RBNHO 110320 monteur glaszetter staat op kunstobject, schuivend glaspaneel zorgt voor val; wg-er aansprakelijk; gebrekkig toezicht
- Meer over dit onderwerp:
RBNHO 110320 monteur glaszetter staat op kunstobject, schuivend glaspaneel zorgt voor val; wg-er aansprakelijk; gebrekkig toezicht
- verzoeker laat na te stellen en te onderbouwen wat de kosten zijn, toewijzing cf liquidatietarieven Kanton 2019 € 1.000,00
2 De feiten
2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1977, is op 24 november 2014 een ongeval overkomen op de arbeidsplaats gelegen aan het Gijsbrecht van Aemstelpark te Amsterdam.
2.2.
[verzoeker] was op dat moment in loondienst van Helder in Glas in de functie van monteur glaszetter. Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Helder in Glas.
2.3.
In de week voor het ongeval verrichtte [verzoeker] samen met twee andere personeelsleden van Helder in Glas (de heren [naam collega 1] en [naam collega 2] ) werkzaamheden aan een kunstobject in het Gijsbrecht van Aemstelpark te [woonplaats] . De werkzaamheden bestonden uit het aanbrengen van glazen panelen op een kunstwerk, genaamd ‘levensboom’. Dat betrof een staande stalen kolom waaraan op circa 2,5 meter hoogte stalen liggers waren gemonteerd (‘de takken’). Aldus werd een boom gesymboliseerd. Op de ‘takken’ van het kunstwerk dienden op horizontale wijze glaspanelen te worden geplaatst. Daarvoor was een onderverdeling in drie sectoren gemaakt. De eerste sector betrof de panelen die op de ‘takken’ tegen de ‘stam’ (dus het centrum van het te realiseren glazen ‘dak’) gelegd werden, de tweede sector panelen die daar in de vorm van de te realiseren ring op aansloten, en als derde sector de buitenste ring. Iedere ring bestond uit 13 panelen. De panelen van de buitenste ring wogen 340 kg per stuk. Voor het verplaatsen van de glazen panelen werd gebruik gemaakt van een mobiele kraan met aan de kabel een zuignap. De bediening van de kraan geschiedde op afstand met behulp van een bedieningspaneel.
Bron foto: productie 2 bij verweerschrift.
2.4.
Het leggen van de drie ringen was voltooid op vrijdag 21 november 2014. Twee glaspanelen van de derde (dus de buitenste) ring dienden echter nog nauwkeuriger te worden gepositioneerd. Dat specifieke deel van het werk werd op maandag 24 november 2014, wederom door de heren [verzoeker] , [naam collega 2] en [naam collega 1] , uitgevoerd. [naam collega 1] fungeerde bij deze werkzaamheden als voorman. Op deze dag is door de werknemers geen gebruik gemaakt van een veiligheidsharnas.
2.5.
Op 24 november 2014 hebben [naam collega 2] en [naam collega 1] zich eerst op ‘het dak’ begeven om het zich daar verzamelde regenwater weg te vegen. Toen zij daarmee klaar waren heeft [naam collega 2] de glaszuiger van de kraanwagen op het betreffende glaspaneel van de buitenste ring geplaatst. [verzoeker] stond aan de andere zijde van dit paneel en bediende de kraanwagen. [naam collega 1] was intussen van ‘het dak’ afgedaald en had twee sjorbanden aan twee horizontale liggers gebonden om de liggers naar elkaar toe te bewegen. Hij bevond zich daartoe op een rolsteiger. Op deze manier is het eerste paneel zonder problemen verplaatst.
Het tweede paneel zou op dezelfde manier worden verplaatst. [naam collega 1] had de sjorbanden weer aan de twee horizontale liggers bevestigd om deze naar elkaar toe te trekken. Op dat moment begon echter het glaspaneel dat verplaatst zou gaan worden, te schuiven. Dit paneel, waar op dat moment niemand op stond, gleed aan de rechterkant van ‘de tak’ af, op de steiger waar [naam collega 1] op stond. De linkerkant van dat paneel botste tegen de linker ‘tak’, waardoor ‘de boom’ begon te schudden en meer panelen op de grond vielen. [verzoeker] en [naam collega 2] werden door het te verplaatsen paneel meegesleurd naar de grond. Als gevolg van deze val zijn [verzoeker] en [naam collega 2] opgenomen in het ziekenhuis.
2.6.
[verzoeker] heeft door dit ongeval een bekken- en wervelfractuur opgelopen.
2.7.
Omdat de re-integratie van [verzoeker] niet is geslaagd, is hij per 1 juli 2017 wegens langdurig verzuim door Helder in Glas ontslagen.
2.8.
Bij brief van 8 november 2017 heeft mr. Cortet Helder in Glas namens [verzoeker] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden (en nog te lijden) schade als gevolg van het ongeval. Bij brief van 18 december 2017 heeft mr. Roelink, advocaat te Hoofddorp, namens Helder in Glas aansprakelijkheid van de hand gewezen. Bij brief van 19 maart 2018 heeft mr. Cortet Helder in Glas nogmaals aansprakelijk gesteld.
3 Het verzoek en het verweer
3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat Helder in Glas op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk is voor de door [verzoeker] als gevolg van het arbeidsongeval geleden en nog te lijden schade, met veroordeling van Helder in Glas in de kosten van dit deelgeschil.
3.2.
Helder in Glas c.s. voeren verweer. Volgens Helder in Glas c.s. is zij niet aansprakelijk voor het ongeval dat [verzoeker] is overkomen, omdat – samengevat – geen sprake is van een schending van de zorgplicht door Helder in Glas.
4 De beoordeling
Ontvankelijkheid en bevoegdheid
4.1.
Artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. Doel van de deelgeschilprocedure (artikel 1019w e.v. Rv) voor letsel- en overlijdensschade is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Voorts is van belang dat de deelgeschilprocedure zich niet leent voor (uitgebreide) bewijsvoering en in het bijzonder het horen van getuigen.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat deze zaak zich leent voor beslissing in een deelgeschilprocedure.
4.3.
Op grond van artikel 1019x lid 1 Rv dient een verzoek als dat van [verzoeker] te worden gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak kennis te nemen, indien deze ten principale aanhangig wordt gemaakt. Indien de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, wordt het verzoek gedaan aan de kantonrechter. Vast staat dat op het moment van het ongeval tussen [verzoeker] enerzijds en Helder in Glas anderzijds sprake was van een arbeidsovereenkomst en dat het tegen Helder in Glas gerichte verzoek is gegrond op artikel 7:658 BW, zodat op basis van artikel 93 sub c Rv de kantonrechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
Zorgplicht
4.4.
Vast staat dat [verzoeker] in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Helder in Glas schade heeft geleden. Helder in Glas is dan op grond van artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk voor de schade die [verzoeker] dientengevolge heeft opgelopen, tenzij zij aantoont de in artikel 7:658 lid 1 BW beschreven zorgplicht te zijn nagekomen, waarbij wordt opgemerkt dat de schade niet het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [verzoeker] . In artikel 7:658 lid 1 BW is bepaald dat de werkgever verplicht is “de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.”
4.5.
Het is dus aan Helder in Glas als werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen, kort gezegd, dat zij al die veiligheidsmaatregelen heeft genomen en al die aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om de schade te voorkomen. Gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Art. 7:658 BW vergt immers een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen alsmede van de organisatie van de werkzaamheden en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies.
4.6.
Ter onderbouwing van haar verweer stelt Helder in Glas dat zij haar zorgplicht als volgt heeft ingevuld:
- de onderneming zelf is VCA-gecertificeerd (hetgeen onder meer inhoudt dat de vereiste aandacht en zorg aan werken op hoogte wordt besteed);
- alle personeelsleden die met uitvoering van werk belast zijn, zijn VCA-gecertificeerd,zo ook [verzoeker] ;
- de onderneming hanteert een risico inventarisatie (RI&E);
- de onderneming hanteert een ‘VGM plan’ (veiligheid, gezondheid en milieu);
- de onderneming hanteert een Kwaliteits- Arbo- en Milieuplan;
- er worden maandelijks ‘toolboxmeetings’ georganiseerd, waarbij ook de gevaren van werken op hoogte worden besproken en personeel tekent voor aanwezigheid. Zo heeft in februari 2014 nog een dergelijke bijeenkomst plaats gevonden waarbij [verzoeker]aanwezig was en waarbij het onderwerp werken op hoogte aan bod is geweest;
- er worden registratieformulieren gehanteerd voor het in ontvangst nemen van een zogenoemd veiligheidsboekje en persoonlijke beschermingsmiddelen (alle drie de genoemde medewerkers hebben daarvoor getekend);
- de uitvoering van dit werk is voorafgaand aan de start ervan uitvoerig besproken door de projectleider dhr. [naam projectleider] met de voorman [naam collega 1] ;
- op de uitvoering — ook van dit werk — wordt toezicht gehouden. Ten tijde van de reguliere uitvoering van dit werk (bedoeld is daarmee: tot en met vrijdag 21 november 2014), is dagelijks toezicht uitgeoefend, zowel door de uitvoerder/voorman [naam collega 1] als door de directeur dhr. [naam] alsook door dhr. [naam hoofduitvoerder] die als hoofduitvoerder was ingeschakeld;
- geconstateerd is dat tijdens de reguliere uitvoering conform de (veiligheids)instructies het werk werd uitgevoerd;
- op 24 november 2014, de dag van het ongeval, was de toezichthoudende taak toebedeeld aan de voorman [naam collega 1] , die hierover voorafgaand overleg pleegde met de projectleider dhr. [naam projectleider] ;
- afgesproken was dat de veiligheidskabels (ook wel als valgordels aangeduid) zouden worden gedragen en gebruikt en men zich aanlijnde aan de gaten in de horizontale liggers (‘takken’), alsook dat helmen, werkschoenen (en werkkleding) en handschoenen werden gedragen.
4.7.
Helder in Glas betoogt dat hieruit volgt dat zij toereikende veiligheidsmaatregelen heeft genomen en voldoende aanwijzingen heeft gegeven om de schade te voorkomen. Er is een uitgebreid plan met specifieke werkinstructies gemaakt, dat duidelijk is gecommuniceerd. Indien deze werkinstructies zouden zijn gevolgd, dan zou het ongeval volgens Helder in Glas niet hebben plaatsgevonden. De werkinstructie hield immers in dat de glaspanelen per ring, van binnen naar buiten, zouden worden gelegd en dat de panelen, per gereed gekomen ring, meteen langs de randen zouden worden gekit. Het schuiven van de glaspanelen zou bij die werkwijze onmogelijk zijn geweest. Daarnaast konden de werkzaamheden op die manier vanaf de rolsteiger worden verricht en werd voorkomen dat op ‘het dak’, en dus op hoogte, moest worden gewerkt. In strijd met de werkinstructies is er echter voor gekozen om de panelen achteraf (na het leggen van de derde ring) te kitten, en werd het voor de werknemers noodzakelijk ‘het dak’ te betreden om de randen van de eerste, tweede, en derde ring te bereiken. Dit gebeurde zonder veiligheidsharnas, omdat de kabel van het harnas staand op ‘het dak’ nergens aan kon worden bevestigd. Hierdoor is een gevaarlijke situatie ontstaan, waarin Helder in Glas niet heeft voorzien. Omdat Helder in Glas niet op de hoogte was van de afwijking in de afgesproken werkwijze, is dit risico buiten haar weten ontstaan en kan het ongeval haar niet worden toegerekend, aldus Helder in Glas.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat Helder in Glas niet heeft aangetoond dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Deze zorgplicht houdt namelijk in dat zij toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door haar gegeven instructies. Uit het feit dat Helder in Glas niet op de hoogte was van de afwijking van de werkinstructie (en dit pas na het ongeval heeft geconstateerd), blijkt reeds dat zij is tekortgeschoten in deze toezichthoudende taak. Dat Helder in Glas door de aangewezen verantwoordelijke (belast was met het toezicht op de veiligheid) niet op de hoogte is gesteld van de beslissing om - in strijd met de werkinstructie - achteraf te kitten en zonder veiligheidsharnas op hoogte te werken, maakt dit niet anders. Het gebrek aan toezicht heeft ertoe geleid dat de feitelijke werkzaamheden op 24 november 2014 zijn uitgevoerd zonder specifieke werk- en veiligheidsinstructies. Helder in Glas heeft dus niet kunnen beoordelen of de voorgenomen afwijking van de werkinstructie, binnen de genomen voorzorgsmaatregelen, verantwoord was. Dat Helder in Glas (pro-)actief veiligheidsbeleid voert en dat de werknemers VCA-gecertificeerd waren en regelmatig deelnamen aan ‘toolboxmeetings’ maakt het vorenstaande evenmin anders. In dat kader hebben de werknemers uitsluitend algemene veiligheidsinstructies gekregen, waarmee in dit geval niet kon worden volstaan. Het betrof immers (unieke) werkzaamheden aan een kunstobject op valgevaarlijke hoogte, waarmee geen ervaring is opgedaan.
Conclusie
4.9.
Aangezien Helder in Glas niet aan de zorgplicht van artikel 7:658 lid 1 BW heeft voldaan, volgt daaruit dat zij aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] als gevolg van het arbeidsongeval op 24 november 2014 heeft geleden en nog zal lijden. Naar de kantonrechter begrijpt, verzoekt [verzoeker] om dat voor recht te verklaren en dat verzoek zal dus worden toegewezen.
Kosten deelgeschil
4.10.
De kantonrechter dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Bij de begroting van de kosten dient de kantonrechter de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Niet ter discussie staat dat het inroepen van rechtsbijstand redelijk is. Nu [verzoeker] heeft nagelaten te stellen en te onderbouwen wat de gemaakte kosten zijn, ziet de kantonrechter aanleiding om voor de begroting van de kosten aansluiting te zoeken bij de Liquidatietarieven Kanton 2019. Nu vaststaat dat mr. Cortet het verzoekschrift heeft opgesteld en dat zij [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling heeft vertegenwoordigd, begroot de kantonrechter de kosten op € 1.000,00 (2 punten x € 500,00), te vermeerderen met griffierecht van € 81,00.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.11.
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 1019bb Rv volgt dat tegen de beschikking in een deelgeschil geen hogere voorziening openstaat, onverminderd artikel 1019cc, derde lid Rv. Naar het oordeel van de kantonrechter staat daaraan niet in de weg dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, juist omdat hoger beroep wel mogelijk is op grond van de doorbrekingsjurisprudentie. De kantonrechter zal het verzoek om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren dan ook toewijzen. ECLI:NL:RBNHO:2020:1857