Overslaan en naar de inhoud gaan

GHAMS 020719 oordeel over onrechtmatigheid trillingen shredder bij afvalverwerkingsbedrijf en causaal verband met gezondheidsklachten kantoormedewerkers

GHAMS 020719 oordeel over onrechtmatigheid trillingen shredder bij afvalverwerkingsbedrijf en causaal verband met gezondheidsklachten kantoormedewerkers

Beoordeling

3.1
In dit geding vorderen Pekom c.s. dat voor recht wordt verklaard dat Sortiva Deponie en/of Sortiva, al dan niet hoofdelijk, aansprakelijk zijn voor de schade die Pekom c.s. hebben geleden en dat Sortiva Deponie en/of Sortiva, al dan niet hoofdelijk, wordt/worden veroordeeld tot betaling aan Racktime van een schadevergoeding van € 570.474,=, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke kosten en tot betaling aan Pekom van een schadevergoeding van € 364.801,80, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke kosten. Zij hebben aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat zij trillingshinder hebben ondervonden die is veroorzaakt door de shredders van Sortiva en dat Sortiva c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door die hinder niet te voorkomen. Medewerkers van Racktime ervoeren door de trillingen ernstige lichamelijke klachten als druk op de borst, duizeligheid, trillerigheid, kortademigheid en hyperventilatie. Als gevolg hiervan is Racktime genoodzaakt eerst haar kantoormedewerkers tijdelijk elders onder te brengen en vervolgens haar gehele bedrijf te verhuizen naar een andere locatie. Ook hebben de lichamelijke klachten van haar medewerkers geleid tot slechtere bedrijfsresultaten. Pekom heeft huurinkomsten gemist. Bovendien hebben beide in verband met de kwestie veel interne en externe kosten gemaakt, aldus Pekom c.s.

3.2
Sortiva c.s. betwisten onrechtmatig te hebben gehandeld. Zij bestrijden dat de gestelde lichamelijke klachten van de kantoormedewerkers van Racktime veroorzaakt zijn door trillingen afkomstig van de shredders van Sortiva. Uit de uitgebrachte rapporten blijkt dat de door de shredders veroorzaakte trillingen ruim onder de daarvoor geldende normen zijn gebleven. De aard, ernst en duur van de (gestelde) hinder en de daardoor toegebrachte schade in samenhang met de verdere omstandigheden van het geval in aanmerking genomen kan volgens hen niet worden gesproken van onrechtmatige hinder. Subsidiair betwisten Sortiva c.s. de (omvang van de ) gestelde schade.

3.3
De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis de vorderingen van Pekom c.s. afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, afhangt van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de omvang van de daardoor toegebrachte schade, in verband met de overige omstandigheden van het geval. Bij deze afweging heeft de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen.
- De percelen van Pekom en Sortiva Deponie bevinden zich beide op een bedrijventerrein. Toen het gebouw voor Racktime werd gebouwd was het afvalverwerkingsbedrijf daar al vele jaren actief. Recycling van hout is een maatschappelijk aanvaarde activiteit die past op een bedrijventerrein.
- Nadat melding was gedaan van de lichamelijke klachten van de kantoormedewerkers van Racktime hebben Sortiva c.s. alle medewerking verleend aan het achterhalen van de oorzaak en maatregelen getroffen om de ervaren hinder te verminderen. Zij hebben in dezen gedaan wat redelijkerwijs van hen kon worden verwacht.
- De door de achtereenvolgende shredders veroorzaakte trillingen zijn altijd onder de streefwaarden volgens de SBR richtlijn B gebleven. De kans op trillingshinder moet daardoor klein worden geacht, zoals [deskundige 1] concludeert in zijn rapport van 21 december 2009.
- De door het hof benoemde deskundige [deskundige 2] heeft niet aannemelijk geacht dat trillingen afkomstig van de shredder gezondheidsschade hebben veroorzaakt.
- Andere bedrijven hebben nooit klachten over trillingshinder geuit, ook de nieuwe huurder van het pand aan de [adres 2] niet. De gezondheidsklachten van de medewerkers van Racktime verdwenen al snel nadat zij waren verplaatst. Volgens Pekom c.s. zelf is de trillingshinder in 2010 geheel verdwenen na het optrekken van een wal door Sortiva c.s., zodat de hinder in duur beperkt is gebleven.

Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat de hinder de grens van het rechtens toelaatbare niet heeft overschreden, waaraan volgens haar niet afdoet dat [deskundige 2] wel aannemelijk acht dat de door Crux in haar rapport uit 2007 beschreven trillingen een wezenlijke rol hebben gespeeld bij de gezondheidsklachten, omdat die mogelijkheid, gelet op alle omstandigheden van het geval, niet doorslaggevend is voor de vraag of de hinder onrechtmatig was. Hetzelfde geldt, aldus de rechtbank, voor het feit dat de trillingshinder voor (medewerkers van) Racktime en Pekom aanzienlijke gevolgen heeft gehad.

3.4
Tegen de afwijzing van hun vorderingen en de gronden waarop die berust zijn Pekom c.s. opgekomen met acht grieven, waarvan de eerste hiervoor al aan de orde is gekomen.

3.5
Met grief II betogen Pekom c.s. dat de rechtbank ten onrechte eraan is voorbijgegaan dat Sortiva c.s. voorafgaand aan deze procedure de aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van de trillingen hebben erkend en ook hebben erkend dat de gezondheidsklachten van de personeelsleden van Racktime zijn veroorzaakt door de trillingen. Bij de beoordeling van dit betoog wordt voorop gesteld dat het hier niet gaat om een gerechtelijke erkenning, waaraan op grond van artikel 154 Rv bijzondere bewijsbetekenis toekomt. Bepaald moet dan ook worden of in het verleden van de zijde van Sortiva c.s. uitlatingen zijn gedaan waaraan bewijskracht toekomt of waarvan Sortiva c.s. zich in dit geding redelijkerwijs niet meer kunnen distantiëren. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval. Het feit dat Sortiva c.s. de melding van de gezondheidsklachten door Pekom c.s. niet hebben beantwoord met een ontkenning maar, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, alle medewerking hebben verleend aan het achterhalen van de oorzaak en maatregelen hebben getroffen, mag niet worden opgevat als een erkenning van aansprakelijkheid of van de juistheid van de stelling dat de trillingen de oorzaak van de gezondheidsklachten waren. In de periode waarin werd gezocht naar een oplossing is kennelijk uitgegaan van de werkhypothese dat een causaal verband bestond tussen de klachten en de trillingen afkomstig van de shredder. Gelet op de ernst van de klachten en de omstandigheid dat Sortiva c.s. wisten dat van de shredder afkomstige trillingen in het gebouw van Racktime voelbaar waren, lag het hanteren van die werkhypothese op dat moment ook voor de hand. Ook de melding aan GS moet worden begrepen vanuit het streven hinder en schade voor de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen. Een en ander ontnam Sortiva c.s. echter niet het recht om in deze procedure, waarin het gaat om aansprakelijkheid voor gestelde schade en waarin het voorkomen van (gezondheids)schade niet meer aan de orde is, causaliteit en aansprakelijkheid ter discussie te stellen. Aan de conclusie van Crux dat de gezondheidsklachten veroorzaakt werden door de trillingen van de shredder zijn Sortiva c.s. niet gebonden, ook al is de opdracht aan Crux in overleg met hen respectievelijk door hen gegeven, nu niet blijkt dat een dergelijke gebondenheid is beoogd. Al met al faalt grief II.

3.6
De grieven III, IV en V bestrijden de wijze waarop de rechtbank heeft getoetst of de door Sortiva c.s. veroorzaakte trillingshinder onrechtmatig is. Volgens Pekom c.s. heeft de rechtbank niet de juiste feiten en omstandigheden in haar afweging betrokken en aan de in aanmerking genomen factoren een onjuist gewicht toegekend.

Zij hebben met name aandacht gevraagd voor de volgende feiten en omstandigheden.

3.6.1
De aard van het terrein. Het terrein waarop Racktime zich in 2005 heeft gevestigd, Boekelermeer, is geen industrieterrein, maar een bedrijventerrein zonder (zware) industrie, gelegen in een milieuzone. Het perceel [adres 2] is gelegen naast een waterpartij.

3.6.2
De volgorde. Toen Racktime zich in het pand vestigde, werd door Sortiva nog geen gebruik gemaakt van de shredders die nu in geding zijn.

3.6.3
De aard van de schade. Niet alleen is grote financiële schade toegebracht aan Pekom en Racktime, maar ook zijn personeelsleden van Racktime in hun gezondheid aangetast. Op den duur had de overlast ook tot gezondheidsschade kunnen leiden, wat slechts is voorkomen doordat Racktime de kosten en moeite heeft genomen eerst haar kantoorpersoneel en later ook haar gehele bedrijf te verplaatsen.

3.6.4
Het bestaan van een alternatief. Sortiva c.s. hadden alternatieven voor hun schadetoebrengende handelwijze. Zij hadden de houtrecycling kunnen stopzetten of verplaatsen naar een andere locatie of kunnen beperken tot uren buiten kantoortijden of zij hadden eerder de wal kunnen aanleggen die in 2010 een einde heeft gemaakt aan de trillingshinder. Die hinder heeft nu vier jaar geduurd, wat geen beperkte periode kan worden genoemd.

3.6.5
De vergunning. Weliswaar beschikte Sortiva c.s. over een vergunning voor de schadetoebrengende activiteiten, doch bij de verlening daarvan is de veroorzaakte trillingshinder niet in aanmerking genomen. De aanwezigheid van een vergunning disculpeert Sortiva c.s. niet.

3.6.6
De overtreding van (wettelijke) normen. De door de shredders veroorzaakte trillingen hebben wel degelijk de grenswaarden van de SBR-B richtlijn overschreden, zo blijkt uit de rapporten van Crux. Bovendien wordt in die richtlijn niet gekeken naar de effecten van continue blootstelling aan trillingen, zoals hier het geval was.

3.7
Het hof overweegt met betrekking tot de onrechtmatigheidsvraag het volgende. Sortiva c.s. hebben niet betwist dat trillingen die door de shredders van Sortiva werden veroorzaakt, voelbaar waren in het kantoor van Racktime. Dat dit het geval was, blijkt ook uit het eerste rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige [deskundige 1] . Of die trillingen als onrechtmatige hinder kunnen worden beschouwd is dan, zoals ook de rechtbank terecht tot uitgangspunt heeft genomen, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard, ernst en duur van de hinder en de omvang van de veroorzaakte schade. Hiervan uitgaande overweegt het hof als volgt.

3.8
Houtrecycling is een maatschappelijk aanvaarde activiteit, die door Sortiva wordt uitgeoefend op een daartoe geschikt bedrijventerrein en in overeenstemming is met de aan haar verleende vergunning. Pekom c.s. hebben weliswaar gesteld dat de trillingen van de door Sortiva gebruikte shredders de normen van de SBR-B richtlijn hebben overschreden, maar dat betoog acht het hof onvoldoende gemotiveerd. Pekom c.s. baseren hun stelling op de inhoud van het rapporten van Crux, maar hebben niets ingebracht tegen de gemotiveerde uiteenzetting van [deskundige 1] dat Crux in haar rapporten niet de waarde heeft vermeld van de SBR gewogen effectieve trillingssterkte in de zin van de richtlijn, namelijk gemeten over het totale frequentie-interval van 1 tot 80 Hz. Dat zo zijnde kan op basis van dat rapport niet worden geconstateerd dat de normen van de richtlijn zijn overschreden. Het hof gaat daarom uit van de conclusie van [deskundige 1] dat een dergelijke overschrijding niet heeft plaatsgehad.

3.9
Voorts is van belang dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, Sortiva c.s. zich na de melding op allerlei manieren hebben ingespannen om de problemen op te lossen door onderzoeken te laten doen en maatregelen te treffen waarvan redelijkerwijs mocht worden verwacht dat zij een gunstig effect op de gestelde hinder zouden hebben. Het verwijt dat Sortiva c.s. al veel eerder de maatregelen had behoren te nemen die in 2010 volgens Pekom c.s. tot het einde van de trillingshinder hebben geleid, acht het hof onvoldoende gemotiveerd, nu mede gelet op de eerdere vergeefse maatregelen als het plaatsen van dempers en van een vijf meter hoog geluidsscherm, niet inzichtelijk is gemaakt hoe de in 2010 geplaatste stofwal tot beëindiging van trillingshinder heeft kunnen leiden. De door Pekom c.s. genoemde alternatieven van het stopzetten/verwijderen van de installatie of het draaien buiten kantooruren (voor zover al mogelijk op basis van de vergunning) acht het hof in beginsel niet redelijk. Dat zou anders zijn - en dat is thans de kern van het geschil - als in voldoende mate vast zou staan dat de trillingen die afkomstig waren van de shredders van Sortiva tot de door Pekom c.s. gemelde ernstige gezondheidsklachten hebben geleid.

3.10
Op grond van de rapporten van [deskundige 1] komt het hof tot het oordeel dat dat causale verband niet voldoende is komen vast te staan. In zijn laatste rapport heeft [deskundige 1] op basis van zijn beide onderzoeken geconcludeerd dat de kans dat de shredder voor de geconstateerde klachten heeft gezorgd “heel klein” is. Weliswaar vermeldt hij tevens dat individuele mensen gevoeliger kunnen zijn voor trillingen dan met de toetsingswaarde tot uitdrukking komt, maar die individuele grotere gevoeligheid kan onvoldoende verklaren waarom bij Racktime, naar zij stelt, verscheidene kantoormedewerkers ernstige klachten hebben ontwikkeld. Voorts heeft [deskundige 1] erop gewezen dat Crux in haar rapporten niet alleen niet de juiste trillingssterkte Vmax heeft gemeten, maar bovendien onvoldoende aandacht heeft besteed aan de invloed van achtergrondtrillingen, waardoor moet worden getwijfeld aan haar positieve beantwoording van de vraag of de trillingen die worden ondervonden bij Racktime kunnen worden aangemerkt als gevolg van de werking van de shredder. Deze bezwaren van [deskundige 1] tegen de rapporten van Crux hebben Pekom c.s. niet weten te ontkrachten.

3.11
De door het hof benoemde deskundige [deskundige 2] heeft geconcludeerd dat aannemelijk is dat de trillingen van de shredders “een wezenlijke rol gespeeld hebben” bij de gezondheidsklachten. Nog daargelaten de opvallende vaagheid van de hiervoor geciteerde zinsnede, acht het hof het rapport van [deskundige 2] niet overtuigend, nu hij niet respondeert op de bezwaren van [deskundige 1] tegen de rapporten van Crux en bovendien zijn conclusie over de “wezenlijke rol” voornamelijk lijkt te baseren op de gelijktijdigheid van de aanwezigheid van trillingen en de rapportage van klachten. Dit laatste leidt het hof af uit het feit dat [deskundige 2] op basis van het laatste rapport van Crux en het rapport van [deskundige 1] geen uitspraak kan doen over de causaliteit, omdat de in die rapporten onderzochte situatie een andere was en de kantoormedewerkers inmiddels niet meer aanwezig waren.

3.12
Bij het voorgaande neemt het hof ten slotte in overweging dat andere bedrijven in de omgeving mogelijk wel incidenteel hebben geklaagd over door Sortiva veroorzaakte trillingen, maar nooit melding hebben gemaakt van gezondheidsklachten als door Pekom c.s. genoemd, terwijl ook de huurder die omstreeks 2011 in het desbetreffende kantoorpand is getrokken dergelijke klachten niet heeft gemeld. Zoals hiervoor al werd overwogen is niet aannemelijk geworden dat dat laatste het gevolg is van de plaatsing van een stofwal in 2010.

3.13
Nu niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de van de shredders afkomstige trillingen tot de gezondheidsklachten van de medewerkers van Racktime hebben geleid, moet, alle omstandigheden in aanmerking genomen, worden geoordeeld dat de door Sortiva veroorzaakte trillingen geen onrechtmatige hinder hebben gevormd. De grieven III, IV en V stuiten daarop af.

3.14
De grieven VI en VIII bouwen voort op de hiervoor behandelde grieven en delen het lot daarvan.

3.15
Grief VII bevat een bewijsaanbod. Het hof passeert dat bewijsaanbod, nu het geen betrekking heeft op voldoende concrete stellingen, die, indien bewezen tot een ander uitkomst kunnen leiden. Voorts hebben Pekom c.s. geen aanknopingspunten verstrekt voor verdere bewijslevering inzake het cruciale punt van de causale relatie tussen de door de shredders afkomstige trillingen en de gemelde gezondheidsklachten.

3.16
De grieven kunnen niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Dat vonnis wordt derhalve bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij worden Pekom c.s. verwezen in de kosten van het geding. ECLI:NL:GHAMS:2019:2219