Rb Maastricht 311208 werkneemster valt 12 meter door gipsplaatplafond, fouten in RIE voor rek wg-er
- Meer over dit onderwerp:
Rb Maastricht 311208 werkneemster valt 12 meter door gipsplaatplafond, fouten in RIE voor rekening wg-er
De beoordeling
In januari 2007 was in de Stadsschouwburg te Heerlen een zeer omvangrijk renovatieproject lopende.
Partij [eiseres] voerde op 9 januari 2007 in opdracht van [gedaagde] in de schouwburg schoonmaakwerkzaamheden uit.
Tot die werkzaamheden behoorde het door middel van stofzuigen verwijderen van stof op het plafond van de grote zaal.
Dit plafond is een vrijhangende houten constructie, op ongeveer 12 meter hoogte boven de zaalvloer.
Dit plafond is vervaardigd uit plaatmateriaal dat beloopbaar is.
Een deel van het plafond, daar waar de houten constructie tegen de
buitenmuren van de zaal aanheelt, bestaat uit gipsen plaatmateriaal dat
niet geschikt is om menselijk gewicht te dragen.
De platen zijn duidelijk zichtbaar in een regelwerk bevestigd.
Over het plafond liggen met leuningen beveiligde bordessen en
loopbruggen om door (licht)technici te gebruiken delen van het plafond
te kunnen bereiken.
[eiseres] is vanaf een loopbrug op het gipsplatengedeelte geklommen om daar te stofzuigen.
Zij is door een van de gipsplaten gezakt en heeft daardoor een val van ca. 12 meter gemaakt.
[eiseres] was toen zij zich op het gipsplaten deel van de plafondvloer bevond niet gezekerd door een sliplijn.
Omdat de schouwburg juist geheel verbouwd was houdt de kantonrechter
het voor zeer aannemelijk dat de plaats waar eiseres ten tijde van het
ongeval werkzaam was, gelijk als de overige delen van de vloer, met
bouwstof overdekt was (eiseres was immers juist ingehuurd om dit te
verwijderen) waardoor er mogelijk nauwelijks zichtbare verschillen
waren tussen de beloopbare en onbeloopbare gedeelten van de
plafondvloer.
De kantonrechter neemt aan dat, gezien de verklaringen en stellingen
van [gedaagde], [eiseres] vooraf gezegd zal zijn dat zij alleen vanaf
de loopbruggen mocht werken.
Uit het feit dat haar collega [werkneemster] buiten de loopbruggen
aangelijnd werkte had [eiseres] in ieder geval ook de conclusie kunnen
trekken dat het zich zonder aangelijnd zijn buiten de loopbruggen
begeven een risico in moest houden, reden om dat niet te doen.
De kantonrechter is echter van oordeel dat dit voor [eiseres] alleen
begrijpelijk hoefde te zijn in relatie tot de voor haar kenbare
risico's. Dat risico was volgens de risico-inventarisatie vooral het
feit dat delen van de plafondvloer schuin liepen en er glijgevaar
bestond. Naar waarneming van de kantonrechter kan dit risico ook in
verband gebracht worden met de opening van de ruimte richting toneel.
De ruimte waarin het ongeluk plaatsvond kent geen schuine
vloergedeelten en straalt op generlei wijze enig risico uit. Het is in
die omstandigheden goed voorstelbaar dat een werknemer het zich van de
loopbrug af in deze ruimte begeven als risicoloos beschouwt.
Uitgezonderd de voor eenieder op dat moment onbekende constructie van
het verhoogde gedeelte van het plafond, was het zich in die ruimte
begeven naar waarneming van de kantonrechter de facto ook daadwerkelijk
risicoloos.
De kantonrechter rekent het daarom ook [eiseres] niet aan dat zij zich
buiten de loopbrug begeven heeft om het gedeelte waar het ongeluk is
gebeurd te reinigen.
Daarbij acht de kantonrechter van belang dat [eiseres] die dag voor het
eerst op dit werk tewerkgesteld was en mogelijk, onbekend zijnde met de
situatie ter plaatse, instructies niet of niet volledig heeft begrepen
en of in de concrete situatie niet of verkeerd heeft toegepast, en/of
ook haar voorwerkster niet heeft willen tegenspreken.
Omdat haar volstrekt onbekend was en ook onbekend mocht zijn dat het
verhoogde gedeelte van de ruimte waar het ongeluk is gebeurd
onbeloopbaar was, kan het haar ook niet worden aangerekend dat zij zich
op dat gedeelte heeft begeven.
De vraag is vervolgens tot in hoeverre [gedaagde] bij haar inschatting van de aan de
werkzaamheden verbonden risico's mocht afgaan op de haar door haar
opdrachtgever, zijnde Visser & Smit, verschafte informatie.
In het onderhavige geval staat vast dat de risico-inventarisatie in de
ogen van de kantonrechter een grove misslag bevat waar het gaat om de
vermelding van de onbeloopbaarheid van het plafondgedeelte waar het
ongeluk is gebeurd.
De kantonrechter oordeelt het echter als onjuist dat de werkgever zich
geheel achter deze risico - inventarisatie zou kunnen verschuilen: de
werkgever heeft op de voet van artikel 7:658 BW een eigen
verantwoordelijkheid aangaande de zorgplicht voor de veiligheid bij de
uitvoering van de werkzaamheden, ook al is door derden over de risico's
ten aanzien van veiligheid een rapportage gemaakt. Het had op de weg
van de werkgever gelegen om zeker op de plaats waar in dit geval de
arbeid verricht werd, zelfstandig en zeer nauwkeurig na te gaan of er
bijzondere risico's aanwezig waren. Zelfs overdekt met stof is op het
eerste gezicht zeer duidelijk dat de plaats waar het ongeval is gebeurd
beslist onbegaanbaar was: het regelwerk en de hele constructie zijn
zichtbaar zo duidelijk een lichte plafondconstructie, dat een ieder met
slechts een oppervlakkig bouwkundig inzicht duidelijk moet zijn dat het
zich daar op begeven altijd gevaarlijk is. Wanneer het vervolgens
betreft een ruimte die zich op ruim 12 m hoogte boven een
theaterzaalvloer bevindt en waarvan niet iedereen zich bewust is van de
grote risico's omtrent vallen, is het naar het oordeel van de
kantonrechter bijzonder onzorgvuldig, zelfs laakbaar, om na te laten
het betreden van dit gedeelte van het plafond voor een ieder
uitdrukkelijk en onmiskenbaar te verbieden. Niet voor niets zijn er
inmiddels spandraden aangebracht die voor iedereen het onmogelijk maakt
om nog op die plaats te kunnen komen.
[gedaagde] moet als bedrijf dat de opdracht heeft om deze ruimte te
reinigen beseffen dat de mensen die dit werk uitvoeren mogelijkerwijs
zich op dit (onbetreedbare) gedeelte van de plafondvloer begeven. Het
enkel geven van instructies om een veiligheidslijn te dragen en niet
buiten de loopbruggen te gaan is in het licht van de omstandigheden
zoals hier aan de orde volstrekt onvoldoende: het onbetreedbare
gedeelte van de plafondvloer had door het extreem gevaarlijke karakter
daarvan door [gedaagde] of andere betrokken partijen tevoren
ontoegankelijk gemaakt moeten worden, bijvoorbeeld door afzetlint.
Aldus komt de kantonrechter tot de slotsom dat [gedaagde] jegens
[eiseres] tekortgeschoten is in haar zorgplicht als bedoeld in artikel
7:658 BW en mitsdien aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] door
het ongeval heeft geleden.
Het gevorderde is naar het oordeel van de kantonrechter in de gestelde
omvang toewijsbaar. Gelet op het zware letsel, het ongetwijfeld zeer
zware trauma, het langdurige genezingsproces en de mogelijke blijvende
gevolgen van het ongeval oordeelt de kantonrechter dat een voorschot
zoals door eiseres gevorderd alleszins redelijk is.
Dit betekent dat het gevorderde in de gestelde omvang kan order toegewezen.
De gedaagde partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten deze procedure. LJN BH0094