Rb Assen 141211 plexus brachialis letsel; Geen begin van bewijs op de grond dat letsel ontstaat direct na behandeling. Geen omkeringsregel
- Meer over dit onderwerp:
Rb Assen 141211 plexus brachialis letsel; Geen begin van bewijs op de grond dat letsel ontstaat direct na behandeling. Geen omkeringsregel
2. De feiten
2.1. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de navolgende feiten die tussen partijen als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist, vaststaan.
2.2. [eiseres] heeft op 6 september 2005 een gecombineerde buikoperatie ondergaan in het Diaconessenhuis te Meppel, een onderdeel van de Stichting Zorgcombinatie Noorderboog. Eerst onderging [eiseres] een abdominale uterusextirpatie (baarmoederverwijdering) en vervolgens is een full-abdominoplastiek (buikwandcorrectie) en een navelbreukcorrectie uitgevoerd.
2.3. Sinds de operatie ervaart [eiseres] gevoelloosheid, krachtverlies en verlies aan controle over haar rechterarm. [eiseres] wijt dat aan rekletsel aan de plexus brachialis, een knooppunt van zenuwvezels nodig voor het gevoel in en de motorische aansturing van de arm, ontstaan tijdens haar behandeling in het ziekenhuis.
2.4. [eiseres] houdt het ziekenhuis aansprakelijk voor de schade die zij lijdt als gevolg van de beperkingen in het gebruik van haar rechterarm die volgens haar het gevolg zijn van een behandelfout. Het ziekenhuis wijst iedere aansprakelijkheid af.
3. Het geschil
3.1. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten vordert [eiseres], verkort weergegeven, dat de rechtbank voor recht verklaart dat het ziekenhuis aansprakelijk is voor haar nader bij staat vast te stellen schade en dat de rechtbank het ziekenhuis veroordeelt tot betaling van een voorschot op een schadevergoeding, een en ander met veroordeling van het ziekenhuis in de kosten van deze procedure. Daartoe stelt [eiseres], samengevat weergegeven, dat de meest waarschijnlijke oorzaak van haar letsel een onjuiste positionering van haar rechterarm is geweest, al dan niet in combinatie met een (te) lange duur van die operatie. [eiseres] stelt verder dat de anesthesiologen niet dan wel onvoldoende dossier hebben bijgehouden van de stand van de armen, de ligging van [eiseres] en/of de duur van de operatie. [eiseres] voert in dit verband aan dat haar daardoor onvoldoende aanknopingspunten worden geboden voor het leveren van bewijs. [eiseres] stelt dat het ziekenhuis daarom moet ontkrachten dat er sprake is van een behandelfout. [eiseres] houdt het ziekenhuis ook aansprakelijk omdat zij voorafgaand aan haar behandeling niet is gewezen op het risico van rekletsel bij een (te) lange duur van haar gecombineerde operatie. [eiseres] stelt dat als zij wel op dat risico zou zijn gewezen, zij zou hebben aangedrongen op een gescheiden operatie of wellicht de om cosmetische redenen uit te voeren buikwand- en navelbreukoperatie niet had willen ondergaan.
3.2. Het verweer van het ziekenhuis strekt tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres], althans afwijzing van haar vordering en veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure. Daartoe betwist het ziekenhuis dat sprake is van een behandelfout. Het ziekenhuis stelt, samengevat weergegeven, dat bij de behandeling van [eiseres] en meer in het bijzonder bij het positioneren van haar armen is gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend anesthesioloog in 2005 mocht worden verwacht. Het letsel van [eiseres] duidt het ziekenhuis als een gevolg van een niet verwijtbare en niet vermijdbare complicatie bij de behandeling. Volgens het ziekenhuis brengt die complicatie daarom geen aansprakelijkheid met zich mee. Het ziekenhuis stelt verder dat er geen reden was om [eiseres] voorafgaand aan haar behandeling te wijzen op het eventuele risico van rekletsel aan de plexus brachialis. Het ziekenhuis voert ook aan dat het niet aannemelijk is dat [eiseres] van haar behandeling had afgezien als zij wel op dat risico zou zijn gewezen.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt voor zover die stellingen voor de beoordeling van het geschil van belang zijn, hierna ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, om het volgende. [eiseres] houdt het ziekenhuis aansprakelijk voor de schade die volgens haar een gevolg is van een behandelfout. Het ziekenhuis betwist dat sprake is van een behandelfout. Het door [eiseres] gestelde letsel ziet het ziekenhuis als een niet verwijtbare en niet vermijdbare complicatie bij de behandeling. In deze zaak staat daarom in de eerste plaats te beoordelen of sprake is van een behandelfout die aansprakelijkheid van het ziekenhuis met zich brengt.
4.2. Volgens [eiseres] is sprake van een behandelfout doordat haar rechterarm niet juist is gepositioneerd, al dan niet in combinatie met een (te) lange of onnodige duur van de operatie. Volgens [eiseres] heeft dit onomkeerbaar rekletsel veroorzaakt aan de plexus brachialis. In de tweede plaats grondt [eiseres] de aansprakelijkheid van het ziekenhuis op een schending van de informatieplicht. [eiseres] verwijt het ziekenhuis dat zij voorafgaand aan de behandeling niet is gewezen op het risico van rekletsel aan de plexus brachialis bij een lange duur van haar gecombineerde operatie.
4.3. Het komt er daarom in deze procedure in de eerste plaats op aan vast te stellen of sprake is van een behandelfout, in die zin dat de aan het ziekenhuis verbonden artsen niet de zorg hebben betracht die redelijk bekwame en redelijk handelende vakgenoten in dezelfde omstandigheden zouden hebben betracht.
4.4. [eiseres] legt aan haar stelling dat sprake is van een behandelfout ten grondslag dat haar armen niet goed zijn gepositioneerd wat rekletsel aan de plexus brachialis heeft veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is, anders dan [eiseres] betoogt, in het dossier voor een onjuiste positionering geen concrete aanwijzing te vinden. De rechtbank overweegt in dit verband dat aan de door [eiseres] gestelde omstandigheid dat zij tijdens of direct na haar behandeling letsel heeft bekomen, niet de betekenis toekomt die zij daaraan wil geven. In de door [eiseres] betrokken stellingen ligt besloten dat volgens haar de omstandigheid dat haar letsel direct volgt op de behandeling bewijst of aannemelijk maakt dat sprake moet zijn geweest van een behandelfout die bestaat uit een onjuiste positionering van haar armen. Naar het oordeel van de rechtbank miskent [eiseres] dat haar letsel ook door een andere oorzaak kan zijn ontstaan dan een behandelfout.
4.5. De rechtbank ziet daarom geen grond om tot het bewijsvermoeden te komen dat sprake is van een behandelfout, in die zin dat de rechtbank het bestaan van een behandelfout voorshands aanneemt en het ziekenhuis toelaat dit bewijsvermoeden door het leveren van tegenbewijs te ontzenuwen. Evenmin vloeit uit een bijzondere regel of de eisen van redelijkheid en billijkheid voort dat in deze zaak de bewijslast ten aanzien van de behandelfout moet worden omgekeerd, in die zin dat deze niet langer rust op [eiseres] maar op het ziekenhuis.
4.6. De rechtbank ziet in het bijzonder geen aanleiding om te komen tot een bewijsvermoeden of omkering van de bewijslast in wat [eiseres] daartoe aanvoert. [eiseres] bepleit dat de rechtbank tot een bewijsvermoeden of een omkering van de bewijslast moet komen, omdat op het ziekenhuis een verzwaarde stelplicht rust in die zin dat het ziekenhuis [eiseres] voldoende aanknopingspunten moet verschaffen voor bewijslevering en het ziekenhuis aan die verzwaarde stelplicht niet heeft voldaan. [eiseres] voert aan dat de anesthesiologen niet dan wel onvoldoende dossier hebben bijgehouden van de stand van de armen, de ligging van [eiseres] en/of (dat alles in combinatie met) de (lange) duur van de operatie. Volgens [eiseres] kan zij hierdoor niet nagaan hoe de omstandigheden exact zijn geweest met betrekking tot de positionering van de rechterarm tijdens de operatie. Volgens [eiseres] is het daarom aan het ziekenhuis om te ontkrachten dat sprake is van tekortschieten.
4.7. De rechtbank overweegt dat van het door het ziekenhuis in het geding gebrachte medische dossier onder meer deel uitmaakt een (grafisch) anesthesieverslag. In de daarop door het ziekenhuis gegeven toelichting volgt hoe uit dit verslag exact is op te maken hoe lang de verschillende ingrepen hebben geduurd en hoe [eiseres] was gepositioneerd tijdens deze ingrepen. Mede gelet op de door het ziekenhuis als productie 5 bij antwoord in het geding gebrachte verklaring van de anesthesioloog [X], waarin uiteen wordt gezet hoe de armen van [eiseres] tijdens de operatie zijn uitgelegd, kan niet met succes worden betoogd dat ten aanzien van de punten waarover [eiseres] klaagt, het ziekenhuis in haar verzwaarde stelplicht tekort is geschoten.
4.8. De rechtbank neemt bij het voorgaande mede in overweging dat de verzwaarde stelplicht van het ziekenhuis niet met zich brengt dat het ziekenhuis bewijs moet leveren van de feiten die zij stelt ter betwisting van de stellingen van [eiseres] (vgl. HR 20 april 2007, JA 2007, 89). De rechtbank zal (op dit moment) dan ook niet de juistheid of geloofwaardigheid van de door ziekenhuisverschafte gegevens beoordelen. Van belang is dat de rechtbank de door ziekenhuis verschafte gegevens omtrent de stand van de armen, de ligging van [eiseres] en de duur van de operatie voldoende ter zake dienend en concreet acht om [eiseres] aanknopingspunten te verschaffen voor bewijslevering. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook geen sprake zijn van enig gevolg voor de verdeling van de bewijslast op de door [eiseres] gestelde grond.
4.9. Voor zover [eiseres] in dit verband betoogt dat zij met de verklaringen van anesthesioloog [X] en staflid anesthesie van het universitair ziekenhuis UZ Leuven te België [Y] behoudens tegenbewijs reeds afdoende bewijs van de door haar gestelde behandelfout heeft geleverd, noopt dat betoog niet tot een ander oordeel met betrekking tot de bewijslast. Daarvoor is redengevend dat [X] slechts een drietal mogelijke oorzaken vermeldt, terwijl [Y] schrijft dat het op basis van het haar toegezonden document onmogelijk is te achterhalen of de positionering tijdens de operatie conform de regelen der kunst was, omdat cruciale informatie ontbreekt.
4.10. Uit het voorgaande volgt dat (nog) niet vaststaat dat sprake is van de door [eiseres] gestelde behandelfout. De rechtbank acht het daarom niet opportuun om reeds nu in te gaan op wat partijen over en weer stellen en aanvoeren ten aanzien van de causaliteit tussen de gestelde behandelfout en de gestelde schade.
4.11. De rechtbank acht het wel aangewezen om zich door een deskundige te laten voorlichten over de vraag of sprake is geweest van de gestelde behandelfout. De rechtbank wil daarom de deskundige in ieder geval de vraag stellen of (uit het medisch dossier en in het bijzonder de operatieverslagen toereikend blijkt dat) bij het positioneren van de rechterarm van [eiseres] tijdens de operatie op 6 september 2005 de zorg is betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in 2005 in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
4.12. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten omtrent de persoon van de te benoemen deskundig(en), het aantal deskundigen en de aan deze te stellen vragen. LJN BU8225