Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 220814 vordering terugbetaling schadevergoedingen nav opschorting en royement polis; niet aangetoond dat aanmaning verzekerde heeft bereikt

Rb Rotterdam 220814 vordering terugbetaling schadevergoedingen nav opschorting en royement polis; niet aangetoond dat aanmaning verzekerde heeft bereikt

4 De beoordeling van de vordering

In conventie

4.1
Ohra heeft haar vordering gegrond op artikel 15 WAM waarin is bepaald dat: ‘de verzekeraar die ingevolge deze wet de schade van een benadeelde geheel of ten dele vergoedt, ofschoon de aansprakelijkheid voor die schade niet door een met hem gesloten verzekering was gedekt, heeft voor het bedrag der schadevergoeding verhaal op de aansprakelijke persoon’. Het onderhavige geschil betreft de vraag of Ohra op goede gronden de dekking van de autoverzekering heeft opgeschort en uiteindelijk de verzekering heeft geroyeerd waardoor de uit hoofde van de autoverzekering van [mevrouw XX] uitgekeerde schadevergoeding dient te worden terugbetaald aan Ohra.

4.2
Vooropgesteld wordt dat door [mevrouw XX] niet is weersproken dat de aanvangspremie door haar onbetaald is gelaten. Zij stelt echter niet op de hoogte te zijn geweest van het storneren van de automatische incasso, dat zij zij geen acceptgiro heeft ontvangen om de premie alsnog te voldoen en dat zij niet is gewezen op de gevolgen van het niet (tijdig) voldoen van de premie. Van belang is voor de verdere beoordeling van de vordering, in de eerste plaats, of de polisvoorwaarden van toepassing zijn. Nu [mevrouw XX] niet heeft betwist dat zij de brieven van 17 juli 2012 met het polisblad en bijbehorende voorwaarden heeft ontvangen, heeft als uitgangspunt te gelden dat deze van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomst en dat de polisvoorwaarden ter hand zijn gesteld aan [mevrouw XX] zodat zij van de inhoud daarvan heeft kunnen kennisnemen.

4.3
Het voorgaande betekent dat artikel 6.2 van de polisvoorwaarden, waarop Ohra in deze procedure een beroep doet, in beginsel van toepassing is. In voornoemd artikel is, kort gezegd, bepaald dat wanneer de aanvangspremie niet tijdig is ontvangen de verzekering als nooit tot stand gekomen wordt beschouwd. Ohra heeft echter van deze mogelijkheid in het voortraject geen gebruik gemaakt. Zij heeft immers de verzekering niet als nooit tot stand gekomen beschouwd, maar heeft de dekking opgeschort en uiteindelijk de verzekering geroyeerd per 7 september 2012.

4.4
De aanvangspremie zal derhalve voor de verdere beoordeling worden beschouwd als een ‘gewone’ niet betaalde premie. Voor de betaling van de premie geldt artikel 6.3 van de polisvoorwaarden waarvan de inhoud gelijk is aan het bepaalde aan artikel 7:934 BW. De verzekeraar dient de verzekerde eerst aan te manen voordat – indien betaling uitblijft – de dekking wordt opgeschort. Ohra stelt zich op het standpunt dat zij twee aanmaningen heeft verzonden, te weten op 3 augustus 2012 en 22 augustus 2012 (welke brieven overigens niet in het geding zijn gebracht), waarbij is gewezen op de gevolgen van het niet betalen van de premie. [mevrouw XX] betwist de verzending, maar in elk geval de ontvangst van de brieven. Gelet op het bepaalde in artikel 3:37 lid 3 BW staat onvoldoende vast dat de verplichte aanmaningen [mevrouw XX] hebben bereikt. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de premies van augustus, september en oktober 2012 na aanmaning wel zijn voldaan en de aanmaningen van 3 augustus 2012 en 22 augustus 2012 in deze procedure niet zijn overgelegd.

4.5
Het voorgaande betekent dat de dekking van de verzekering op de dag van de aanrijding(en) niet als geschorst kan worden beschouwd, dan wel dat de verzekering niet als geroyeerd kan worden beschouwd, zodat [mevrouw XX] niet aansprakelijk is voor terugbetaling van de uitgekeerde schadevergoedingen. De vordering van Ohra zal dan ook worden afgewezen. ECLI:NL:RBROT:2014:7691