Rb Arnhem 101012 onverzekerde auto; motorrijtuigrisico wordt niet onder AVP-polis gedekt
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 101012 onverzekerde auto; motorrijtuigrisico wordt niet onder AVP-polis gedekt
4. De beoordeling
4.1. Ter comparitie is gebleken dat geen van beide partijen beoogt in deze procedure de vraag aan de rechtbank voor te leggen of [eiser] voor de schade veroorzaakt door het ongeval aansprakelijk is. Het gaat louter om de vraag of [eiser]’s mogelijke aansprakelijkheid onder de AVP-polis bij Univé is gedekt.
4.2. Nadat Univé ter comparitie aanvankelijk had betwist dat de rit waarbij de aanrijding is gebeurd, een privé-rit was, heeft zij na de toelichting van [eiser] verklaard dat zij, uitgaande van de juistheid van die toelichting, haar betwisting niet langer handhaafde. Dat betekent dat artikel 21 van de polisvoorwaarden niet aan dekking in de weg staat, en deze procedure is beperkt tot de vraag of de aansprakelijkheid van [eiser] gezien artikel 23.3 van de polis is gedekt.
4.3. Ter beantwoording van de voorliggende vraag dienen de polisvoorwaarden te worden uitgelegd. Ook bij de uitleg van de verzekeringsvoorwaarden moet uitgangspunt zijn dat het aankomt op de zin die partijen bij de verzekeringsovereenkomst in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs over en weer aan deze voorwaarden mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Voorts moeten bij die uitleg de aard en strekking van de onderhavige verzekering in aanmerking worden genomen (zie HR 18 oktober 2002, LJN:AE7002, NJ 2003, 258). De rechter die een door een verzekeraar opgestelde clausule in redelijkheid niet voor meer dan één uitleg vatbaar oordeelt, heeft in beginsel geen aanleiding om desondanks een voor de verzekerde minder bezwarende uitleg te kiezen (HR 9 september 1994, LJN: ZC1436, NJ 1995, 285).
4.4. Artikel 23.3 begint helder met een algemene uitsluiting voor het motorrijtuigrisico. Dan volgt een op zich duidelijke insluiting, onderverdeeld in de categorieën a, b, c en d. De daarna volgende volzin is ook nog helder (de insluiting geldt niet voorzover de aansprakelijkheid elders is gedekt). Op het eerste gezicht is de volgende volzin (“Niet verzekerde schade geleden door een rechtstreeks bij de gebeurtenis betrokken benadeelde natuurlijk persoon of diens nagelaten betrekkingen, is echter wel gedekt”) echter onduidelijk. Volgens Univé slaat deze volzin terug op het voorgaande, dat wil zeggen op de categorieën a, b, c en d. Univé wijst er daarbij op dat ook de tekst na de omstreden volzin ziet op één van die categorieën, namelijk categorie d (joyriding). De rechtbank is met Univé van oordeel dat artikel 23.3 redelijkerwijs zo moet worden gelezen dat de omstreden volzin ziet op de insluiting genoemd in de categorieën a, b, c, en d. De aan die volzin voorafgaande tekst ziet immers op die insluiting, gevolgd door een na-u clausule, terwijl de op die volzin volgende tekst eveneens ziet op de insluiting, namelijk op het geval van joyriding (categorie d). Het ligt voor de hand dat de omstreden volzin dan op de categorieën a, b, c en d betrekking heeft en niet op de allereerste volzin (de algemene uitsluiting van het motorrijtuigrisico). Bovendien betekent het woordje ‘echter’ een tegenstelling met - in beginsel - de voorafgaande bepaling.
4.5. Daar komt nog het volgende bij. De door [eiser] bepleite uitleg (dat de omstreden volzin moet worden gelezen als sloeg zij terug op de algemene uitsluiting van het motorrijtuigrisico in de eerste volzin van artikel 23.3) zou betekenen dat niet is gedekt de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig dat de verzekerde in eigendom heeft, bezit, houdt, bestuurt of gebruikt, maar dat niet verzekerde schade geleden door een rechtstreeks bij de gebeurtenis betrokken natuurlijk persoon of diens nagelaten betrekkingen, wel is gedekt.
4.6. De rechtbank oordeelt dat artikel 23.3 redelijkerwijs niet kan worden uitgelegd zoals [eiser] bepleit. Hoewel de rechtbank met [eiser] van oordeel is dat de omstreden volzin, gelezen als onderdeel van de bepalingen omtrent de categorieën a, b, c, en d, niet bepaald helder is, wil dat nog niet zeggen dat de door [eiser] bepleite uitleg voor juist moet worden gehouden. Zou de omstreden volzin zo worden gelezen als [eiser] bepleit, dan zou dat in wezen inhouden dat het motorrijtuigrisico onder de AVP zou worden gedekt, voorzover het niet elders was gedekt, zelfs indien het - bijvoorbeeld - om een motorrijtuig van de verzekerde zelf zou gaan, waarvoor de verzekerde zelf dus WAM-verzekeringsplichtig is. Dat zou er op neer komen dat de verzekeringnemer zou kunnen volstaan met de AVP-verzekering om - ondanks het niet sluiten van een afzonderlijke WAM-verzekering - voor het motorrijtuigrisico dekking te hebben. Evident, ook voor een particulier verzekeringnemer als [eiser], is dat een dergelijke ruime dekking door de AVP-verzekeraar niet is beoogd. Het is een feit van algemene bekendheid dat het motorrijtuigrisico onder de WAM-verzekering wordt gedekt en niet onder de AVP. Met andere woorden: de aard en strekking van de AVP-verzekering is niet het dekken van het motorrijtuigrisico.
4.7. Artikel 6:238 lid 2 BW brengt niet mee dat, ook al moet worden aangenomen dat de betekenis van een polisbepaling niet duidelijk is, een evident niet bedoelde, voor de verzekerde gunstige uitleg als juist zou moeten worden aanvaard. Met andere woorden: voor toepasselijkheid van artikel 6:238 lid 2 BW is vereist dat er reële twijfel is of de polis op de door de wederpartij bepleite wijze dient te worden uitgelegd. Die twijfel ontbreekt hier.
4.8. Men zou zich nog kunnen afvragen of de polis niet zo moet worden uitgelegd dat niet zozeer het totale motorrijtuigrisico - voorzover sprake is van niet-verzekerde schade aan een direct betrokken natuurlijk persoon - onder de dekking van de AVP zou vallen, maar uitsluitend het risico dat de verzekerde loopt als bestuurder van motorrijtuigen waarvan hij niet de kentekenhouder was en waarvoor hij dus niet WAM-verzekeringsplichtig was. De rechtbank ziet echter niet hoe een dergelijke uitleg in overeenstemming met de tekst van de polis kan worden gebracht.
4.9. Dat de verzekeringsagent van Univé, [betrokkene2], tegen [eiser] bij het afsluiten van de verzekering zou hebben gezegd, naar [eiser] heeft verklaard, dat wat elders niet verzekerd is, onder deze verzekering viel en dat hij daarop zou kunnen terugvallen als er eens iets zou gebeuren, maakt dit oordeel niet anders. Een dergelijke algemene uitspraak kan niet zo worden opgevat dat [eiser] er ongeclausuleerd van uit kon gaan dat al zijn mogelijke aansprakelijkheden, ook voorzover verband houdende met het besturen van een motorrijtuig, onder de verzekering zouden zijn gedekt. Bovendien is gesteld noch gebleken dat juist dit risico onderwerp van gesprek is geweest bij het afsluiten van de verzekering.
4.10. De aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid gaat niet zo ver dat Univé gehouden is dekking te verlenen voor een risico dat naar het oordeel van de rechtbank, zoals hiervoor is gebleken, niet is gedekt.
4.11. De slotsom is dat de vorderingen zullen worden afgewezen. LJN BY0556