Rb A.dam 221106 medewerker kantoor valt over gedweilde vloer en stelt schoonmaker aansprakelijk
- Meer over dit onderwerp:
Rb A.dam 22-11-06 medewerker kantoor valt over gedweilde vloer en stelt schoonmaker aansprakelijk o.b.v. art. 6:162 BW
Allereerst merkt de rechtbank op dat het enkele feit dat er een verhoogde kans is op gevaar onvoldoende is om te concluderen dat sprake is van een ongeoorloofde risicoverhoging. In het verlengde gaat een eventuele waarschuwingsplicht niet zo ver dat er geen enkel risico meer mag zijn. De gewraakte handeling in deze zaak is het dweilen van de hal door B op dinsdagochtend 23 mei 2000. De vraag is derhalve of B met deze handeling voor A een groter risico in het leven heeft geroepen dan naar de omstandigheden redelijkerwijs verantwoord is en waarop een normaal mens bedacht moet zijn. De rechtbank acht daarbij de volgende omstandigheden van belang.
Het is niet ongebruikelijk dat in kantoren regelmatig vloeren worden gedweild, zeker niet als het de centrale hal betreft bij de entree van het kantoor. Het tijdstip waarop de vloer werd gedweild, omstreeks 9.30 uur, is ook niet ongebruikelijk. Bovendien heeft het ongeval plaatsgevonden op een dinsdag. Volgens de stellingen van A was dit voor de datum van het ongeval al gedurende 18 weken de vaste dag waarop (de medewerker van) B de hal diende te dweilen. Als waarschuwing voor mogelijke gladheid gebruikte B de emmer. Op het moment dat A de hal betrad, stond de emmer in de hal op ongeveer vijf meter afstand van A. Ter gelegenheid van de comparitie heeft A verklaard dat, als hij bij het betreden van de hal had gekeken, hij de emmer had kunnen zien. Gelet op de geringe omvang van de hal en de voornoemde verklaring van A is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een verdergaande waarschuwing dan het plaatsen van de emmer in redelijkheid niet noodzakelijk was. Van onrechtmatigheid is derhalve geen sprake.
Dat A bij het betreden van de hal de emmer niet heeft gezien, ten val is gekomen en daardoor zijn been heeft gebroken dient daarom voor zijn eigen risico te blijven.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering zal worden afgewezen. A zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. LJN AZ3700