Rb Amsterdam 110315 neerstorten bij vliegcursus; dekking ongevallenverzekering is uitgesloten; slachtoffer was deel bemanning en verrichtte werkzaamheden
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 110315 neerstorten bij vliegcursus; dekking ongevallenverzekering is uitgesloten; slachtoffer was deel bemanning en verrichtte werkzaamheden
2 De feiten
2.1.
De besloten vennootschap UPC Broadband Holding Services B.V. (hierna: UPC) heeft een collectieve ongevallenverzekering ten gunste van haar werknemers afgesloten (hierna: de verzekering). Bij het afsluiten van de verzekering heeft UPC gebruik gemaakt van een makelaar, AON. De verzekering is afgesloten op de assurantiebeurs.
2.2.
Er zijn verschillende verzekeringsmaatschappijen die onder de verzekering als (risicodragende) verzekeraar zijn aan te merken. Hienfeld heeft een volmacht van de risicodragende verzekeraars en treedt in deze procedure (mede) op namens deze verzekeraars.
2.3.
De verzekering biedt - gedurende 24 uur per dag, zowel binnen en buiten de beroepsuitoefening – dekking in geval van overlijden dan wel blijvende invaliditeit als gevolg van (kort gezegd) een ongeval.
2.4.
In de polisvoorwaarden die op de verzekeringsovereenkomst van toepassing zijn is – voor zover hier van belang – opgenomen:
“3. Uitsluitingen en beperkingen
Geen recht op enige uitkering en/of vergoeding krachtens deze verzekering bestaat indien en voor zover het ongeval:
(…)
3.5
plaatsvindt bij het door verzekerde als (semi-) professional deelnemen aan snelheidswedstrijden met motorrijtuigen of –vaartuigen.
3.6
plaatsvindt tijdens het vliegen in/met een luchtvaartuig, terwijl verzekerde deel uitmaakte van de bemanning en in dat luchtvaartuig tijdens de betreffende vlucht al dan niet betaalde werkzaamheden verrichtte (…)”
2.5.
[overledene] (hierna: [overledene]) was als werknemer in dienst van UPC en in die hoedanigheid verzekerde onder de verzekering.
2.6.
[overledene] volgde van 26 tot en met 28 april 2011 een vliegcursus in Engeland. Doel van deze cursus was om de deelnemers te leren acrobatische manoeuvres te verrichten met een Yak 52 vliegtuig. [overledene] was een ervaren vlieger en had een dergelijk vliegtuig privé in eigendom. Tijdens de cursus was [instructeur] de instructeur van [overledene] (hierna: de instructeur). Het vliegtuig van [overledene] en de instructeur is tijdens een oefening op 28 april 2011 in een ‘inverted spin’ terecht gekomen en is vervolgens in een meer neergestort. Zowel [overledene] als de instructeur is aan de gevolgen van dit vliegongeval overleden.
2.7.
Door mrs. C. Beasly-Murray, Her Majesty’s Coronor for Essex and Thurrock, (hierna: de coroner) is onderzoek gedaan naar het overlijden van [overledene]. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een onderzoeksrapport van 17 december 2012. In dit rapport is opgenomen:
“THE CORONER: Firts of all would it be helpful if you tell the jury what the aircraft was?
[naam], senior inspector of air accident, rb]. Yes (..) the aircraft is a Yak 52, which is a twoseat aircraft, with the two seats being one behind the other, so one pilot sits in the front cockpit and the other sits in the rear. Each cockpit is equipped with a full set of flying controls so either occupant can fly the aircraft equally easily. (…)
THE CORONER: (…) it is right, is it not, that [instructeur] in this situation was the instructor and [overledene] was the student?
A. That is correct.
(…) The students were briefed that they were at all times in command of their aircraft and therefore bore ultimate responsibility for safety. (…)
There simply isn’t sufficient evidence to reach a conclusion as to whose hands were on the controls at the time. (…)
The students were required to be qualified to fly their aircraft as pilot in command. The students flying the aircraft (…) were in command of their aircraft during the school flights. (…)”
Conclusie van het rapport is dat [overledene] is overleden als gevolg van een ongeval.
2.8.
[eisers gezamenlijk] zijn de vader en de zussen, tevens de erfgenamen van [overledene]. Bij brief van 26 juli 2013 is namens [eisers gezamenlijk] aan de risicodragende verzekeraars verzocht om tot uitkering uit hoofde van de ongevallenverzekering over te gaan.
2.9.
Bij brief van 29 juli 2013 hebben de verzekeraars dit verzoek van [eisers gezamenlijk] met een beroep op artikel 3.6 van de polisvoorwaarden afgewezen.
3 Het geschil
3.1.
[eisers gezamenlijk] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
3.1.1.
te verklaren voor recht dat ter zake het overlijden van [overledene] op [datum] dekking bestaat onder de verzekering,
3.1.2.
Hienfeld te veroordelen in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers gezamenlijk] stelt daartoe – kort gezegd – dat Hienfeld gehouden is om tot uitkering onder de verzekering over te gaan.
3.3.
Hienfeld voert verweer en beroept zich – kort gezegd – op de dekkingsuitsluiting zoals opgenomen in artikel 3.6 van de polisvoorwaarden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of de dekkingsuitsluiting zoals opgenomen in artikel 3.6 van de polisvoorwaarden in het onderhavige geval van toepassing is. Partijen twisten daarbij concreet over de vraag of [overledene] ‘deel uitmaakte van de bemanning’ en of hij tijdens de betreffende vlucht ‘al dan niet betaalde werkzaamheden verrichtte’.
4.2.
Ter beoordeling ligt derhalve aan de rechtbank voor hoe artikel 3.6 van de polisvoorwaarden – en dan met name de begrippen ‘bemanning’ en ‘werkzaamheden’ – moet worden uitgelegd. Daarbij dient, mede gelet op het tussen partijen daarover gevoerde debat, allereerst te worden vastgesteld aan de hand van welke maatstaf deze uitleg plaats dient te vinden.
Maatstaf
4.3.
Vast staat dat sprake is van een verzekering waarvan de polisvoorwaarden zijn opgesteld door AON, de makelaar van UPC. Het betreft hier dus een zogenaamde ‘makelaarspolis’ die op de assurantiebeurs is gesloten.
4.3.1.
Over de tekst van de polisvoorwaarden wordt bij een makelaarspolis doorgaans niet uitvoerig onderhandeld (zie Hoge Raad 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793). Dit uitgangspunt is ter gelegenheid van de comparitie van de zijde van Hienfeld ook bevestigd. Gesteld noch gebleken is dat over (artikel 3.6 van) de polisvoorwaarden in het onderhavige geval tussen AON en Hienfeld wel is onderhandeld, zodat er vanuit zal worden gegaan dat dergelijke onderhandelingen ook ten aanzien van deze makelaarspolis niet hebben plaatsgevonden. Dat betekent dat als uitgangspunt voor de uitleg van artikel 3.6 van de polisvoorwaarden heeft te gelden dat deze met name afhankelijk is van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de relevante bepalingen zijn gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel. Daarbij geldt dat nu de verzekering door een makelaar is gesloten op de assurantiebeurs, bij de uitleg de ter beurze geldende gebruiken en opvattingen dienen te worden betrokken.
4.3.2.
Hienfeld heeft gesteld dat partijen bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst (UPC, AON en Hienfeld/verzekeraars) ervan zijn uitgegaan dat aan artikel 3.6 van de polisvoorwaarden de betekenis moet worden gegeven dat buiten de dekking vallen ‘ongevallen met een vliegtuig, anders dan als passagier’. Hienfeld heeft hieraan ten grondslag gelegd dat een uitsluiting met die strekking ‘in vrijwel alle ongevallenverzekeringen in enigerlei vorm’ voorkomt. Hienfeld heeft deze stelling tegenover de gemotiveerde betwisting door [overledene] echter onvoldoende onderbouwd, zodat niet is komen vast te staan dat de door Hienfeld bepleite uitleg strookt met de ter beurze geldende gebruiken en opvattingen.
4.4.
Van belang is verder dat in het onderhavige geval sprake is van een verzekering die dekking verleent aan derden. In beginsel dient de vraag of, en zo ja, in welke omvang, in een verzekeringspolis mede dekking wordt verleend aan derden, te worden beantwoord aan de hand van hetgeen de verzekeraar en de verzekeringnemer dienaangaande zijn overeengekomen. De verzekerde kan in de verhouding tot de verzekeraar echter bescherming ontlenen aan artikel 3:35 Burgerlijk Wetboek (BW) indien de verzekerde op grond van de bewoordingen van de polis, eventueel in samenhang met (andere) door de verzekeraar gedane mededeling of gewekte verwachtingen, erop heeft vertrouwd, en erop heeft mogen vertrouwen, dat hem dekking zal worden verleend (zie Hoge Raad 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3123).
4.5.
Tussen partijen bestaat voorts een verschil van inzicht over de vraag of in het onderhavige geval op grond van artikel 6:238 lid 2 BW uitleg contra proferentem dient plaats te vinden, en zo ja, ten gunste van wie.
4.5.1.
Een uitleg contra proferentem houdt ingevolge artikel 6:238 lid 2 BW – kort gezegd – in dat indien in een overeenkomst tussen een professionele partij en een consument twijfel bestaat over de uitleg van algemene voorwaarden, de uitleg prevaleert die het gunstigste is voor de wederpartij van degene die de voorwaarden gebruikt.
4.5.2.
De onderhavige verzekeringsovereenkomst is gesloten tussen UPC en Hienfeld (namens de risicodragende verzekeraars) ten behoeve van de werknemers van UPC. [eisers gezamenlijk] heeft onder verwijzing naar Hoge Raad 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7002 gesteld dat het feit dat de verzekeringsovereenkomst is gesloten tussen professionele partijen niet afdoet aan toepasselijkheid van de contra proferentem regel. Ook indien [eisers gezamenlijk] in dit standpunt wordt gevolgd, is voor uitleg van artikel 3.6 van de polisvoorwaarden in de voor [eisers gezamenlijk] gunstigste geen plaats. In dit geval zijn de polisvoorwaarden immers niet door Hienfeld of de verzekeraars opgesteld, maar door de makelaar van UPC. Dit brengt mee dat er geen aanleiding is om de polisvoorwaarden in het nadeel van Hienfeld en de verzekeraars uit te leggen.
Ook het standpunt van Hienfeld dat de polisvoorwaarden in de voor haar gunstigste zin moeten worden uitgelegd, wordt verworpen. Hienfeld is immers geen consument en kan daar ook niet mee worden gelijkgesteld.
4.5.3.
Voor een uitleg contra proferentem ex artikel 6:238 lid 2 BW is hier dan ook geen plaats.
Artikel 3.6 van de polisvoorwaarden
4.6.
Met inachtneming van het bovenstaande overweegt de rechtbank met betrekking tot de uitleg van artikel 3.6 van de polisvoorwaarden als volgt.
4.7.
Vast staat dat het ongeval van [overledene] heeft plaatsgevonden tijdens het vliegen in/met een luchtvaartuig. Partijen twisten over de vraag of [overledene] tijdens de betreffende vlucht deel uitmaakte van ‘de bemanning’ en of hij ‘al dan niet betaalde werkzaamheden’ verrichtte.
4.8.
[eisers gezamenlijk] heeft hieromtrent – kort gezegd – het volgende gesteld. Onder ‘bemanning’ moet volgens de Van Dale begrepen worden ‘al het personeel van een schip, een vliegtuig’. [overledene] was als deelnemer van de vliegcursus aan boord, maar hij was nog geen volleerd piloot en was dus geen personeel. Het begrip ‘werkzaamheden’ wijst op de werkzaamheden die [overledene] in dienst van UPC uitvoerde. Daar valt deelname aan een vliegcursus niet onder, aldus – steeds – [eisers gezamenlijk]
4.9.
Hienfeld heeft verweer gevoerd en daartoe het volgende aangevoerd. Het begrip ‘bemanning’ kan niet anders worden uitgelegd dan dat een piloot hier onder valt. [overledene] was tijdens de betreffende vlucht (gezamenlijk met de instructeur) de piloot van het vliegtuig. Het gaat er om dat [overledene] invloed uitoefende op het verloop van de vlucht. De term ‘werkzaamheden’ moet niet in verband worden gebracht met het dienstverband bij UPC. Gedoeld is op het verrichten van ‘taken’, hetgeen ook blijkt uit de omstandigheid dat er gesproken wordt over ‘al dan niet betaalde werkzaamheden’.
Bemanning
4.10.
Uit het rapport van de coroner (zie 2.7) blijkt het volgende. Het Yak 52 vliegtuig waarin ten tijde van het ongeluk werd gevlogen heeft een dubbele cockpit. Zowel degene die in de voorste als degene die in de achterste cockpit zit beschikt over het volledige instrumentarium om het vliegtuig te besturen. [overledene] en de instructeur zaten ten tijde van het ongeval in de dubbele cockpit, waarbij [overledene] voorin en de instructeur achterin zat.
De vliegcursus die gegeven werd betrof voorts niet een vliegcursus voor ‘beginners’, waarin de deelnemers leren hoe zij het vliegtuig moeten besturen, maar een vliegcursus die er op gericht was om de deelnemers bij te brengen hoe zij acrobatische manoeuvres met het vliegtuig kunnen verrichten. Vereiste om deel te mogen nemen aan de vliegcursus was dan ook dat de deelnemer reeds bevoegd was om het vliegtuig als hoofdpiloot te besturen. [overledene] voldeed aan dit vereiste; hij had al jaren zijn vliegbrevet en was – zoals namens [eisers gezamenlijk] ter gelegenheid van de comparitie desgevraagd is bevestigd – een ervaren vlieger. Uit het rapport blijkt verder dat [overledene] op vluchten tijdens de vliegcursus het bevel voerde in het vliegtuig.
4.11.
Onder dergelijke omstandigheden dient [overledene] te worden gekwalificeerd als deel uitmakend van ‘de bemanning’. Hij bevond zich immers in de cockpit van het vliegtuig teneinde het vliegtuig te besturen, waartoe hij ook bevoegd was, en om daarover het bevel te voeren. Daarmee fungeerde hij, al dan niet afwisselend met de instructeur, als de piloot van het vliegtuig. Dat [overledene] in zijn hoedanigheid van deelnemer aan de vliegcursus in het vliegtuig aanwezig was, doet hieraan - gelet op de aard van de vliegcursus de omstandigheid dat alleen reeds bevoegde piloten hieraan deel mochten nemen en dat hij het bevel voerde over het vliegtuig - niet af.
4.12.
Hierbij komt nog dat de door [eisers gezamenlijk] voorgestane uitleg, te weten dat met de term ‘bemanning’ is gedoeld op ‘het personeel van een vliegtuig’, niet kan worden volgehouden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt immers niet in te zien hoe een dergelijke uitleg zich verhoudt tot de omstandigheid dat in de daaropvolgende zinsnede wordt gesproken over ‘al dan niet betaalde werkzaamheden’ [cursivering rb]. Personeel zal immers betaalde werkzaamheden uitvoeren.
Werkzaamheden
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het begrip ‘bemanning’ en de zinsnede ‘al dan niet betaalde werkzaamheden’ in onderlinge samenhang te worden bezien, in die zin dat het er om gaat of de verzekerde in zijn hoedanigheid van bemanningslid ‘al dan niet betaalde werkzaamheden verrichtte’.
4.14.
Voor de uitleg dat met de zinsnede ‘al dan niet betaalde werkzaamheden’ is gedoeld op de werkzaamheden die de verzekerde voor UPC verrichtte, zoals [eisers gezamenlijk] heeft betoogd, bestaan onvoldoende aanknopingspunten. Gelet op de bedrijfsactiviteiten van UPC valt immers niet in te zien onder welke omstandigheden een werknemer van UPC deel uit zou maken van de bemanning van een vliegtuig én tijdens de vlucht werkzaamheden zou verrichten. Bovendien wordt door het gebruik van de toevoeging dat de werkzaamheden ‘al dan niet betaald’ moeten zijn duidelijk gemaakt dat het juist niet (alleen) betreft de werkzaamheden in dienstverband.
4.15.
Dat het begrip ‘werkzaamheden’ op twee andere plaatsen in de polisvoorwaarden wel lijkt te verwijzen naar werkzaamheden die de verzekerde voor UPC verricht is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat ook in artikel 3.6 van de polisvoorwaarden de werkzaamheden die verzekerde voor UPC verrichtte zijn bedoeld. Daarbij is van belang dat de toevoeging dat het moet gaan om ‘al dan niet betaalde’ werkzaamheden enkel in artikel 3.6 van de polisvoorwaarden wordt gehanteerd.
4.16.
De omstandigheid dat in artikel 3.5 van de polisvoorwaarden een onderscheid wordt gemaakt tussen hobbymatig snelheidsracen en (semi-)professioneel snelheidsracen baat [eisers gezamenlijk] evenmin, nu uit de tekst van artikel 3.6 van de polisvoorwaarden, waarin immers wordt gesproken over ‘al dan niet betaalde werkzaamheden’, niet blijkt dat aldaar eenzelfde onderscheid wordt gemaakt. Het staat een verzekeringsmaatschappij vrij om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen en daarbij onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen (zie r.o. 3.4.2 van Hoge Raad 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793).
4.17.
In het licht van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat [overledene] ten tijde van de vlucht in zijn hoedanigheid van bemanningslid (onbetaalde) werkzaamheden verrichtte. Hij bestuurde immers, afwisselend met de instructeur, het vliegtuig, waarover hij ook het bevel voerde. Dat er achteraf niet meer vastgesteld kan worden wie er op het moment van het ongeval daadwerkelijk het vliegtuig bestuurde, doet daarbij niet ter zake, nu het gaat om werkzaamheden ‘tijdens de betreffende vlucht’ en dus niet specifiek ten tijde van het ongeval.
Overig
4.18.
Het bovenstaande betekent dat het beroep van Hienfeld op de dekkingsuitsluiting zoals opgenomen in artikel 3.6 van de polisvoorwaarden slaagt. Een situatie waarin [overledene] er op heeft mogen vertrouwen dat er dekking zou bestaan voor het onderhavige geval doet zich hier – gelet op het bovenstaande – niet voor. De vorderingen van [eisers gezamenlijk] zullen dan ook worden afgewezen.ECLI:NL:RBAMS:2015:1362