Rb Oost-Brabant 190215 ondanks toevoeging recht en belang bij begroting kosten deelgeschil vanwege resultaatsbeoordeling ex art 34g Wrb
- Meer over dit onderwerp:
Rb Oost-Brabant 190215 preventieve borstverwijdering vanwege mastopathie verlost verzoekster niet van de pijn; geen schending informed consent, zkh niet aansprakelijk;
- ondanks toevoeging recht en belang bij begroting kosten deelgeschil vanwege resultaatsbeoordeling ex art 34g Wrb;
- gevorderd € 17.341,01; kosten voormalige bbh buiten beschouwing, gelet op verzoekschrift en optreden geen specialistentarief; begroot op € 1.850
3.7.
Ten aanzien de kosten van dit deelgeschil overweegt de rechtbank dat ondanks de afwijzing van het verzoek, op de voet van artikel 1019aa Rv in beginsel begroting dient plaats te vinden van de kosten die [verzoekster] heeft gemaakt in het kader van deze deelgeschilprocedure.
De door het JBZ als verweer gestelde omstandigheid dat [verzoekster] op toevoegingsbasis procedeert, doet daar niet aan af. Op deze toevoeging zal immers een resultaatsbeoordeling plaatsvinden. Uit artikel 34g van de Wet op de rechtsbijstand volgt dat een toevoeging in beginsel met terugwerkende kracht wordt ingetrokken, indien (a) de rechtszoekende de kosten van rechtsbijstand kan verhalen op een derde, of (b) op het moment van de definitieve afhandeling van de zaak waarvoor die toevoeging was verleend de rechtzoekende als resultaat van die zaak een vordering met betrekking tot een geldsom ter hoogte van tenminste 50% van het heffingvrij vermogen heeft. Het is daarom niet uit te sluiten, dat - voor zover aansprakelijkheid in een eventuele vervolgprocedure alsnog komt vast te staan - de verleende toevoeging zal worden ingetrokken. [verzoekster] heeft derhalve belang bij en daarom recht op een begroting van haar kosten voor dit deelgeschil.
De rechtbank zal daartoe overgaan. Daarbij dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn.
3.8.
[verzoekster] begroot de kosten voor het deelgeschil op in totaal € 17.341,01, bestaande uit een bedrag van € 6.859,39 ter zake kosten van haar voormalige belangenbehartiger en € 10.481,62 ter zake het honorarium voor mr. Yeniasci. Laatstgenoemd bedrag hangt samen met 37,5 gedeclareerde uren van mr. Yeniasci tegen een tarief van € 220,- per uur (excl. 5% kantoorkosten en 21% BTW).
De rechtbank is met het JBZ van oordeel dat de kosten van de voormalige belangenbehartiger buiten de begroting van de kosten van dit deelgeschil moeten blijven, nu is gesteld noch gebleken dat ze met deze procedure verband houden. Het JBZ is zonder een nadere toelichting, die [verzoekster] niet heeft gegeven, dan niet gehouden om deze kosten te vergoeden. Ook maakt JBZ naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden bezwaar tegen het aantal door mr. Yeniasci opgevoerde uren en het door hem gehanteerde uurtarief. [verzoekster] heeft weliswaar een urenverantwoording van mr. Yeniasci overgelegd (vgl. verzoekschrift prod. 12), maar er is gesteld noch gebleken dat alle daarop genoemde werkzaamheden (vanaf 5 april 2013) betrekking hebben op dit deelgeschil.
De uren die mr. Yeniasci heeft opgevoerd voor de zitting bij de kantonrechter zullen niet worden meegerekend. Het verweer van het JBZ op dat punt - inhoudende dat het niet redelijk is dat deze kosten zijn gemaakt, nu de kantonrechter voorafgaand aan de zitting bij haar op 7 oktober 2014 reeds bij brief van 18 augustus 2014 aan mr. Yeniasci heeft gevraagd om een voorlopige schadestaat om de bevoegdheid te kunnen beoordelen en mr. Yeniasci daarop niet heeft gereageerd, terwijl de kantonrechter vervolgens haar onbevoegdheid heeft moeten vaststellen - slaagt.
Verder acht de rechtbank het voorliggende verzoekschrift mager onderbouwd en het optreden van mr. Yeniasci ter zitting op 8 januari 2015 weinig doordacht. Het geeft hoe dan ook geen aanleiding een specialistentarief te honoreren.
Gezien al het voorgaande en rekening houdend met kantoorkosten, BTW en een bedrag van € 77,- aan betaalde griffierechten, begroot de rechtbank de kosten van dit deelgeschil in totaal op € 1.850,-.ECLI:NL:RBOBR:2015:1024