysiek gezien onder andere de volgende functies zou kunnen doen.
• Wijk- of buurtbeheerder
• Conciërge
• Benzinepompbediende

Omdat het inkomensverlies groot is vinden wij het niet reëel deze functies als passend te zien. [ ... ]

De arbeidsdeskundige heeft laten weten dat er op dit moment binnen het eigen bedrijf geen reële aanpassingen mogelijk zijn. Daarom achten wij u ook voor rubriek B 100% arbeidsongeschikt.

Premiekorting

U betaalt premie voor rubriek A en premie voor rubriek B. Voor beide rubrieken bent u voor 100% arbeidsongeschikt. Na 1 jaar arbeidsongeschiktheid heeft u recht op (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling. Daarom krijgt u vanaf 20 maart 2018 een korting op de premie van 100%.[ ... Uitkering

Op 10 mei 2017 meldde u een toename van uw arbeidsongeschiktheid door uw rugklachten. Vanaf deze datum houden wij de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 100% aan. [ ... ]

De bruto-uitkering over de periode van 19 april 2017 tot 1 juni 2018 hebben wij als volgt (her)berekend. [volgt een berekening]” (tekst tussen haken van de rechtbank)

3.7.
Klaverblad heeft in verband met [eiser] (gestelde) arbeidsongeschiktheid uitkeringen gedaan en kosten vergoed alsof [eiser] 100% arbeidsongeschikt was vanaf 10 mei 2017. Klaverblad heeft ook voor de periode vóór 10 mei 2017 uitkeringen gedaan.

3.8.
Per e-mail van 18 oktober 2018 heeft [eiser] aan Klaverblad gemeld dat hij per 1 januari 2019 als conciërge in dienst zou treden. Nadat Klaverblad een loonstrook had opgevraagd, bleek dat [eiser] in dienst was getreden bij een onderneming (NVH Bouwadvies B.V.) die op naam stond van zijn echtgenote. Volgens [eiser] bestonden de werkzaamheden van conciërge enkel uit voorbereidende werkzaamheden voor de bouw, zoals het klaarzetten van materialen. Het uitvoerende werk zou worden gedaan door derden (ingehuurd personeel).

3.9.
In mei 2019 heeft de tussenpersoon van [eiser] met Klaverblad gebeld om te vragen naar de mogelijkheden van afkoop. Daarbij is aangegeven dat [eiser] thuis zou zitten “weg te kwijnen”.

3.10.
Per brief van 22 mei 2020 heeft Klaverblad [eiser] bericht dat hij opnieuw door een arbeidsdeskundige zal worden onderzocht. Ook heeft Klaverblad financiële stukken, waaronder belastingaangiftes, opgevraagd bij [eiser] .

3.11.
Op 26 augustus 2020 heeft een arbeidsdeskundige [eiser] bezocht. Het verslag van dit gesprek vermeldt het volgende:

“ 1.4.4
Prijs/verdienmodel

[ ... ] Betrokkene [, [eiser] ,] vertelde dat aan Klaverblad de gevraagde cijfers over zijn bedrijf zijn toegestuurd. Aan mij zijn door Klaverblad de aangiften IB gestuurd over de jaren 2017-2019 beschikbaar gesteld. Deze heb ik met betrokkene besproken;[ ... ].

1.5
Ervaren beperkingen

[ ... ] Betrokkene geeft aan dat de rugbeperkingen eerder zijn toegenomen dan afgenomen. Hij ervaart continue pijnklachten, een moe/zeurend gevoel in zijn benen en doortrekkende pijnklachten naar de bovenrug. Hij wordt vaak ’s nachts wakker van de pijn. Betrokkene geeft aan de hele dag steeds van houdingen te moeten wisselen. Hij rijdt alleen korte afstanden (tot maximaal 15 minuten) met de auto. Hij mijdt ongelijk terrein. Het woonhuis is vanaf twee kanten bereikbaar, via een verharde en onverharde weg. De onverharde weg vermijdt hij vanwege het trillen/ schokken.

[ ... ]

Dagindeling
- Betrokkene staat vroeg op, ook vanwege de pijnklachten bij het liggen. Hij is gemiddeld om de dag, drie dagen per week (was eerst dagelijks, maar minder werk) van 06.00 tot 08.30 uur op de loods […] aanwezig.

[volgt een beschrijving van bezigheden die geen werkzaamheden zijn]

1.7
De gevolgen van de beperkingen voor het werk, opvang van de uitval en de inbreng van betrokkene

Tot 1 januari 2019

In het arbeidsdeskundig rapport van 18 mei 2018 wordt hierover het volgende vermeld:

“Betrokkene geeft aan dat hij vanwege de rugklachten de werkzaamheden geheel heeft moeten staken. De werkzaamheden zijn volgens betrokkene te zwaar en te rugbelastend. De werkzaamheden worden niet door derden opgevangen. Betrokkene geeft aan dat hij sinds de uitval geen werkzaamheden meer heeft verricht. Hij heeft ook geen inkomen uit arbeid meer”.

In het gesprek van vandaag geeft betrokkene aan dat het bedrijf na zijn uitval een korte periode heeft stil gelegen en dat bovenstaande klopt met betrekking tot zijn inbreng. Hij is op geen enkele wijze meer actief geweest in zijn bedrijf. Tot het moment dat hij in januari 2019 in loondienst is gekomen bij het bedrijf van zijn vrouw [ ... ] heeft hij niet gewerkt.

Zijn bedrijf is echter voortgezet door zijn vrouw en zijn zwager (broer van zijn vrouw). Zijn vrouw heeft [ ... ] bij aannemersbedrijf [ ... ] (is familie van haar) gewerkt. Ze is boekhoudkundig opgeleid. Ze begon daar als administratieve kracht en is er vervolgens als bouwadviseur gaan werken. Zijn vrouw komt uit een bouwfamilie (ooms, broer). Zijn vrouw en zwager hebben zijn bedrijf na zijn uitval in maart 2017 voortgezet tot 1 januari 2019. Daarna is zijn vrouw haar eigen onderneming gestart. [ ... ]

De aangiften IB heb ik wel besproken. Betrokkene gaf aan hierover niet veel te weten, omdat hij zich nooit met de administratie/ financiën heeft bemoeit. Dat was altijd al iets wat zijn vrouw regelde. Betrokkene kon mij niet vertellen hoeveel de omzet in 2017 en 2018 was. In 2017 is er volgens de aangifte IB in zijn bedrijf een belastbare winst gemaakt van € 37.194,- en in 2018 een belastbare winst van € 95.599,-. Betrokkene gaf hierover aan dat deze resultaten vanaf zijn arbeidsongeschiktheid zijn gerealiseerd door zijn vrouw en zwager. Dat er toch zelfstandige aftrek is opgevoerd, is volgens betrokkene een fiscale aangelegenheid. Zijn vrouw (als vervanger van betrokkene) maakte wel de benodigde uren en daarom is de zelfstandige aftrek opgevoerd. Betrokkene kan de hoge winst (hoger dan in zijn gezonde jaren) niet verklaren. [ ... ]

Rol betrokkene

Vanaf 1 januari 2019 is betrokkene in loondienst van de BV van zijn vrouw. Hij doet conciërge achtige werkzaamheden. Dat deed hij eerst dagelijks vijf dagen per week van 06.00 tot 08.30 uur, maar door de verminderde vraag naar kleine verbouwingen/aanpassingen aan woningen is dat nog drie dagen per week 2,5 uur per dag. De inbreng van betrokkene is volledig in de loods.

Hij houdt zich bezig met het aanvullen van het magazijn, het klaarzetten van materialen voor zijn zwager, het geven van instructies aan de zwager en het bestellen van materialen (inkoop). Bij deze werkzaamheden kan hij het staan, lopen en zitten steeds afwisselen. Hij hoeft niet zwaar te tillen of te dragen. De spullen worden door hem klaargezet met een heftruck.

[ ... ]

Ten aanzien van re-integratie

Betrokkene geeft aan dat een inbreng van 2,5 uur per dag met licht conciërgewerk, zoals beschreven in hoofdstuk 4.7 van het rapport, voor hem het maximaal haalbare is. Hij ziet geen mogelijkheden om hierin uit te breiden” (tekst tussen haken van de rechtbank)

3.12.
Klaverblad is na het bezoek door de arbeidsdeskundige op 26 augustus 2020 een nader onderzoek – een feitenonderzoek – gestart naar [eiser] .

3.13.
Uit het feitenonderzoek kwam naar voren dat [eiser] in november 2017 een claim had ingediend bij de aansprakelijkheidsverzekeraar (Nationale-Nederlanden) van zijn eenmanszaak in verband met als onderaannemer verrichte tegelwerkzaamheden bij de heer [A] .

3.13.1.
In een nadien door Klaverblad opgevraagde e-mail van 27 november 2017 bericht de begeleider van het project bij de heer [A] over deze kwestie de hoofdaannemer als volgt:

Hierbij doe ik even de foto’s toekomen van het mozaïek tegelwerk in Almere

Vanmorgen ben ik ter plaatse geweest tezamen met [ ... ] en dhr. [A] en hebben het bekeken en besproken.

De klant is zeer teleurgesteld in het geleverde kwaliteit. (tegelzetter [eiser] ) Er is een aftekening van de mozaïek matjes, en op enkele plaatsen zie je een verloop in voegbreedte.

[ ... ] Er zijn mogelijkheden om dit te herstellen. Voorstel om herstel te proberen, we hebben nog mozaïek op het project liggen ( wand 30 matjes )

Volgens [B] heeft [eiser] [ [eiser] ] wel de kwaliteit om dit te doen, maar er is wellicht te weinig aandacht aan gegeven.” (tekst tussen haken van de rechtbank)

3.13.2.
In een andere nadien door Klaverblad opgevraagde ongedateerde e-mail bericht de begeleider over deze kwestie de hoofdaannemer als volgt:

Ik heb Dhr. [A] zojuist gesproken, hij gaat even in beraad wat hij wil in het voorstel om het tegelwerk waar aangegeven te herstellen.

Dit zou dan a.s. Woensdag morgen het eerste werk zijn ( Door [eiser] ), en rond de middag zou ik dan met Dhr. [A] het resultaat beoordelen.

Dhr. [A] is ook het vertrouwen in [eiser] kwijt, maar we in principe is het zo dat we het een kans moeten geven.

[ ... ] er is voor [de heer [A] ] twijfel of dit wel goed gaat komen. Dhr. [A] geeft duidelijk aan als dit niet lukt dat hij het uit handen gaat geven, hij wil nu de vriendelijke weg bewandelen. Maar daarna niet meer. [ ... ]

[eiser] heeft al navraag gedaan voor zijn aansprakelijkheid, dus die voelt ook al iets aan wat er kan gaan komen.” (tekst tussen haken van de rechtbank)

3.14.
Uit het feitenonderzoek kwam ook naar voren dat [eiser] van 27 januari 2017 tot 10 januari 2018 enig aandeelhouder was geweest van Quant B.V.

3.15.
Met het feitenonderzoek heeft Klaverblad ook inzage gehad in een eigen dossier met betrekking tot van [eiser] echtgenote.

3.16.
In verband met de resultaten uit het feitenonderzoek heeft Klaverblad besloten een zogenaamd ‘persoonlijk onderzoek’ te starten. Zij heeft een onderzoeksbureau (aangeduid als [naam onderzoeksbureau] ) [eiser] gedurende negen dagen laten observeren. [naam onderzoeksbureau] heeft daarop een rapport uitgebracht. In het rapport van [naam onderzoeksbureau] staat onder meer het volgende:

Maandag 5-10-'20 [ ... ]

05.00
aanvang observatie [ ... ]

06.15
vertrek van witte Ford Transit [ ... ]

07.20
Aankomst op een nieuwbouwproject [ ... ] te [plaats] . [ ... ] Een man die wordt herkend van foto's van sociale media stapt uit. Deze man wordt verzekerde genoemd. Verzekerde parkeert zijn bedrijfsbus [ ... ]. Hij stapt uit opent de achterdeuren van zijn bus en doet zijn werkschoenen aan. [ ... ] Daarna loopt hij zonder gereedschap verder de bouw op uit het zicht van de observanten. Hij draagt een grijze werkbroek met zwarte vlakken, en draagt een blauwe trui met witte letters aan de voorzijde. Hij draagt zwarte werkschoenen. [ ... ]

09.45
Verzekerde komt aangelopen vanaf de bouw en loopt naar zijn bus en stapt in. Het is de tijd van koffiepauze. Meerdere bouwvakkers gaan naar hun
 bus om te pauzeren. Anderen blijven op de bouw in de keet. [ ... ]

09.59
Verzekerde stapt uit en loopt terug de bouw op: [ ... ] Goed zichtbaar zijn de vuile werkhanden en kleding.

10.00
Verzekerde loopt de bouw op buiten het zicht van de observant. Als de observant direct daarna langs de bouw loopt [ ... ] ziet hij verzekerde met een grote zak stuuk of cement of anderszins op de rechterschouder een pand binnen lopen. [ ... ]

15.15
Verzekerde komt aan bij zijn bedrijfsbus en rijdt deze het bouwterrein op en zet deze bij de woning waar hij aan het werk is geweest. [ ... ] [Verzekerde] laadt vanuit de woning een aantal spullen in:

- Een trapje [ ... ]
- Een verlengsnoer [ ... ]
- Een machine om stenen te knippen zo lijkt het. [ ... ]
- Een handcirkelzaag en emmer [ ... ]

15.42
Vertrek van verzekerde in de witte Ford Transit [ ... ]

Woensdag 07-10-20 [ ... ]

06.15
Vertrek van een witte Ford Transit [ ... ]

07.29
Aankomst op een nieuwbouwproject [ ... ] te [plaats] . Verzekerde was hier maandag ook aan het werk. [ ... ] Hij parkeert de auto en pakt eerst spullen uit via de achterdeuren. [ ... ] Zichtbaar is een emmer een zogenaamde betonmixer [ ... ] Verzekerde heeft de 2 zwarte emmers met inhoud gepakt en loopt naar de woning.

07.50
Verzekerde heeft de bedrijfsbus verplaats [ ... ] Vervolgens loopt hij de bouw weer op en loopt naar de woning waar hij de spullen binnen heeft gebracht. [ ... ] Verzekerde loopt terug de bouw op. Bij de bouwkeet pakt hij vanaf de grond een zak met inhoud welke hij op zijn schouder legt en loopt vervolgens naar de woning waar hij net zijn gereedschappen en spullen heeft achtergelaten.

[ ... ]09.57 [ ... ] [Verzekerde] opent de achterdeur van de bedrijfsbus en pakt een witte helm welke hij opzet en loopt vervolgens terug richting de bouw [ ... ]

12.50
Verzekerde vertrekt in de witte Ford Transit vanaf het
 bouwterrein te [plaats] . [ ... ]

Donderdag 8-10-'20

06:45 Aanvang observatie in de directe omgeving van het bouwproject [ ... ] te [plaats] [ ... ]

07.40
De witte Ford Transit [ ... ] komt [ ... ] aangereden. [ ... ]

Verzekerde stapt uit en loopt de bouw op. [ ... ] Even later loopt hij op een steiger aan de buitenzijde van de woning en pakt daar een ladder die hij mee naar binnen neemt.[ ... ]

08.04
Verzekerde wordt waargenomen door een raam op de eerste verdieping waar hij aan het werk is. [ ... ] Verzekerde lijkt op een steiger binnen aan het stuken te zijn: zijn maat die later ook in de auto zit en mee naar huis rijdt geeft hem spullen aan. [ ... ]

12.40
Aankomst van verzekerde en zijn werkmaat bij de bedrijfsbus.

13.01
Verzekerde wordt gebeld door de verzekeraar en zit duidelijk zichtbaar aan de telefoon.[ ... ]

15.08 […]
Verzekerde haalt de bus en er worden enkele spullen achterin gelegd. [ ... ]

Maandag 26-10-20 [ ... ]

07.25
Verzekerde rijdt in de witte Ford Transit [ ... ]. Hij moet via het onverharde deel van de [ ... ]straat [ ... ] zijn gereden. Verzekerde parkeert zijn bedrijfsbus op het bouwterrein [ ... ] te [plaats] waar een grote bouw aan de gang is van een zorginstelling. [ ... ] Verzekerde draagt dezelfde kleding als bij de voorgaande waarnemingen. Hij draagt dus weer de grijs met zwarte broek en de blauwe trui met capuchon met opdruk in witte letters Athletics.

08.30 [ ... ]
Hierna loopt hij de bouw weer op en gaat de woningen binnen buiten het zicht van de observanten. [ ... ]

12.15
Verzekerde rijdt door richting zijn woning. [ ... ]

13.05
Verzekerde komt weer aan bij het bouwproject. Hij gaat vervolgens het bouwproject binnen.

14.30
Verzekerde wordt waargenomen op de 2e verdieping terwijl hij een binnenmuur aan het opbouwen is met vermoedelijk kalkzandsteenblokken.

[foto, wijziging rechtbank]

Verzekerde met een los blok in zijn handen die hij op de muur plaatst waarbij hij op een trapje staat.

14.46
Verzekerde is werkend zichtbaar op de 2e verdieping waar hij bezig is met het bouwen van binnenmuren door middel van kalkzandsteenblokken.

[foto, wijziging rechtbank]

Verzekerde met meerdere blokken in zijn handen die hij gaat zagen

[foto, wijziging rechtbank]

Hij staat gebukt de blokken op maat te zagen.

[foto, wijziging rechtbank]

Hierna loopt hij met de gezaagde blokken de werkruimte verder in.

[foto, wijziging rechtbank]

Hij pakt met zijn linkerarm vermoedelijk lijm uit een rode emmer.

[foto, wijziging rechtbank]

Verzekerde verricht op een kleine trap werkzaamheden aan de bovenkant van de binnenmuur.

15.00
Verzekerde smeert met zijn linkerhand lijm uit de rode emmer op een blok die hij met rechts vast heeft. [ ... ] Om 15.11 wordt verzekerde voor het laatst werkend gezien op de bovenverdieping.

15.25
De bedrijfsbus blijkt vertrokken te zijn. [ ... ]

30-10-20

09.55
Korte waarneming: De bedrijfsbus van verzekerde staat geparkeerd bij de bouwlocatie [ ... ] te [plaats] . Verzekerde wordt kort waargenomen in de buurt van de bouwkeet. [ ... ]

3.17. (
De schadebehandelaar van) Klaverblad heeft [eiser] op 8 oktober 2020 rond 13:00 uur gebeld. [eiser] was ten tijde van dit telefoongesprek op de bouwplaats in [plaats] . Tijdens dit telefoongesprek vertelde [eiser] dat de klachten onveranderd waren. (De schadebehandelaar van) Klaverblad heeft gevraagd: “U werkt nog steeds 7,5 uur [per week, toevoeging rechtbank] als conciërge in de loods van het bedrijf van uw vrouw?” waarop [eiser] heeft geantwoord “Ja”. (De schadebehandelaar van) Klaverblad heeft ook gevraagd of de 7,5 uur al meer was geworden, waarop [eiser] heeft aangegeven dat dit niet het geval was.

3.18.
Op 13 november 2020 hebben Klaverblad en [eiser] elkaar gesproken. Daarbij waren [naam onderzoeksbureau] en, als onofficiële tussenpersoon van [eiser] , (de heer) [C] aanwezig. Doel van dit gesprek was voor Klaverblad om [eiser] te confronteren met haar bevindingen. Aan het begin van het gesprek heeft Klaverblad gevraagd naar de huidige werksituatie. [eiser] heeft daarbij aangegeven dat zijn werkzaamheden sinds enkele weken waren uitgebreid van drie uur per dag naar vier tot vijf uur per dag. Klaverblad heeft gevraagd of de werkzaamheden nog steeds bestonden uit het lopen door woningen en het geven van advies en dat geen sprake was van werkzaamheden in de bouw. Daarop heeft [eiser] geantwoord dat dit juist was. Vervolgens heeft Klaverblad [eiser] geconfronteerd met haar onderzoeksbevindingen. Over het werken op een bouwplaats tijdens het voeren van het telefoongesprek met Klaverblad d.d. 8 oktober 2020 stelde [eiser] dat dit een "incident" betrof. [eiser] heeft niet gereageerd op een opmerking van [naam onderzoeksbureau] dat [eiser] kennelijk kon autorijden over oneffen terrein. [eiser] gaf aan een juridisch adviseur te willen raadplegen. Klaverblad heeft [C] gevraagd of [eiser] hem wijzigingen van werkzaamheden had doorgegeven, waarop [C] heeft aangegeven dat [eiser] hem had verteld dat zijn werkzaamheden opgevoerd zouden worden, maar dat daarbij niet is gesproken over een wijziging van de aard van de werkzaamheden.

3.19.
Per brief van 19 november 2020 heeft Klaverblad [eiser] bericht dat zij een beroep deed op (onder andere) artikel 7:941 lid 5 BW, dat zij [eiser] recht op uitkering als vervallen beschouwde en dat Klaverblad aanspraak maakte op (terug)betaling van door haar verrichte uitkeringen.

3.20.
In de brief van 19 november 2020 heeft Klaverblad [eiser] ook bericht dat persoonsgegevens van [eiser] worden opgenomen in het Incidentenregister van Klaverblad (hierna: de interne registratie). Ook heeft Klaverblad bericht dat zij heeft doorgegeven aan het Verbond van Verzekeraars dat [eiser] persoonsgegevens zijn opgenomen in haar incidentenregister en dat zij [eiser] gegevens heeft laten opnemen in het Extern Verwijzingsregister van de stichting CIS (hierna: de externe registraties).

4
Het geschil

in conventie

4.1.
[eiser] vordert, zakelijk weergegeven:
1. te verklaren voor recht dat Klaverblad de arbeidsongeschiktheids- verzekeringsovereenkomst met [eiser] zonder grond heeft opgezegd,
2. Klaverblad te veroordelen tot nakoming van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
3. Klaverblad te veroordelen tot het betalen van alle uitkeringen die zij vanaf de beëindiging van de verzekeringsovereenkomst normaliter aan [eiser] had dienen te voldoen en die te blijven voldoen, althans een in goede justitie te bepalen geldbedrag, te vermeerderen met wettelijke rente,
4. Klaverblad te veroordelen tot het ongedaan (laten) maken van de interne registratie, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
5. Klaverblad te veroordelen tot het ongedaan (laten) maken van de externe registraties, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
6. te verklaren voor recht dat Klaverblad onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld (1) door een persoonlijk onderzoek (inclusief observatie) in te stellen en/of (2) door daarbij informatie van een derde verzekeringsmaatschappij (ASR) – zonder toestemming - te betrekken en gebruiken,
7. Klaverblad (ingeval van toewijzing van het hiervoor onder 1. dan wel 6. gevorderde) te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente, en
8. Klaverblad te veroordelen in de kosten van dit geding, alsmede in de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

4.2.
Volgens Klaverblad moeten de vorderingen worden afgewezen.

4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

4.4.
Klaverblad vordert na wijziging van eis, zakelijk weergegeven:
1. voor recht te verklaren dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke misleiding van Klaverblad en dat hij gehouden is de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden,
2. [eiser] te veroordelen tot betaling aan Klaverblad van een bedrag van € 168.973,22, te vermeerderen met wettelijke rente,
3. [eiser] te veroordelen tot betaling aan Klaverblad van een bedrag van € 16.535,78 inzake de onderzoekskosten, te vermeerderen met wettelijke rente,
4. [eiser] te veroordelen tot betaling aan Klaverblad van een bedrag van € 10.353,71 inzake de premievrijstelling, te vermeerderen met wettelijke rente,
5. [eiser] te veroordelen in de kosten van het geding in reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, en in de nakosten.

4.5.
Volgens [eiser] moeten de vorderingen worden afgewezen.

4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5
De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
De geschillen in conventie en in reconventie houden zodanig verband met elkaar dat zij gezamenlijk worden behandeld.

5.2.
Klaverblad heeft een persoonlijk onderzoek – een observatie – verricht en zij heeft naar aanleiding van de bevindingen uit het persoonlijk onderzoek besloten de overeenkomst met [eiser] op te zeggen, uitgekeerde bedragen terug te vorderen en [eiser] op te nemen in bepaalde registers.

5.3.
Hieronder beantwoordt de rechtbank de vragen of Klaverblad het persoonlijk onderzoek – de observatie – had mogen inzetten, of [eiser] Klaverblad opzettelijk heeft misleid en, zo ja, of Klaverblad recht heeft op (terug)betaling van bedragen en of [eiser] mocht worden opgenomen in registers.

Tot slot beantwoordt de rechtbank de vraag of Klaverblad onrechtmatig heeft gehandeld door informatie van een derde verzekeringsmaatschappij (ASR) zonder toestemming te betrekken en te gebruiken. Omdat het antwoord op deze vraag niet relevant is voor eerder genoemde vragen (zoals hierna wordt toegelicht) en het niet de kern van de zaak betreft, wordt deze vraag als laatste behandeld.

Heeft Klaverblad onrechtmatig gehandeld door een persoonlijk onderzoek naar [eiser] te starten?

5.4.
[eiser] vordert te verklaren voor recht dat Klaverblad onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door een persoonlijk onderzoek (inclusief observatie) te starten. In feite gaat het [eiser] erom dat hij vindt dat het resultaat van de observaties niet tegen hem gebruikt mag worden.

5.5.
[eiser] legt hieraan ten grondslag dat de informatie die Klaverblad had op het moment dat zij opdracht gaf voor het persoonlijke onderzoek onvoldoende was om een vergaande maatregel als een persoonlijk onderzoek, inclusief een observatie, te rechtvaardigen. Klaverblad zou aldus gehandeld hebben in strijd met de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek van 21 december 2011 (hierna: de Gedragscode), terwijl ook uit de jurisprudentie van de Hoge Raad1 blijkt dat een persoonlijk onderzoek pas mag plaatsvinden als overduidelijk is dat het vragen van medewerking van de verzekerde zelf geen zin heeft. Het bevragen van [eiser] had in casu echter nog wel zin, aldus [eiser] .

Klaverblad heeft ter rechtvaardiging van het persoonlijk onderzoek onder meer de mededeling van de echtgenote van [eiser] in een letselschadezaak gebruikt dat zij het ‘opleiden en trainen paarden’ als enig beroep had. Deze mededeling had Klaverblad in haar oordeel niet mogen betrekken, omdat zij die informatie onrechtmatig had verkregen, omdat zij die informatie van een andere verzekeraar (ASR) zonder toestemming van [eiser] had betrokken en heeft gebruikt. Bovendien zegt de mededeling van de echtgenote van [eiser] dat zij het ‘opleiden en trainen paarden’ als enig beroep had niets over de werkzaamheden die [eiser] zelf uitvoerde.

Klaverblad heeft ter rechtvaardiging van het persoonlijk onderzoek ook een claim uit 2017 op de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [eiser] gebruikt, maar de werkzaamheden waar het om ging heeft hij niet zelf verricht, maar zijn echtgenote / zwager. Aldus nog steeds [eiser] .

5.6.
Klaverblad voert hiertegen aan dat zij voldoende redenen had om een persoonlijk onderzoek te starten. Uit een (feiten)onderzoek was namelijk gebleken dat:
- [eiser] in november 2017 een claim bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverze-keraar NN had ingediend in verband met in 2017 verrichte tegelwerkzaamheden, terwijl hij toen volgens zijn eigen opgave dergelijke werkzaamheden niet kon verrichten;
- [eiser] enig aandeelhouder was geworden van een vennootschap;
- [eiser] de zelfstandigenaftrek voor zijn eenmanszaak heeft toegepast, hetgeen alleen mag als tenminste 1225 uur is gewerkt;
- de eenmanszaak van [eiser] aanzienlijke winst heeft gemaakt in jaren dat [eiser] volgens zijn opgave arbeidsongeschikt was.

5.7.
Ook voert Klaverblad aan dat uit het feitenonderzoek was gebleken dat [eiser] volgens zijn opgave per 1 januari 2019 in dienst was getreden als conciërge bij de onderneming van zijn echtgenote, terwijl zijn echtgenote in een letselschadezaak niets over deze onderneming heeft verklaard en heeft aangegeven dat zij zich alleen bezig hield met het trainen van jonge paarden.

5.8.
De rechtbank overweegt als volgt.

5.9.
De rechtbank stelt voorop dat het instellen van een persoonlijk onderzoek door een verzekeraar een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene kan vormen. Zodanige inbreuk is in beginsel onrechtmatig. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of zo’n rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan alleen worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval door tegen elkaar af te wegen: enerzijds de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend.

5.10.
Met de Gedragscode is beoogd invulling te geven aan deze belangenafweging. De voor deze zaak relevante bepalingen luiden als volgt:

Artikel 1 Persoonlijk onderzoek

1.1.
Een persoonlijk onderzoek kan worden ingesteld nadat: [ ... ]

Gerede twijfel is ontstaan over de juistheid of volledigheid van de resultaten van het feitenonderzoek, zodanig dat bij de verzekeraar een redelijk vermoeden van verzekeringsfraude of andere vormen van oneigenlijk gebruik van verzekeringsproducten of diensten is ontstaan. […]

Artikel 2 Belangenafweging betrokkene en verzekeraar (Proportionaliteit)

2.1.
De verzekeraar maakt bij het instellen van een persoonlijk onderzoek steeds een zorgvuldige afweging tussen de belangen van de verzekeraar bij het uitvoeren van het onderzoek en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene.

2.2.
Bij deze belangenafweging moeten alle relevante aspecten betrokken worden, zoals het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene, het financiële belang, het belang bij waarheidsvinding, het belang bij snelle en zorgvuldige besluitvorming of de mate van inbreuk op integriteit of veiligheid.

Artikel 3 Belangenafweging onderzoeksmiddel (Subsidiariteit)

3.1.
De verzekeraar beoordeelt of persoonlijk onderzoek het enige hem ten dienste staande middel is dan wel of er andere mogelijkheden van onderzoek zijn die tot minder inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene leiden maar wel hetzelfde resultaat kunnen opleveren.

3.2.
De verzekeraar maakt daarbij de afweging of het doel van het persoonlijk onderzoek (en de daarbij te hanteren bijzondere onderzoeksmethoden en -middelen) in redelijkheid niet op een andere, voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden bereikt.

Artikel 7 Onderzoeksmethoden

7.1.
Bij het persoonlijk onderzoek kan worden gebruikgemaakt van de verschillende onderzoeksmethoden zoals:

[ ... ]

c. observeren van betrokkene.”

5.11.
Mede in het licht van deze maatstaf is de rechtbank van oordeel dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat Klaverblad onrechtmatig heeft gehandeld door in oktober 2020 een persoonlijk onderzoek, inclusief observatie, te starten naar [eiser] .

5.12.
Dat de in r.o. 5.6 opgesomde feiten uit het (feiten)onderzoek waren gebleken en dat zij juist zijn is door [eiser] niet bestreden.

5.13.
Deze feiten waren inconsistent en gaven aldus aanleiding tot gerede twijfel. Enerzijds zou [eiser] immers, volgens zijn eigen verklaring, sinds zijn uitval in mei 2017 tot 1 januari 2019 niet hebben gewerkt vanwege rugklachten en zou hij vanaf 1 januari 2019 (slechts) hebben gewerkt als conciërge in een loods. Anderzijds waren er diverse feiten die erop duidden dat hij wel c.q. anderszins had gewerkt in de periode mei 2017 – 1 januari 2019. Zo was het Klaverblad uit een feitenonderzoek gebleken dat [eiser] in november 2017 een claim bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar NN had ingediend in verband met in 2017, tijdens zijn (gestelde) arbeidsongeschiktheid, verrichte werkzaamheden. Verder bleek uit de aangifte IB dat [eiser] over 2018 een zelfstandigenaftrek had toegepast en bleek uit zijn aangifte IB dat hij in 2018 € 98.599,- winst uit onderneming had gemaakt, terwijl hij dat desgevraagd jegens de deskundige niet had kunnen verklaren. Op basis van deze inconsistenties kon gerede twijfel ontstaan over de juistheid van de eerdere verklaring van [eiser] dat hij sinds zijn uitval in mei 2017 geen werkzaamheden meer had verricht.

5.14.
[eiser] voert hiertegen aan dat hij de in 2017 verrichte werkzaamheden (waarvoor een beroep is gedaan op de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar NN) en de in 2018 verrichte werkzaamheden (waarvoor de winst uit onderneming is opgegeven en een beroep is gedaan op de zelfstandigenaftrek) niet zelf heeft verricht, maar dat die zijn verricht door zijn zwager en/of zijn echtgenote. Dit hoefde echter niets af te doen aan de bij Klaverblad gerezen gerede twijfel; daargelaten of Klaverblad deze “verweren” kon kennen, was dit immers inconsistent met [eiser] eerdere door de arbeidsdeskundige gerapporteerde verklaring dat zijn werkzaamheden niet door derden waren opgevangen. In het rapport van 18 mei 2018 is immers opgenomen (zie r.o. 3.5.):

 4.7
De gevolgen van de klachten voor het werk, opvang van de uitval

[ ... ] De werkzaamheden worden niet door derden opgevangen.”

[eiser] heeft niet bestreden dat hij deze – in het rapport van 18 mei 2018 opgenomen – verklaring heeft gedaan.

5.15.
[eiser] heeft weliswaar aangevoerd dat hij in augustus 2020 heeft verklaard dat zijn werkzaamheden (wel) waren overgenomen, maar een te volgen toelichting waarom hij in 2018 anders heeft verklaard dan in augustus 2020 heeft [eiser] niet gegeven. [eiser] heeft betoogd dat hij zijn echtgenote en zwager niet als “derden” zag, maar los van de vraag of dit het geval was, doet dit niets af aan de redelijkheid van de twijfel die Klaverblad ervoer.

5.16.
Wat betreft [eiser] stelling dat het bevragen van hem in casu nog zin had, is de rechtbank van oordeel dat Klaverblad op basis van voorgaande feiten [eiser] niet langer als een betrouwbare bron van informatie hoefde aan te merken, terwijl al duidelijk was dat [eiser] de winst over 2018 niet kon verklaren. Klaverblad had dan ook reden om tot een andere onderzoeksmethode over te gaan. Dat er een andere alternatief dan observatie voor de hand lag, is niet gesteld, noch gebleken.

5.17.
De rechtbank is op grond van het voorgaande (de gerede twijfel en het feit dat er geen goed alternatief is gebleken) dan ook van oordeel dat het belang van Klaverblad om de observatie te laten plaatsvinden, zoals zij heeft gedaan, zwaarder weegt dan het belang van [eiser] dat geen inbreuk wordt gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer, mede in aanmerking genomen dat die inbreuk slechts bestond uit observatie buitenshuis.

5.18.
Klaverblad heeft ook een beroep gedaan op de mededeling van de echtgenote van [eiser] in een letselschadezaak waarin zij aangeeft dat zij het ‘opleiden en trainen paarden’ als beroep had. Hiertegen heeft [eiser] aangevoerd dat gebruik hiervan onrechtmatig is, omdat het gaat om een letselschadedossier van de echtgenote dat betrokken is bij een derde verzekeringsmaatschappij, ASR. Voor zover [eiser] heeft bedoeld te zeggen dat hetgeen uit het letselschadedossier van de echtgenote is gebleken door Klaverblad niet mocht worden meegenomen in haar beoordeling, geldt dat hetgeen hierboven is weergegeven reeds voldoende reden is om een persoonlijk onderzoek in te stellen. De vraag of de mededeling van de echtgenote in het letselschadedossier gebruikt had mogen worden hoeft daarom niet te worden beantwoord.

5.19.
De vordering te verklaren voor recht dat Klaverblad onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door een persoonlijk onderzoek (inclusief observatie) in te stellen, wordt dan ook afgewezen.

Heeft [eiser] Klaverblad opzettelijk misleid in de zin van artikel 7:941 lid 5 BW?

5.20.
Een groot gedeelte van de vorderingen van [eiser] en van Klaverblad gaat in feite over de vraag of [eiser] Klaverblad (wel of niet) opzettelijk heeft misleid.

5.21.
Zo vordert Klaverblad te verklaren voor recht dat [eiser] haar opzettelijk heeft misleid en om [eiser] te veroordelen tot betaling van, kortweg, schadevergoeding. Klaverblad legt hieraan het volgende ten grondslag. Op grond van artikel 7:941 lid 2 BW is een tot uitkering gerechtigde gehouden de verzekeraar alle informatie te verschaffen die voor de verzekeraar van belang is om zijn uitkeringsplicht te beoordelen. [eiser] heeft Klaverblad opzettelijk misleid (en daarmee genoemde informatieplicht geschonden) door, onder andere, niet door te geven dat hij in 2017, tijdens zijn (gestelde) arbeidsongeschiktheid, werkzaamheden als tegelzetter heeft verricht. Ook heeft [eiser] Klaverblad opzettelijk misleid door niet door te geven dat hij zijn werkzaamheden had uitgebreid, omdat uit observatie is gebleken dat hij op diverse dagen in oktober 2020 op de bouwplaats fysieke inspanningen leverde / als blokkenlijmer werkte, aldus Klaverblad. Verder heeft [eiser] tijdens het gesprek op 13 november 2020 slechts aangegeven dat hij meer was gaan werken (4 tot 5 uur in plaats van 3 uur per dag), maar heeft hij op de vraag of zijn werkzaamheden nog steeds niet bestonden uit werkzaamheden in de bouw bevestigd dat dit juist was.

5.22.
[eiser] heeft hiertegen het volgende aangevoerd. Hij betwist dat hij in 2017, tijdens zijn (gestelde) arbeidsongeschiktheid, heeft gewerkt als tegelzetter. Hij was slechts het aanspreekpunt bij het project bij de familie [A] . De werkzaamheden zijn verricht door zijn zwager. Ook betwist hij dat hij in oktober 2020 als blokkenlijmer heeft gewerkt. De werkzaamheden die hij verrichtte waren allerlei hand- en spandiensten. Hij betwist dat hij gezien is met een zak cement op zijn schouders. Verder betwist [eiser] dat hij Klaverblad onjuist / onvolledig heeft geïnformeerd. [eiser] heeft meerdere malen informatie verstrekt die van belang kon zijn voor Klaverblad en/of die van invloed kan zijn op de eventuele uitkeringen. [eiser] verwijst ter onderbouwing daarvan naar diverse door hem verstuurde berichten. Verder is de stelling onjuist dat hij niet heeft doorgegeven dat hij zijn werkzaamheden had uitgebreid. [eiser] heeft namelijk aan zijn tussenpersoon – [C] – tot tweemaal toe (op 16 en 23 september 2020) laten weten dat zijn werkzaamheden waren gewijzigd. Dat deze informatie Klaverblad niet heeft bereikt betekent niet dat [eiser] zijn mededelingsplicht heeft geschonden. [eiser] heeft bovendien op 13 november 2020, uit zichzelf, Klaverblad medegedeeld dat zijn werkzaamheden door omstandigheden tijdelijk waren gewijzigd, voordat Klaverblad hem confronteerde met haar bevindingen.

5.23.
De rechtbank overweegt als volgt.

5.24.
Het staat vast dat [eiser] in 2017, tijdens zijn (gestelde) arbeidsongeschiktheid, als tegelzetter heeft gewerkt. Dat blijkt uit de claim die is gedaan bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [eiser] . [eiser] heeft betwist dat hij in 2017 als tegelzetter heeft gewerkt, maar [eiser] betwisting is onvoldoende onderbouwd.

5.25.
[eiser] stelt namelijk (als betwisting van de stelling dat hij in 2017 werkzaamheden als tegelzetter heeft verricht) dat de werkzaamheden niet door hem zijn verricht, maar door zijn zwager.

5.26.
Uit door Klaverblad overgelegde e-mails blijkt echter wat anders. In de e-mails van de projectleider, die in het dossier zitten van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar (hierboven geciteerd onder r.o. 3.13), wordt meerdere malen gerefereerd aan [eiser] – niet aan iemand anders – als degene die de werkzaamheden heeft verricht, degene die het gestelde gebrek aan het tegelwerk moet oplossen en degene die een beroep heeft gedaan op zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Dat blijkt uit de volgende passages:

De klant is zeer teleurgesteld in het geleverde kwaliteit. (tegelzetter [eiser] )

Volgens [B] heeft [eiser] [ [eiser] , toevoeging rechtbank] wel de kwaliteit om dit te doen, maar er is wellicht te weinig aandacht aan gegeven.

Dit zou dan a.s. Woensdag morgen het eerste werk zijn ( Door [eiser] ), en rond de middag zou ik dan met Dhr. [A] het resultaat beoordelen.”

Dhr. [A] is ook het vertrouwen in [eiser] [ [eiser] , toevoeging rechtbank] kwijt, maar we in principe is het zo dat we het een kans moeten geven.”

“ [eiser] [ [eiser] , toevoeging rechtbank] heeft al navraag gedaan voor zijn aansprakelijkheid, dus die voelt ook al iets aan wat er kan gaan komen.

5.27.
[eiser] heeft toegelicht dat hij tijdens het project slechts het aanspreekpunt was, maar dat blijkt niet uit de e-mails. Dat er een andere tegelzetter dan [eiser] bij het project bij de familie [A] betrokken was, blijkt geenszins uit de e-mails.

5.28.
Daar komt nog bij dat [eiser] niet uit zichzelf heeft gemeld dat zijn werkzaamheden door zijn zwager waren overgenomen, maar heeft hij dat gedaan nadat hij door Klaverblad was geconfronteerd met bewijzen van een claim bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar NN.

5.29.
Voorts was een beroep gedaan op de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [eiser] / van zijn eenmanszaak, niet op die van de zwager. Ook dit is niet consistent met [eiser] stelling dat de zwager de werkzaamheden die tot aansprakelijkheid leidden had verricht.

5.30.
Bovendien blijkt uit niets dat [eiser] verklaring (dat zijn zwager zijn werkzaamheden had overgenomen) waar is.

5.31.
Het staat verder vast dat [eiser] in oktober 2020 werkzaamheden heeft verricht op een bouwplaats en dat deze werkzaamheden ook het tillen van zakken materiaal omvatten en dat deze werkzaamheden langer werden verricht dan 2,5 uur per dag. Uit het rapport van [naam onderzoeksbureau] (hierboven geciteerd onder r.o. 3.16) blijkt immers dat [eiser] in oktober 2020 tenminste gedurende vijf dagen op een bouwplaats is geweest, dat hij daar op vier dagen respectievelijk 8 uur, 5 uur, 7,5 uur en 6,5 uur per dag is geweest en dat hij daar ook zakken met materiaal en kalkzandsteenblokken droeg. [eiser] betwist dat hij zakken cement heeft gedragen, maar dat hij zakken materiaal en klaksteenblokken heeft gedragen heeft hij niet betwist en wat hij wel heeft gedragen heeft [eiser] niet toegelicht. Dat hij zakken materiaal heeft gedragen blijkt bovendien uit foto’s uit het rapport van [naam onderzoeksbureau] .

5.32.
Naar het oordeel van de rechtbank had [eiser] moeten melden dat hij in 2017 als tegelzetter en in oktober 2020 op een bouwplaats had gewerkt, zoals voorgeschreven door artikel 7:941 lid 2 BW, omdat dit van belang was voor het beoordelen van de uitkeringsplicht. Wat er precies in de gedragen zakken zat en andere details had [eiser] in de melding kunnen uitleggen, maar het geheel achterwege laten van enige melding is hoe dan ook in strijd met zijn meldingsplicht.

5.33.
Dat [eiser] tijdens het overleg op 13 november 2020, uit zichzelf, Klaverblad heeft medegedeeld dat zijn werkzaamheden door omstandigheden tijdelijk waren gewijzigd (zoals door [eiser] gesteld) betekent niet dat hij heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht. Tijdens het overleg van 13 november 2020 heeft [eiser] immers gemeld dat zijn werkzaamheden tijdelijk waren gewijzigd, maar verdere details heeft hij niet gegeven. Op de vraag of hij op de bouw had gewerkt heeft hij geantwoord dat hij dat niet had gedaan. Dit laatste was alleen al onjuist. Verder zag de mededeling van [eiser] volgens de niet betwiste uitleg van Klaverblad op het aantal uren dat hij werkte. Dat is echter iets anders dan dat [eiser] een mededeling heeft gedaan over de verandering van de aard van zijn werkzaamheden (terwijl ook de aard van de werkzaamheden was gewijzigd en dit gezien zijn (gestelde) arbeidsongeschiktheid van groot belang was). Gezien het grote verschil tussen het beeld dat [eiser] bij Klaverblad had geschetst (dat hij rugklachten had zodat hij slechts conciërgeachtige werkzaamheden kon verrichten met een maximum van 2,5 uur per dag) en hetgeen hij had gedaan (werkzaamheden op een bouwplaats, inclusief het tillen van zakken materiaal en kalksteenblokken) kon [eiser] niet volstaan met de algemene mededeling dat zijn werkzaamheden tijdelijk waren gewijzigd, om te voldoen aan zijn inlichtingenplicht.

Dat [eiser] zijn tussenpersoon – [C] – had laten weten dat zijn werkzaamheden waren gewijzigd en zijn tussenpersoon de informatie niet heeft doorgegeven bevrijdt [eiser] ook niet van zijn inlichtingenplicht. Behalve dat [C] heeft betwist dat [eiser] hem heeft doorgegeven dat de aard van zijn werkzaamheden was gewijzigd, komt het eventuele feit dat zijn tussenpersoon informatie niet heeft doorgegeven voor risico van [eiser] .

5.34.
[eiser] heeft dus meerdere malen Klaverblad niet geïnformeerd over zijn werkzaamheden, terwijl dit wel relevant was voor de beoordeling van de uitkering, en hij heeft over de werkzaamheden die hij kon verrichten ook onwaarheden verteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiser] Klaverblad opzettelijk heeft misleid in de zin van artikel 7:941 lid 5 BW. Voor zover [eiser] heeft bedoeld te betogen dat hij dit niet opzettelijk heeft gedaan, gaat de rechtbank daar niet in mee. In het licht van zijn diagnose (dat hij geen fysiek zware werkzaamheden kon verrichten en dat hij slechts 2,5 uur per dag kon werken) moet het [eiser] duidelijk zijn geweest dat hij dit moest melden als hij werkzaamheden als tegelzetter zou verrichten, hij meer dan 2,5 uur per dag zou werken en hij zakken met materiaal en kalksteenblokken zou dragen. Dat [eiser] wist dat dit soort gegevens gemeld moesten worden is door hem niet bestreden.

5.35.
[eiser] voert aan dat hij Klaverblad meerdere malen informatie heeft verschaft die voor Klaverblad van belang kon zijn. Dat doet niets af aan het gebleken feit dat hij niet alle relevante informatie heeft verschaft en onderstreept dat hij wel wist dat informatie verschaft moest worden.

5.36.
Aangezien [eiser] Klaverblad opzettelijk heeft misleid, had Klaverblad een grond de overeenkomst met [eiser] op te zeggen. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht dat Klaverblad de arbeidsongeschiktheidsverzekeringsovereenkomst met [eiser] zonder grond heeft opgezegd (weergegeven in r.o. 4.1 sub 1), wordt dan ook afgewezen. Op grond van artikel 7:941 lid 5 BW vervalt het recht op uitkering indien er sprake is van opzettelijke misleiding. De door [eiser] gevorderde veroordelingen die zien op het doen van uitkeringen (weergegeven in r.o. 4.1 sub 2 en 3) worden dus ook afgewezen.

Is Klaverblad gehouden de interne registratie en de externe registraties over [eiser] ongedaan te maken?

5.37.
[eiser] vordert Klaverblad te veroordelen de interne registratie en de externe registraties ongedaan te maken, omdat de registraties volgens hem onrechtmatig zijn.

5.38.
De rechtbank overweegt als volgt.

5.39.
De rechtbank stelt voorop dat opname in verwijzingsregisters voor [eiser] verstrekkende consequenties kan hebben, in het bijzonder de externe registers. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat hoge eisen dienen te worden gesteld aan de grond(en) van Klaverblad voor opname van [eiser] in de registers. Tegelijkertijd bestaat er een groot belang om fraudeurs ook in externe registers te registreren, onder andere zodat andere partijen ook geen schade van hen ondervinden en, preventief, om te laten zien dat fraude niet loont.

5.40.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Klaverblad niet onrechtmatig gehandeld door [eiser] op te nemen in voornoemde registers. Daarbij neemt zij in aanmerking dat, zoals hierboven is geconstateerd, de misleiding opzettelijk was. Verder was de misleiding niet incidenteel: er was immers in ieder geval sprake van misleiding in 2017 toen [eiser] tijdens zijn (gestelde) arbeidsongeschiktheid tegelzetwerkzaamheden verrichtte en meerdere dagen in oktober 2020 toen hij veel zwaardere en langere werkzaamheden verrichtte dan volgens zijn opgave als conciërge. [eiser] heeft naar het oordeel van de rechtbank ook volhard in zijn misleiding, tot en met de onderhavige procedure en geen enkel berouw getoond, ook niet tijdens / na het confrontatiegesprek van 13 november 2020 en na ontvangst van de bewijzen (waaronder het observatieverslag). Verder is de omvang van de schade / het terug te betalen bedrag, zoals hierna wordt overwogen, groot. Op basis van al deze omstandigheden mocht Klaverblad overgaan tot het opnemen van [eiser] in voornoemde registers.

5.41.
De vordering interne en externe registraties over [eiser] ongedaan te maken wordt derhalve afgewezen.

De schade / het terug te betalen bedrag

5.42.
Klaverblad vordert [eiser] te veroordelen tot betaling van € 168.973,22 in hoofdsom, € 16.535,78 inzake de onderzoekskosten en € 10.353,71 inzake de premievrijstelling.

5.43.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen onderdelen van deze vorderingen, omdat een deel van € 168.973,22 in hoofdsom en € 10.353,71 inzake de premievrijstelling pas zijn gevorderd bij akte uitlaten tevens vermeerdering van eis van Klaverblad en dit in strijd is met de goede procesorde.

5.44.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze vorderingen worden behandeld. Uit artikel 130 Rv volgt dat een eisvermeerdering mogelijk is zolang geen eindvonnis is gewezen. Bovendien heeft [eiser] op de eisvermeerdering inhoudelijk kunnen regeren (en heeft hij gereageerd) via zijn antwoord-akte uitlaten.

5.45.
De rechtbank overweegt wat betreft de schadeposten verder als volgt, waarbij de posten afzonderlijk worden behandeld.

De hoofdsom van € 168.973,22

5.46.
Met haar vordering tot betaling van € 168.973,22 vordert Klaverblad (terug)betaling van alle uitkeringen die zij heeft verricht en ‘overige (medische) kosten’ die zij heeft vergoed vanaf maart 2017 tot aan het moment van stopzetten van de uitkeringen, in november 2020. Zij heeft aangeknoopt bij maart 2017, blijkens haar toelichting, omdat dat de ingangsdatum was van de nieuwe claim van [eiser] wegens arbeidsongeschiktheid.

5.47.
Naar het oordeel van de rechtbank is Klaverblad met het aanknopen bij de ingangsdatum van de nieuwe claim van [eiser] wegens arbeidsongeschiktheid (in maart 2017) uitgegaan van een verkeerd uitgangspunt. De sanctie van het verval van uitkering in de zin van artikel 7:941 lid 5 BW gaat niet in op het moment dat een claim is/was ingediend. De sanctie van het verval van uitkering in de zin van artikel 7:941 lid 5 BW gaat, blijkens de bewoordingen van artikel 7:941 lid 5 BW, in vanaf het moment dat de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde (in casu: [eiser] ) een van zijn verplichtingen weergegeven in artikel 7:941 leden 1 en 2 BW niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar (Klaverblad) te misleiden.

5.48.
Klaverblad heeft niet gesteld vanaf wanneer [eiser] een van zijn verplichtingen weergegeven in artikel 7:941 leden 1 en 2 BW niet is nagekomen met het opzet haar (Klaverblad) te misleiden, noch heeft zij haar standpunt wat dit betreft onderbouwd. Klaverblad zal daarom in de gelegenheid worden gesteld alsnog toe te lichten vanaf wanneer [eiser] een van zijn verplichtingen weergegeven in artikel 7:941 leden 1 en 2 BW niet is nagekomen met het opzet haar (Klaverblad) te misleiden, en haar standpunt wat dit betreft te onderbouwen.

5.49.
Verder heeft Klaverblad de schade begroot op basis van alle uitkeringen die zij heeft verricht en ‘overige (medische) kosten’ die zij heeft vergoed, vanaf maart 2017 tot en met november 2020. Mogelijk is deze begroting alleen al onjuist omdat zij gebaseerd is op een verkeerd uitgangspunt (namelijk dat maart 2017 als ingangsdatum moet worden aangehouden). Klaverblad zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld haar schade opnieuw te begroten aan de hand van het moment dat [eiser] een van zijn verplichtingen weergegeven in artikel 7:941 leden 1 en 2 BW niet is nagekomen met het opzet Klaverblad te misleiden.

5.50.
[eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld op voornoemde toelichting/onderbouwing/begroting van Klaverblad te reageren.

De premievrijstelling € 10.353,71

5.51.
Klaverblad vordert [eiser] te veroordelen tot betaling van € 10.353,71 in verband met het (achteraf) vervallen van een premievrijstelling.

5.52.
Volgens Klaverblad is [eiser] namelijk in de periode van 20 maart 2018 tot 19 november 2020 vrijgesteld geweest van maandelijkse verzekeringspremies (van € 323,88 per maand), omdat hij toen uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid ontving. Uit artikel 9 algemene voorwaarden (hierboven geciteerd onder r.o. 3.2) volgt dat de premievrijstelling is gekoppeld aan de ontvangst van een uitkering. Omdat [eiser] echter (achteraf gezien) geen uitkeringen over de periode 20 maart 2018 tot 19 november 2020 had moeten ontvangen, heeft hij ook geen recht gehad op de premievrijstelling en is hij alsnog gehouden de premies te betalen, aldus Klaverblad.

5.53.
[eiser] voert hiertegen aan dat, ook als wordt geconcludeerd dat [eiser] geen recht had op uitkeringen over de periode van 20 maart 2018 tot 19 november 2020, hij niet gehouden is de premies over die periode alsnog te betalen. Artikel 7:941 lid 5 BW bepaalt namelijk niet dat het recht op premievrijstelling vervalt, alleen dat het recht op uitkering vervalt.

5.54.
De rechtbank overweegt als volgt.

5.55.
Het staat vast dat [eiser] in de periode van 20 maart 2018 tot 19 november 2020 verzekerd is geweest. In beginsel was hij dan ook gehouden om voor die periode premie te betalen. [eiser] heeft een vrijstelling genoten, omdat hij een uitkering ontving. [eiser] ontving een uitkering, omdat Klaverblad in de veronderstelling verkeerde dat [eiser] arbeidsongeschikt was. Als achteraf blijkt dat [eiser] geen recht had op uitkering, had hij ook geen recht op premievrijstelling. Uit artikel 9 algemene voorwaarden volgt namelijk dat de vrijstelling is gekoppeld aan het ontvangen van een uitkering.

Dat artikel 7:941 lid 5 BW niet bepaalt dat het recht op premievrijstelling vervalt, betekent niet dat [eiser] niet gehouden kan zijn de premies alsnog te betalen.

5.56.
Verder is de vordering van Klaverblad tot betaling van € 10.353,71 gebaseerd op de veronderstelling dat [eiser] (achteraf gezien) geen uitkering over de periode 20 maart 2018 tot 19 november 2020 had mogen ontvangen. Dat [eiser] (achteraf gezien) geen uitkering over de periode 20 maart 2018 tot 19 november 2020 had mogen ontvangen staat echter niet vast, omdat, zoals hiervoor is overwogen, het niet vaststaat vanaf wanneer [eiser] een van zijn verplichtingen weergegeven in artikel 7:941 leden 1 en 2 BW niet is nagekomen met het opzet Klaverblad te misleiden.

5.57.
Klaverblad zal, samen met haar toelichting vanaf wanneer [eiser] een van zijn verplichtingen weergegeven in artikel 7:941 leden 1 en 2 BW niet is nagekomen met het opzet Klaverblad te misleiden, in de gelegenheid worden gesteld haar vordering in verband met het vervallen van de premievrijstelling (nogmaals) te begroten.

5.58.
[eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld op voornoemde begroting van Klaverblad te reageren.

De onderzoekskosten van € 16.535,78

5.59.
Klaverblad vordert [eiser] te veroordelen tot vergoeding van € 16.535,78 aan onderzoekskosten. Deze kosten zijn toewijsbaar op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW. Ook de interne kosten (ad € 532,-) zijn toewijsbaar. De wettelijke rente erover vanaf de dag van de dagvaarding, 22 maart 2020, zal worden toegewezen zoals gevorderd.

Heeft Klaverblad onrechtmatig gehandeld door informatie van een derde verzekeringsmaatschappij ASR zonder toestemming te betrekken en te gebruiken?

5.60.
[eiser] vordert (petitum onder 6, sub (2)) te verklaren voor recht dat Klaverblad onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door informatie van een derde verzekeringsmaatschappij ASR zonder toestemming te betrekken en gebruiken.

5.61.
Voor zover [eiser] daadwerkelijk “informatie van een derde verzekeringsmaatschappij ASR” heeft bedoeld, wordt de vordering afgewezen. Klaverblad betwist namelijk dat zij informatie van ASR heeft betrokken en gebruikt en dat Klaverblad informatie van ASR heeft betrokken en gebruikt blijkt nergens uit.

5.62.
Uit [eiser] toelichting kan worden afgeleid dat hij heeft bedoeld te zeggen dat Klaverblad onrechtmatig heeft gehandeld door informatie uit het letselschadedossier van zijn echtgenote zonder toestemming te betrekken en te gebruiken. Dat is informatie die, volgens Klaverblad, Klaverblad in haar eigen systemen had, omdat de echtgenote ook een polis had bij Klaverblad.

5.63.
[eiser] spreekt verder over “zonder toestemming”, maar [eiser] heeft niet aangegeven om wiens ontbreken van toestemming het gaat. Naar de rechtbank begrijpt gaat het om het ontbreken van toestemming van de echtgenote.

5.64.
Als [eiser] (inderdaad) heeft bedoeld te zeggen dat Klaverblad onrechtmatig heeft gehandeld door informatie uit het letselschadedossier van de echtgenote van [eiser] zonder toestemming van de echtgenote te betrekken en te gebruiken, geldt het volgende.

5.65.
De rechtbank stelt voorop dat als onrechtmatige daad kwalificeert (1) een inbreuk op een recht, (2) een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of (3) een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond (artikel 6:162 lid 2 BW). Het is aan [eiser] , als degene die zich erop beroept, voldoende feiten en omstandigheden waaruit volgt dat sprake is van een onrechtmatige daad.

5.66.
In het licht van deze maatstaf overweegt de rechtbank als volgt.

5.67.
Uit de vaststaande feiten volgt niet dat er sprake is van (1) een inbreuk op een recht, (2) een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of (3) een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.

5.68.
[eiser] wijst erop dat Klaverblad zonder toestemming van zijn echtgenote informatie uit diens letselschadedossier (bij Klaverblad) heeft betrokken. [eiser] heeft niet toegelicht waarom dit onrechtmatig is, maar uit de woorden “zonder toestemming” leidt de rechtbank af dat bedoeld is dat inbreuk is gemaakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de echtgenote (het geval hiervoor genoemd onder 1). Echter: dat er (mogelijk) inbreuk is gemaakt op een recht van de echtgenote, betekent nog niet dat er inbreuk is gemaakt op een recht van [eiser] , noch dat er overigens onrechtmatig is gehandeld jegens [eiser] .

5.69.
[eiser] wijst er verder op dat Klaverblad in de zaak van [eiser] informatie uit een ander dossier (namelijk van [eiser] echtgenote) heeft betrokken en gebruikt. Dat dit (1) een inbreuk op een recht (van [eiser] ) is of dat dit (2) in strijd is met een wettelijke plicht (jegens [eiser] ), is niet gesteld en niet gebleken.

Voor zover [eiser] heeft bedoeld te zeggen dat dit (3) in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, geldt het volgende.

5.70.
Klaverblad heeft aangevoerd dat zij de informatie heeft betrokken en gebruikt, omdat zij redenen had om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van [eiser] . Dat Klaverblad redenen had om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van [eiser] volgt uit de vaststaande feiten en is overigens niet betwist.

5.70.1.
Klaverblad had redenen om te twijfelen aan de juistheid van [eiser] verklaringen, omdat Klaverblad tegenstrijdige verklaringen had afgegeven over zijn en zijn echtgenotes werkzaamheden. Op 5 april 2018 had [eiser] namelijk verklaard dat zijn werkzaamheden (sinds zijn arbeidsongeschiktheid in 2017) niet door derden waren opgevangen. Op 26 augustus 2020 had [eiser] echter anders verklaard, namelijk dat zijn werkzaamheden in 2017 en 2018 (dus ook vóór de verklaring van 5 april 2018) waren overgenomen door zijn echtgenote en zijn zwager. Dat [eiser] deze (tegenstrijdige) verklaringen heeft gedaan, is niet betwist, zodat dit vaststaat.

5.70.2.
[eiser] had (vóór deze procedure) geen te volgen toelichting gegeven waarom hij in 2018 anders heeft verklaard dan in augustus 2020. [eiser] heeft inmiddels in deze procedure betoogd dat hij zijn echtgenote en zwager niet als “derden” zag, maar los van de vraag of dit het geval was, doet dit niets af aan de redelijkheid van de twijfel die Klaverblad ervoer.

5.70.3.
Klaverblad had verder reden om te twijfelen aan de juistheid van [eiser] verklaringen, omdat [eiser] niet zelfstandig had gewezen op het feit dat zijn echtgenote en zwager werkzaamheden hadden verricht in 2017 en 2018 (en dat zijn verklaring van 5 april 2018 onjuist was). [eiser] heeft pas gesteld dat zijn echtgenote en zwager werkzaamheden hadden verricht in 2017 en 2018, toen hij door Klaverblad met een document – een IB aangifte van diens eenmanszaak – werd geconfronteerd dat suggereerde dat zijn eerdere verklaring onjuist was. Dat de IB aangifte suggereerde dat [eiser] werkzaamheden had verricht, omdat daaruit bleek dat hij over 2018 een zelfstandigenaftrek had toegepast, is niet betwist.

5.71.
Klaverblad heeft er ook op gewezen dat zij om andere redenen het dossier opmerkelijk vond: (1) [eiser] had zes claims ingediend, terwijl het dossier pas zeven jaar liep, (2) [eiser] had al drie keer een verzoek tot afkoop gedaan, terwijl Klaverblad een dergelijk verzoek nooit ontvangt van haar verzekerden en er geen duidelijke reden was om de polis af te kopen, (3) de winst die [eiser] eenmanszaak had gerealiseerd was in 2017 en 2018 (toen [eiser] arbeidsongeschikt was) hoger dan in de periode dat [eiser] in zijn eenmanszaak aan het werk was. Deze feiten zijn ook niet betwist door [eiser] , noch dat deze feiten het dossier van [eiser] opmerkelijk maakten.

5.72.
Verder was het financiële belang van Klaverblad in de zaak van [eiser] groot (omdat [eiser] volledig arbeidsongeschikt was beoordeeld en nog (relatief) jong was).

5.73.
Gezien de twijfel over de verklaringen van [eiser] , het overigens opmerkelijke dossier van [eiser] en het grote financiële belang van Klaverblad had Klaverblad er een redelijk belang bij om de juistheid van [eiser] verklaringen te controleren. In dat licht kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat Klaverblad jegens [eiser] heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt door informatie uit het bij haar aanwezige dossier van de echtgenote (van [eiser] ) te betrekken en te gebruiken.

5.74.
Omdat uit de vaststaande feiten niet volgt dat er sprake is van (1) een inbreuk op een recht, (2) een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of (3) een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een onrechtmatige daad. De vordering wordt daarom afgewezen.ECLI:NL:RBOBR:2023:600

1Hoge Raad 21 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9609, NJ 2003/589.