Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 160119 Dekking na diefstal; uitsluitingsclausule; bus gestolen terwijl ernaast werkzaamheden werden verricht

RBMNE 160119 Dekking na diefstal; uitsluitingsclausule; bus gestolen terwijl ernaast werkzaamheden werden verricht

De overwegingen 

Inleiding

2.1.
De heer [A] is eigenaar van [eiseres] , een bedrijf in grond- en graafwerk en aanleg en onderhoud van ondergrondse kabels en leidingen. [eiseres] had een Mercedes Benz Sprinter. Deze bedrijfswagen had [eiseres] geleased bij leasemaatschappij [bedrijfsnaam] en (via een assurantietussenpersoon) verzekerd bij ASR.

Wat is er gebeurd?

2.2.
Op 2 september 2016 was [A] samen met zijn collega de heer [B] aan het werk in [plaatsnaam] waar zij waterleidingen aan het vernieuwen waren. [B] was met de Mercedes naar [plaatsnaam] gekomen. Hij had de Mercedes in een parkeervak geparkeerd, waarbij de bus met de achterkant richting het werkgat stond waarin [A] en [B] de werkzaamheden verrichtten. Het werkgat hadden zij aan de straatkant afgezet met pionnen, afzethekken en twee schildjes. De Mercedes stond ook in dit afgezette gebied. Voor de bus stond nog een willekeurige andere auto. Rond 10:30 uur is de Mercedes gestolen.

Wat is er aan de hand?

2.3.
ASR wil geen dekking verlenen voor de diefstal. Het belangrijkste argument van ASR daarvoor is dat de Mercedes onbeheerd is achtergelaten en niet goed is afgesloten. In artikel 5.14 van de verzekeringsvoorwaarden staat dat er in zo’n geval geen dekking is bij diefstal. ASR noemt ook twee formele punten waarom zij geen uitkering hoeft te doen aan [eiseres] .

[eiseres] vindt dat ASR de volledige schade moet vergoeden omdat de Mercedes helemaal niet onbeheerd is achtergelaten. ASR heeft expertisebureau [naam expertisebureau] ingeschakeld om de schade te taxeren. [naam expertisebureau] heeft de schade bepaald op € 11.000 exclusief btw. [eiseres] kan zich daarin vinden en vordert dit bedrag van ASR, met rente en kosten.

Zijn er formele obstakels?

2.4.
In de conclusie van antwoord heeft ASR twee formele verweren opgenomen. Het eerste is dat [eiseres] geen eigenaar is van de Mercedes en de Mercedes dus ook niet aan ASR in eigendom kan overdragen. Dat is een voorwaarde voor schadevergoeding. Dit staat in artikel 6.4 van de verzekeringsvoorwaarden. Het tweede verweer is dat [eiseres] daardoor ook geen belang heeft bij de vordering die zij heeft ingesteld: [eiseres] is geen eigenaar van de bus en zij heeft door de diefstal dus ook geen schade geleden.

2.5.
Tijdens de zitting heeft mr. Aarts gezegd dat [eiseres] misschien op het moment van de aangifte bij de politie en het indienen van de claim bij ASR geen eigenaar van de Mercedes was, maar op het moment van dagvaarden in ieder geval wel. [eiseres] heeft de resterende leasetermijnen gewoon moeten betalen aan de leasemaatschappij, waarna de eigendom is overgegaan op [eiseres] . Een eigendomsoverdracht aan ASR zou dus nu wel mogelijk zijn. Mr. Wildenburg heeft daarop aangegeven dat een eigendomsoverdracht nu zou kunnen. De kantonrechter heeft vervolgens geconcludeerd dat [eiseres] belang heeft bij haar vordering en geconstateerd dat het in deze zaak nu alleen nog gaat om de vraag of de diefstal een gedekt evenement is. Daar gaat de kantonrechter nu op in.

Wanneer moet ASR uitkeren?

2.6.
De bestelautoverzekering die [eiseres] heeft afgesloten voor de Mercedes biedt in principe dekking bij diefstal van de auto. Het uitgangspunt is dus dat ASR bij diefstal dekking moet verlenen. Dat is alleen anders als gezegd kan worden dat [eiseres] niet goed voor de bus heeft gezorgd. ASR vindt dat dat zo is. Zij doet daarom een beroep op artikel 5.14 van de verzekeringsvoorwaarden, waarin een uitsluitingsclausule is opgenomen. Hierin staat het volgende: “De bestuurder moet er alles aan doen om (…) diefstal te voorkomen. (…) In ieder geval krijgt u geen vergoeding: 
- als de bestelauto onbeheerd is achtergelaten en niet goed is afgesloten; (…)

Heeft [eiseres] er alles aan gedaan om diefstal te voorkomen?

2.7.
Van de verzekerde wordt dus verlangd dat hij er alles aan doet om diefstal te voorkomen. ASR vindt primair dat de auto onbeheerd en niet afgesloten is achtergelaten en subsidiair dat [eiseres] er niet alles aan heeft gedaan de diefstal te voorkomen. 
De kantonrechter leest de uitsluitingsclausule (artikel 5.14) zo dat als de bestelauto onbeheerd is achtergelaten en niet goed is afgesloten dat dat een voorbeeld is van er niet alles aan doen om diefstal te voorkomen. De kantonrechter zal daarom het primaire en subsidiaire standpunt van ASR niet apart behandelen: alles is toegespitst op het onbeheerd en niet afgesloten achterlaten van de bus.

onbeheerd?

2.8.
De kantonrechter vindt dat Minimet goed voor haar bus heeft gezorgd. [eiseres] heeft de Mercedes niet onbeheerd achtergelaten. De bus stond geparkeerd bij het werkgat. De bus stond in het gebied dat [B] en/of [A] hadden afgezet om de werkzaamheden op de openbare weg te markeren. Zij waren aan het werk in een gat dat zij hadden gegraven om bij de waterleidingen te kunnen. Zij waren aan het werk naast de bus. De sleutel had [B] bij zich en zat niet in het contact. [A] is kort voor de diefstal met zijn eigen auto even weggegaan, maar [B] heeft het werkgat en/of het afgezette gebied niet verlaten. Wanneer iemand, zoals in dit geval, in de directe nabijheid van zijn auto is, is er naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van onbeheerd achterlaten.

Daar komt bij dat de Mercedes voor [B] en [A] zichtbaar was vanuit het werkgat. Dit leidt de kantonrechter af uit wat [A] daarover tijdens de zitting heeft gezegd. [A] heeft verteld dat de bus, die 2 m hoog is, te zien was vanuit het gat. Het gat was uitgegraven tot een diepte van 1.30 m maximaal, omdat een waterleiding op een standaarddiepte van 1 m tot 1.10 m ligt. Dat hoogstens het dak van het busje te zien was vanuit het gat en [B] dus geen goed zicht had op het busje, zoals ASR heeft aangevoerd in de conclusie van antwoord, kan dus feitelijk niet kloppen.

Tijdens de zitting heeft [A] ook verteld dat de werkzaamheden eruit bestonden dat er een zadel geplaatst moest worden en dat zij daarvoor steeds 5 à 10 seconden “beneden zijn” om een handeling te doen. Hieruit leidt de kantonrechter af dat het ook niet zo was dat zij heel lang naar beneden moesten kijken en de bus niet konden zien.

op slot?

2.9.
ASR verwijt [eiseres] dat de bestelauto niet was afgesloten. Dat de verzekeringsvoorwaarden bepalen dat de verzekerde geen vergoeding krijgt als de bestelauto onbeheerd is achtergelaten en niet goed is afgesloten, wijst erop dat het feit dat de Mercedes niet volledig was afgesloten alleen betekenis heeft in combinatie met het onbeheerd achterlaten. Ook los daarvan vindt de kantonrechter het gegeven dat de bus niet was afgesloten in de gegeven situatie niet onzorgvuldig. [B] en [A] , later alleen [B] , waren naast de bus aan het werk. De sleutel had [B] bij zich en zat dus niet in het contact. Om de werkzaamheden te kunnen verrichten, zo heeft [A] aan de kantonrechter uitgelegd, moeten zij constant in de bus kunnen om gereedschap en materialen te pakken en terug te leggen. De achterklep is daarom open en staat ook omhoog, de overige deuren zijn wel dicht. De kantonrechter vindt dat niet van [eiseres] kan worden gevergd dat de bus volledig wordt afgesloten. Dat maakt het verrichten van dit soort werkzaamheden wel erg onpraktisch en omslachtig.

Dus: moet ASR dekking verlenen?

2.10.
De kantonrechter vindt dat [eiseres] er alles, wat van haar verwacht mag worden, aan heeft gedaan om diefstal te voorkomen, en dat er in ieder geval geen sprake is van het onbeheerd achterlaten en niet goed afsluiten:
- de bus stond naast het werkgat;
- de bus stond in het met pionnen etc. afgezette gebied;
- de bus hoefde gezien de aard van de werkzaamheden niet (volledig) op slot te worden gezet;
- de bus was zichtbaar ook als je in het gat stond.

Wat de kantonrechter hiervoor heeft beslist betekent dat ASR geen beroep kan doen op de uitsluitingsclausule in artikel 5.14 om dekking te weigeren. ASR moet de schade die [eiseres] door de diefstal van de Mercedes lijdt dus vergoeden.

Welk bedrag?

2.11.
[naam expertisebureau] heeft voor ASR de schade bepaald op een bedrag van € 11.000,00 exclusief btw. [eiseres] heeft aangegeven dat zij hiermee akkoord is. ASR heeft in de conclusie van antwoord (sub 40) aangegeven dat als de uitkomst is dat zij een uitkering moet doen aan [eiseres] er dan wel rekening moet worden gehouden met het eigen risico van € 225,00. [eiseres] heeft hierover niets gezegd. De kantonrechter constateert dat uit de polisvoorwaarden op het polisblad inderdaad volgt dat er een eigen risico is van € 225,00. Dit bedrag blijft voor rekening van [eiseres] . De kantonrechter zal ASR daarom veroordelen een bedrag van € 10.775,00 aan [eiseres] uit te keren.

Met wettelijke rente?

2.12.
[eiseres] vordert wettelijke rente vanaf 2 september 2016. ASR betwist dat rente verschuldigd is. In ieder geval is de ingangsdatum volgens haar niet juist. ASR wijst erop dat pas wettelijke rente verschuldigd kan zijn als ook voldaan is aan het formele vereiste van eigendomsoverdracht. Die heeft nog niet plaatsgevonden.

De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de verzekeringsvoorwaarden (artikel 6.4) volgt dat de verzekeraar in geval van diefstal recht heeft op schadevergoeding 30 dagen nadat ASR de melding van diefstal heeft ontvangen en dat dat de verzekerde een schadevergoeding krijgt als het eigendomsrecht van de bestelauto is overgedragen. Dertig dagen na de melding bij ASR ontstaat dus een recht op uitkering. Voorwaarde voor daadwerkelijke uitbetaling is het overdragen van het eigendomsrecht. Zoals de kantonrechter al overwoog heeft mr. Aarts tijdens de zitting aangeven dat [eiseres] in ieder geval op het moment van dagvaarden eigenaar was van de Mercedes. Omdat eigendomsoverdracht toen mogelijk was, ziet de kantonrechter aanleiding de datum van de dagvaarding als ingangsdatum van de wettelijke rente te nemen.

Buitengerechtelijke kosten

2.13.
[eiseres] maakt ook aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 900,00. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Aan ASR is op 7 februari 2017 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het feit dat deze brief afkomstig is van rechtsbijstandsverzekeraar ARAG leidt niet tot de conclusie dat geen sprake is van buitengerechtelijke kosten, zoals ASR aanvoert. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is lager dan het bedrag dat volgt uit het in het Besluit bepaalde tarief en zal dus worden toegewezen. ECLI:NL:RBMNE:2019:299