Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 130416 Onjuiste mededelingen over verblijf in gehuurde woning; afwijzing vordering verzekerden, maar niet van passagier

Rb Midden-NL 130416 Onjuiste mededelingen over verblijf in gehuurde woning; persoonlijk onderzoek; afwijzing vordering verzekerden, maar niet van passagier

De feiten

2.1.
[eiser sub 1] , geboren op [1941] , is gehuwd met [eiser sub 2] , geboren op [1954] .

2.2.
[eisers] . heeft bij ASR onder meer de volgende verzekeringen afgesloten:
- een Schade Verzekering voor Inzittenden (SVI) onder polisnummer [polisnummer] ,
- een Doorlopende Reisverzekering onder polisnummer [polisnummer] .
De SVI heeft betrekking op de personenauto van [eiser sub 1] , een Mercedes-Benz met het kenteken [kenteken] . Wat betreft de dekking is in de bijzondere voorwaarden vermeld dat schade die een verzekerde lijdt als gevolg van letsel is gedekt.
Op het polisblad staat vermeld:
“Dekking Wettelijke Aansprakelijkheid
- schade aan personen € 5.000.000
- schade aan zaken € 2.500.000
Casco compleet € 66.680
No-claim beschermer Nee
SVI voor Inzittenden € 1.000.000”
De reisverzekering omschrijft de dekking, voor zover hier van belang:
“Dekking (…)
Geneeskundige kosten kostprijs
Extra kosten kostprijs
Bagage € 2.500
Extra kosten pech onderweg € 2.500
Geld € 500
Automobilistenhulp Inclusief aanhanger verzekerd”

2.3.
Op beide verzekeringen zijn de Algemene Voorwaarden (‘Polisvoorwaarden pakketpolis voordeelpakket CPM 06-2 (56458)’ – verder: AV) van toepassing. Artikel 6 lid 5 van de AV luidt als volgt:
“Algemene uitsluitingen
Wij verlenen geen dekking voor schade:
(…)
als de verzekerde over een schade, ongeval of gebeurtenis opzettelijk onware of onvolledige mededelingen doet of laat doen.”
In de bijzondere voorwaarden die op de SVI van toepassing zijn staan in artikel 8 aanvullende uitsluitingen. Voor zover van belang luidt de tekst van dat artikel als volgt:
“(…)
Wij verlenen geen dekking voor schade die is ontstaan:
Wedstrijden (…)
Verhuur/leasing (…)
Rijbewijs (…)
Rijbevoegdheid (…)
Alcohol/geneesmiddelen (…)
De uitsluitingen in lid 1 t/m 5 gelden niet voor de verzekerde die aantoont dat de genoemde omstandigheden zich buiten zijn medeweten en tegen zijn wil hebben voorgedaan en dat hem redelijkerwijs geen verwijt treft.”

2.4.
Op 17 oktober 2012 is [eisers] . in Marokko (onderweg naar Nador) betrokken geraakt bij een aanrijding. [eiser sub 1] bestuurde zijn Mercedes-Benz. [eiser sub 2] en [eiser sub 3] reden mee. De personenauto is ernstig beschadigd geraakt. [eisers] . en [eiser sub 3] hebben letsel opgelopen.

2.5.
Op 22 oktober 2012 heeft een berger de beschadigde personenauto met een trekker met oplader vanuit Nador naar Oujda gebracht om via Malaga naar Nederland te worden getransporteerd. [eisers] . reden mee. Tijdens deze rit, toen er geremd moest worden, is de personenauto van [eisers] . los geschoten en tegen de cabine gebotst. [eisers] . heeft verklaard dat de eerder opgelopen letselschade door dit ongeval verder is toegenomen.

2.6.
[eisers] . is niet aansprakelijk voor beide aanrijdingen. Over de aansprakelijkheid voor het ongeval van 17 oktober 2012 wordt in Marokko geprocedeerd. De rechtbank heeft beslist dat een andere partij volledig aansprakelijk is. Tegen dat vonnis is hoger beroep ingesteld.

2.7.
[eisers] . is op 12 januari 2013 (per vliegtuig) teruggekeerd naar Nederland.

2.8.
[eiser sub 3] heeft haar woonplaats in Frankrijk.

2.9.
[eisers] . heeft een beroep gedaan op de SVI en de reisverzekering voor de vergoeding van geleden schade en gemaakte kosten. Hij heeft in mei 2013 aanspraak gemaakt op uitkering van een bedrag van € 14.425,79 voor gemaakte kosten. Het bedrag van deze claim is als volgt opgebouwd: (de deelbedragen telkens in euro’s):

- verblijfskosten: huur van een appartement in Oujda met verzorging,
vanaf de ongevalsdata tot aan 12 januari 2013 € 10.940,00
- huur vervangende auto 2.063,10
- transportkosten van de Mercedes-Benz 102,27
- medische kosten 470,47
- beschadigde brillen/aanschaf nieuwe 640,27
- beschadigde TomTom 189,00.

2.10.
[eiser sub 1] heeft als bewijs van de gemaakte verblijfskosten een factuur bij ASR ingediend. De factuur is opgesteld door de heer [A] (hierna: [A] ), algemeen directeur van de vennootschap naar Marrokaans recht [bedrijf] SARL, gevestigd aan de [adres] (lotissement [perceel] ) te [vestigingsplaats] . Met de factuur is een bedrag van € 10.750,00 in rekening gebracht voor de huur van een zelfstandige woning met volpension, “personnel particulier inclus (menage, repas…)”, gedurende de periode van 19 oktober 2012 tot 12 januari 2013. Met de factuur is ook een bedrag van € 140,00 in rekening gebracht voor de stalling van de aanhanger van [eisers] . . Volgens [eisers] . is deze factuur contant voldaan.

2.11.
ASR heeft vanwege de claim van de (letsel)schade op de SVI het kantoor [naam advocatenkantoor] opdracht gegeven de letselschade te inventariseren. Op 17 juli 2013 heeft mr. [B] van [naam advocatenkantoor] zijn rapport uitgebracht.

2.12.
ASR heeft vanwege de claim op de reisverzekering schadeonderzoeksbureau [naam schadeonderzoeksbureau] B.V. te [vestigingsplaats] (verder: [naam schadeonderzoeksbureau] ) ingeschakeld. Op 8 mei 2013 heeft de heer [C] , expert, een bezoek gebracht aan [eisers] . Op 21 mei 2013 heeft [naam schadeonderzoeksbureau] een expertiserapport uitgebracht aan ASR. Daarin is onder meer het volgende vermeld.

Wij twijfelen aan de authenticiteit van de ingediende nota voor extra verblijfskosten, daar de dochter van verzekerde reeds op 18 oktober 2012 aan SOS heeft verklaard dat verzekerden een woning in Marokko bezitten op twee uur rijden van Nador. Tijdens de telefoongesprekken met SOS zou nimmer gesproken zijn over een gehuurd verblijf of een verzoek daartoe.
Gelet op het feit dat Nador zich op ongeveer 130 kilometer van Oujda bevindt en het feit dat in het ongevalsrapport een (woon)adres in Oujda door de echtgenote van verzekerde is verklaard, houden wij derhalve rekening met de mogelijkheid dat de ingediende nota van de extra verblijfskosten niet rechtmatig door verzekerde is verkregen na het hebben gehuurd (en betaald) van de verklaarde woning in Oujda voor een periode van drie maanden.
(…)
Gelet op al het voornoemde houden vooralsnog rekening met de mogelijkheid dat verzekerde wellicht schade heeft opgelopen bij en in vervolg op de beide ongevallen, doch niet alle geclaimde schadecomponenten op waarheid berusten. Een vervolgbezoek aan verzekerde (…) kan mogelijk een antwoord op de gerezen vragen opleveren. Indien u dit van ons wenst, vernemen wij dit graag van u.

2.13.
Met een brief van 20 juni 2013 heeft ASR aan [eisers] . meegedeeld dat zij geen beslissing kon nemen over de afhandeling van de schadeclaim op grond van de reisverzekering omdat de verstrekte informatie volgens ASR onvoldoende was om een beslissing te nemen. Zij heeft bericht dat zij de schade in een persoonlijk gesprek met [eisers] . wil laten doornemen en dat zij daarom [naam schadeonderzoeksbureau] opdracht heeft gegeven een feitenonderzoek in te stellen.

2.14.
Op 30 september 2013 heeft de heer [D] , de schadebehandelaar van [naam schadeonderzoeksbureau] , een onderzoeksrapport uitgebracht naar aanleiding van een opdracht van ASR van 20 juni 2013 tot het doen van een uitgebreid onderzoek. Op blad 2 van het rapport is vermeld dat ASR opdracht heeft gegeven tot het doen van een feitenonderzoek in Marokko naar de geclaimde verblijfskosten en autohuurkosten. De onderzoeker van [naam schadeonderzoeksbureau] heeft ter uitvoering van de opdracht in Marokko onder meer gesproken met [A] . De conclusie van [naam schadeonderzoeksbureau] was dat niet kon worden uitgesloten dat de factuur voor verblijfskosten op verzoek van [eisers] . was opgemaakt teneinde hogere bedragen uitgekeerd te krijgen dan waarop hij recht heeft.

2.15.
Op 17 oktober 2013 heeft ook [eiser sub 3] aan ASR gevraagd om de door haar geleden letselschade te vergoeden op grond van de SVI. Volgens [eiser sub 3] is die schade aanzienlijk.

2.16.
Nadat ASR door [eisers] . was gesommeerd om een standpunt in te nemen over de dekking heeft zij op 18 december 2013 schriftelijk aan [eisers] . doen berichten dat vooralsnog onvoldoende vaststaat dat recht op uitkering bestaat.

2.17.
Daarna heeft [eisers] . ASR in kort geding doen dagvaarden en gevorderd aan hem een bedrag van € 12.000,00 uit te keren op grond van de SVI en de reisverzekering als voorschot op de definitief aan hem toekomende schade-uitkering.

2.18.
Op 7 januari 2014 heeft [eisers] . inzage gekregen in de rapportages van [naam schadeonderzoeksbureau] die op dat moment beschikbaar waren.

2.19.
Op 13 januari 2014 heeft [naam schadeonderzoeksbureau] een vervolg op voormeld onderzoeksrapport opgesteld naar aanleiding van een daartoe door ASR op 28 november 2013 gegeven opdracht. ASR heeft gevraagd te onderzoeken of [eisers] . over een eigen woning in Marokko kon beschikken. In dat rapport is, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende gerelateerd.
- Aan de Marokkaanse agent van [naam schadeonderzoeksbureau] is, bij diens nader onderzoek, door de zoon van het pand dat beweerdelijk door [eisers] . was gehuurd, meegedeeld dat de eigenaar van dat pand familie is van [eisers] . en dat [eisers] . dat pand nimmer hebben bewoond of gehuurd.
- Uit onderzoek in het kadaster van de gemeente El Aioun is gebleken dat [eisers] . daarin geregistreerd staan als eigenaren van het perceel grond met woning aan de No [adres] , [woonplaats] . Diverse personen aldaar verklaarden [eisers] . te kennen als bewoners van dat pand.
- De afstand El Aioun-Nador (alwaar voormeld ziekenhuis is gelegen) bedraagt 100 kilo-meter, de afstand Oujda-Nadro bedraagt 140 kilometer. [eisers] . hadden na de ongevallen in de eigen woning kunnen verblijven. Nu zij hebben verklaard geen eigen woning in Marokko te bezitten, hebben zij ook in dat opzicht een onjuiste voorstelling van zaken gegeven.

2.20.
Daarna is de vordering in kort geding mondeling behandeld. ASR heeft verweer gevoerd. Bij vonnis van 5 februari 2014 heeft de voorzieningenrechter te Utrecht de vordering van [eisers] . afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van het geding. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat niet voldoende aannemelijk was geworden dat [eisers] . de geclaimde kosten als gevolg van het ongeval had gemaakt.

2.21.
Op 24 april 2014 heeft ASR aan [eiser sub 3] bericht dat haar schade niet gedekt is door de SVI.

2.22.
Op 18 juni 2014 heeft [naam schadeonderzoeksbureau] een verder vervolg op voormeld onderzoeksrapport opgesteld naar aanleiding van een daartoe door ASR op 1 april 2014 gegeven opdracht. Op grond van deze opdracht heeft wederom (ook) onderzoek plaatsgevonden in Marokko. [naam schadeonderzoeksbureau] concludeert dat [eisers] . de beschikking hebben over de woning aan de [straatnaam] te Oujda, dat zij in deze woning al jaren hun vakanties doorbrengen en dat zij ook in deze woning hebben verbleven na het ongeval in oktober 2012. Deze woning is gelegen naast de woning van [eiser sub 3] (nummer [nummer] ).

2.23.
Op 31 maart 2015 is de dagvaarding uitgebracht waarmee deze procedure is ingeleid.

2.24.
In artikel 1 van de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek (hierna: Gedragscode) van het Verbond van Verzekeraars is bepaald onder welke omstandigheden een verzekeraar kan besluiten een persoonlijk onderzoek uit te voeren, te weten indien:
het ingestelde feitenonderzoek geen of onvoldoende uitsluitsel geeft voor het nemen van een beslissing bij een (…) schademelding (…), of,
gerede twijfel is ontstaan over de juistheid of volledigheid van de resultaten van het feitenonderzoek, zodanig dat bij de verzekeraar een redelijk vermoeden van verzekeringsfraude of andere vormen van oneigenlijk gebruik van verzekeringsproducten of diensten is ontstaan.
Het feitenonderzoek is in de gedragscode gedefinieerd als het onderzoek dat wordt ingesteld naar de feiten, omstandigheden en gedragingen van betrokkene die nodig zijn voor de beoordeling van een verzekeringsaanvraag, lopende verzekeringsovereenkomst, schademelding of andere aanspraak op uitkering of prestatie.
Het persoonlijk onderzoek is gedefinieerd als het onderzoek, volgend op een feitenonderzoek, naar gedragingen van betrokkene waarbij bijzondere onderzoeksmethoden en of bijzondere onderzoeksmiddelen worden gebruikt, dat inbreuk maakt of kan maken op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene.

Het geschil

3.1.
[eisers] . vordert te verklaren voor recht dat ASR op grond van de SVI en de reisverzekering is gehouden dekking te verlenen aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] voor de schade die zij ieder afzonderlijk hebben geleden als gevolg van de ongevallen op 17 oktober en 22 oktober 2012 en dat ASR gehouden is deze schade – nader op te maken bij staat – te vergoeden. De vordering van [eiser sub 3] is gelijkluidend maar beperkt tot het ongeval van 17 oktober 2012. Zij vorderen verder de veroordeling van ASR in de proceskosten en de nakosten.

3.2.
ASR voert verweer. Zij betwist niet dat de aanrijdingen zich hebben voorgedaan en dat de schade als gevolg van die aanrijdingen in beginsel gedekt is door de polissen. ASR betwist wel dat de schade van [eiser sub 3] ook onder de dekking van de reisverzekering valt. ASR doet echter een beroep op de uitsluiting van de dekking van artikel 6 lid 5 van de algemene voorwaarden. Volgens ASR heeft [eisers] . over de aard en de omvang van de schade opzettelijk onjuiste mededelingen gedaan en is er daardoor geen dekking. ASR stelt in het bijzonder dat de mededeling over de gemaakte verblijfskosten in een gehuurde woning onjuist is geweest. Volgens ASR heeft [eisers] . geen woning hoeven huren omdat hij zowel voor als na de aanrijdingen de beschikking had over twee woningen in Marokko waar hij kon verblijven. Dat zijn volgens ASR de woning van de moeder van [eiser sub 2] in El Ajoun en de woning van een broer van [eiser sub 2] die gelegen is naast de woning van [eiser sub 3] aan het adres [adres] te [woonplaats] . Volgens ASR heeft [eisers] in de periode voor en na het ongeval tot aan de terugreis naar Nederland feitelijk verbleven in de woning van de broer in Oujda. Als er geen dekking is kan ook een inzittende derde als [eiser sub 3] geen rechten aan de SVI ontlenen, aldus ASR.

3.3.
[eisers] . betwist dat hij opzettelijk onjuiste mededelingen heeft gedaan over de aard en de omvang van de schade. Hij betwist in het bijzonder dat hij de beschikking had over twee woningen in Marokko en dat hij na het ongeval feitelijk niet in de van [A] gehuurde woning heeft verbleven. [eisers] . heeft een schriftelijke verklaring van [A] overgelegd. In deze verklaring staat dat het gehuurde appartement een volledig ingerichte eengezinswoning betreft van 138 vierkante meter met daarbij een garage van 138 vierkante meter.

3.4.
[eisers] . stelt verder dat het onderzoek dat [naam schadeonderzoeksbureau] in opdracht van ASR heeft gedaan moet worden gekwalificeerd als een persoonlijk onderzoek in de zin van de Gedragscode en dat [naam schadeonderzoeksbureau] door het doen van dat onderzoek inbreuk heeft gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer. Volgens [eisers] . was een persoonlijk onderzoek niet gerechtvaardigd omdat van een redelijk vermoeden van fraude geen sprake was. Bovendien heeft ASR [eisers] . niet ingelicht over het onderzoek terwijl dat volgens [eisers] . op grond van de Gedragscode vereist was. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942 stelt [eisers] . dat ASR zich niet heeft gehouden aan de Gedragscode en derhalve ongerechtvaardigd en daarmee onrechtmatig inbreuk heeft gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer. Het gevolg daarvan is volgens [eisers] . dat de rapporten van [naam schadeonderzoeksbureau] geen bewijs kunnen bijbrengen voor de stelling van ASR dat [eisers] . opzettelijk onjuiste informatie heeft verschaft. Subsidiair voert [eisers] . aan dat deze rapporten ook geen bewijs bevatten.

3.5.
Verder heeft [eisers] . aangevoerd dat [eiser sub 3] wel recht op dekking heeft als het beroep van ASR op de uitsluitingsgrond toch zou slagen. Volgens [eisers] . dient namelijk per verzekerde te worden beoordeeld of een beroep op de uitsluitingsclausule van artikel 6 lid 5 slaagt.

3.6.
ASR betwist dat de uitsluiting van artikel 6 lid 5 per verzekerde moet worden beoordeeld. ASR betwist dat [naam schadeonderzoeksbureau] een persoonlijk onderzoek heeft gedaan. Volgens ASR heeft [naam schadeonderzoeksbureau] alleen feitenonderzoek gedaan.

3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de dekking moeten worden beoordeeld naar Nederlands recht.

4.2.
ASR erkent dat de schade van [eisers] . in beginsel gedekt is door de polissen. Nu ASR een beroep op een uitsluitingsclausule doet rust op haar de bewijslast dat [eisers] opzettelijk onjuiste en onvolledige informatie heeft verschaft over de aard en de omvang van de gemaakte kosten.

4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is ASR in dat bewijs geslaagd. [eisers] . heeft in de dagvaarding (punt 49) gesteld dat hij een volledig ingerichte eengezinswoning van 138 vierkante meter van [A] heeft gehuurd. Hij heeft ter staving van deze stelling een schriftelijke verklaring van [A] (productie 17) overgelegd waarin staat dat [A] aan [eisers] . een vijfkamerappartement heeft verhuurd. [eisers] . heeft bovendien de factuur overgelegd die [A] heeft opgesteld. Volgens deze factuur is een “maison individuelle equipée tout confort” verhuurd voor een bedrag van € 10.750,00 in de periode van 19 oktober 2012 tot 12 januari 2013. Tijdens de comparitie na antwoord heeft [eisers] . echter verklaard dat hij na het ongeval het privégebruik van één slaapkamer en badkamer heeft gehuurd van [A] in de woning waar [A] zelf ook woonde, dat [A] en diens inwonende zuster de beschikking hadden over vier kamers in die woning en dat [eisers] . hun woonkamer en keuken mocht gebruiken. Deze verklaring strookt dus niet met de stelling in de dagvaarding dat een éénsgezinswoning is gehuurd en ook niet met de schriftelijke verklaring van [A] dat een vijfkamerappartement is verhuurd. Verder is de verklaring in strijd met de tekst van de factuur dat een maison individuelle is verhuurd. [eisers] . heeft immers geen volledige woning maar slechts een kamer met badkamer van [A] gehuurd. Het is een feit van algemene bekendheid dat de prijzen in Marokko lager zijn dan in Nederland. Het bedrag op de factuur is echter ook naar Nederlandse maatstaven zo hoog dat niet aannemelijk is dat dit bedrag marktconform is voor de huur van een kamer met badkamer gedurende een periode van (iets minder dan) drie maanden. Het bedrag blijft ook onaannemelijk hoog wanneer mede in aanmerking wordt genomen dat [eisers] . zoals hij stelt, en ASR betwist, volledige kost en inwoning heeft genoten en de zuster van [A] [eiser sub 2] heeft verzorgd.

4.4.
De rechtbank concludeert dan ook dat [eisers] . opzettelijk onjuiste informatie heeft verschaft over de ten gevolge van de aanrijdingen gemaakte verblijfskosten.
ASR heeft jegens hen dan ook terecht een beroep op de uitsluiting van artikel 6 lid 5 gedaan.

4.5.
Op het bovenstaande stuit de vordering van [eisers] . af. De rechtbank behoeft daarom niet te beoordelen of de onderzoeken die [naam schadeonderzoeksbureau] in Marokko heeft gedaan kwalificeren als onderzoeken naar de feiten of onderzoeken naar de persoon van [eisers] . in de zin van de Gedragscode. Ten overvloede wordt overwogen dat ASR geen opdracht aan [naam schadeonderzoeksbureau] heeft gegeven om een persoonsonderzoek te doen. Het is echter wel aannemelijk dat de onderzoeker van [naam schadeonderzoeksbureau] inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eisers] . doordat hij in het kader van het vervolgonderzoek kritische vragen heeft gesteld over [eisers] . binnen hun familie-, vrienden- en kennissenkring in Marokko. Die inbreuk op de privacy was naar het oordeel van de rechtbank in dit geval wel gerechtvaardigd. [eisers] . heeft immers een factuur voor verblijfskosten aan ASR doen toekomen die alleen al vanwege het bedrag van de opgevoerde kosten vragen opriep. Daarbij komt dat tussen partijen niet in geschil is dat de alarmstichting SOS kort na de eerste aanrijding contact heeft gehad met een dochter van [eisers] . en dat deze stichting toen van die dochter heeft begrepen dat geen verblijf in Marokko behoefde te worden geregeld omdat haar ouders al een verblijfplaats hadden. Bovendien bleek uit het proces-verbaal van politie van de eerste aanrijding dat [eiser sub 2] aan de politie heeft opgegeven dat [eiser sub 3] haar buurvrouw was. Verder bleek uit dat proces-verbaal dat [eiser sub 3] iets anders aan de politie heeft verklaard over het doel van de autorit dan [eisers] . tegenover de onderzoeker van [naam schadeonderzoeksbureau] heeft verklaard. ASR had dus op grond van het eerste rapport van [naam schadeonderzoeksbureau] , welk rapport het bestek van een onderzoek naar de feiten in ieder geval niet te buiten gaat, voldoende reden om te twijfelen aan de juistheid van de factuur en mocht opdracht geven tot het doen van nader onderzoek naar die factuur. Voor de schending van de persoonlijke levenssfeer is in dit geval dan ook sprake van een rechtvaardigingsgrond.

4.6.
[eiser sub 3] heeft tegenover de betwisting van ASR niet onderbouwd dat haar schade in beginsel onder de dekking van de reisverzekering valt. Zij heeft niet gesteld dat zij verzekerde is in de zin van die polis. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser sub 3] wel verzekerde is in de zin van de SVI. Ook staat vast dat [eiser sub 3] geen onjuiste opgave heeft gedaan over de aard en de omvang van de door haar geleden schade. Zij heeft namelijk nog niet of nauwelijks opgave gedaan. Volgens [eiser sub 3] is de schade die zij heeft geleden daarom wel gedekt onder de SVI.

4.7.
Ook ten aanzien van [eiser sub 3] doet ASR een beroep op de uitsluiting van de dekking van artikel 6 lid 5 van de algemene voorwaarden. Partijen zijn het niet eens over de uitleg van die bepaling. De rechtbank stelt voorop dat bij de uitleg van deze polisvoorwaarde de maatstaven van het arrest DSM/ [naam] gelden. Partijen hebben niet over de tekst van de algemene voorwaarden onderhandeld. Zij hebben ook niet gesteld dat zij enige mededelingen over die voorwaarden aan elkaar hebben gedaan. Daarom komt doorslaggevende betekenis toe aan de tekst van het beding gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen en de kennelijke strekking van de regeling waartoe de bepaling behoort. Daar komt bij dat [eisers] . de SVI heeft gesloten als consument. Daarom prevaleert bij twijfel over de uitleg van een beding de voor de consument gunstige uitleg (artikel 6:238 lid 2 BW). Naar het oordeel van de rechtbank is de tekst van het beding duidelijk. Het gaat om mededelingen van een verzekerde. Tussen partijen is niet in geschil dat ook passagiers die met toestemming van [eisers] . meereden onder de definitie van verzekerde in de zin van de polis vallen. Een taalkundige uitleg van artikel 6 lid 5 brengt mee dat opzettelijk onjuiste mededelingen over de omvang van de schade door de ene verzekerde onverlet laat dat de schade van de andere verzekerde voor vergoeding in aanmerking komt. ASR heeft voor de onderbouwing van haar andersluidende standpunt gewezen op de tekst van artikel 8 van de Bijzondere Voorwaarden SVI waarin aanvullende uitsluitingen zijn opgenomen. Aan het slot van dat artikel is bepaald dat de uitsluitingen van lid 1 tot en met lid 5 niet gelden voor de verzekerde die aantoont dat de genoemde omstandigheden zich buiten zijn medeweten en tegen zijn wil hebben voorgedaan en dat hem redelijkerwijs geen verwijt treft. Volgens ASR is een dergelijke bepaling niet opgenomen bij de algemene uitsluitingen en moet daaruit worden afgeleid dat onjuiste mededelingen over de omvang van de schade door één van de verzekerden leidt tot het verlies van dekking voor de schade van alle verzekerden. In dat standpunt kan ASR niet worden gevolgd. [eiser sub 3] heeft terecht aangevoerd dat in artikel 6 lid 5 of elders in de polisvoorwaarden niet is opgenomen dat opzettelijk onjuiste informatie van de ene verzekerde kan worden toegerekend aan de andere verzekerde. ASR heeft verder aangevoerd dat het voor de hand ligt dat [eiser sub 3] haar schade verhaalt op de aansprakelijke partij in Marokko. Zij heeft echter niet gesteld, en ook is niet gebleken, dat deze partij verhaal biedt voor alle geleden schade. De gevorderde verklaring voor recht kan wat betreft [eiser sub 3] voor wat betreft de SVI dus wel worden toegewezen in voege als na te melden. Omdat partijen eigenlijk nog geen begin hebben gemaakt met de inventarisatie van de schade die onder de polis is gedekt zal de verwijzing naar de schadestaat worden afgewezen. ECLI:NL:RBMNE:2016:3010