Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 310315 AOV en fibromyalgie; beroep op polisvoorwaarden tzv wijziging verzekering vanwege verzwaring gezondheidsrisico strijdig met art. 7:940 lid 5 BW

Hof Arnhem-Leeuwarden 310315 AOV en fibromyalgie; niet voldaan aan kennisvereiste tzv vitamine B12 tekort; geen schending mededelingsplicht; 
- beroep op polisvoorwaarden tzv wijziging verzekering vanwege verzwaring gezondheidsrisico strijdig met art. 7:940 lid 5 BW

4.21

Achmea heeft de door haar geïntroduceerde beperking in de polis ook willen gronden op artikel 20 lid 1 van de polisvoorwaarden, dat luidt:
"Als het arbeidsongeschiktheidsrisico wijzigt, kunnen wij met ingang van de dag waarop wij daar kennis van nemen andere voorwaarden stellen, de premie wijzigen, het verzekerde inkomen verlagen of deze verzekering beëindigen."

4.22
Naar het oordeel van het hof maakt [geïntimeerde] hiertegen terecht bezwaar. De onderhavige arbeidsongeschiktheidsverzekering is een verzekering welke de gezondheid van de mens betreft en daarom op grond van artikel 7:925 lid 2 BW een persoonsverzekering. Volgens artikel 7:940 lid 5 BW kan de verzekeraar een persoonsverzekering niet beëindigen of wijzigen op grond van verzwaring van het gezondheidsrisico, voor zover dat is gelegen in de persoon van degeen, die de verzekering betreft. Ingevolge artikel 7:943 lid 2 BW kan van (onder meer) dit artikellid niet ten nadele van de verzekeringnemer worden afgeweken. De toepassing van artikel 20 lid 1 van de polisvoorwaarden zou erop neerkomen dat Achmea de verzekering wijzigt op grond van een tussentijdse verzwaring van het gezondheidsrisico. Dit is blijkens voorgaande wetsartikelen verboden.

4.23
Achmea heeft nog aangevoerd dat [geïntimeerde] volgens het verslag van revalidatiearts [de revalidatiearts] van 7 november 2011 (productie 9 bij memorie van antwoord in het incidenteel appel) sedert plusminus vier jaar pijnklachten heeft van nek/schouder handen en knieën en dat zij volgens de brief van [de reumatoloog] van 29 augustus 2011 sedert twee jaar eerder een spanningsgevoel in de bovenbenen heeft, waarbij zij het idee heeft de bovenbenen niet te kunnen ontspannen en een pijnlijk gevoel ervaart aan de binnenzijde van de knieën dat met name belastingsafhankelijk is zonder zwelling.
Naar het oordeel van het hof heeft Achmea deze klachten echter in haar brief van 12 juli 2012 en ook verder niet gepresenteerd in het licht van het in artikel 7:928 lid 4 BW neergelegde relevantievereiste (zie rov. 4.7), zodat zij geen grond kunnen vormen voor de gevolgen zoals voorzien in de artikelen 7:929 en 930 BW.

4.24
De conclusie moet dan ook zijn dat Achmea de polis beperking niet aan [geïntimeerde] kan opleggen.
De enige grief in het incidenteel appel slaagt, zodat het eindvonnis in zoverre zal worden vernietigd en de vorderingen in conventie onder a) en b) alsnog zullen worden toegewezen. ECLI:NL:GHARL:2015:2335