Hof A'dam 070607 paard schrikt van schot jager; jager handelt niet ism enige zorgvuldigheidsnorm
- Meer over dit onderwerp:
Hof A'dam 070607 paard schrikt van schot jager; jager handelt niet ism enige zorgvuldigheidsnorm
(i) [Eiser] was in december 2003 exploitant van een paardenstal, alwaar hij een dertigtal paarden hield waaronder het ruinpaard Chicago BZ, hierna: het paard. [Eiser] heeft het paard op 13 december 2003 rond omstreeks 15.00 uur vanuit de stal in de wei geplaatst in verband met het uitmesten van de stal.
(ii) [X], hierna: [jager], heeft een wettelijk verplichte jachtvergunning om in Nederland deel te mogen nemen aan de jacht. Hij is lid van de Wildbeheerseenheid Helden en als jager 35 jaar actief in dat gebied. De paardenstal van [eiser] ligt in dit gebied.
(iii) Op 13 december 2003 heeft [jager] samen met een medejager, een drijver en een hond gejaagd nabij de Helenavaart die parallel aan het Deurnese Kanaal loopt en zich bevindt op een afstand 70 à 100 meter vanaf het weiland waar het paard zich op dat moment sinds korte tijd bevond. Het paard was voor de jagers niet zichtbaar. [Jager] heeft daar toen met zijn hagelgeweer twee schoten gelost op een opvliegende eend (productie 6 pagina 2 bij conclusie van antwoord).
4.2 Volgens [eiser] is het paard van de schoten geschrokken en is het paard als gevolg van de schrikreactie ten val gekomen, waarbij het paard een blijvende blessure heeft opgelopen. Tengevolge daarvan is het paard volgens [eiser] sterk in waarde verminderd. Het paard is op 11 februari 2005 geslacht. [Eiser] heeft [jager] voor de waardevermindering van het paard aansprakelijk gesteld. [Jager] heeft aansprakelijkheid afgewezen en [eiser] doorverwezen naar zijn verzekeraar, Hienfeld, waarbij hij voor jachtongevallen was verzekerd. (...)
4.6 Het hof stelt voorop dat het in dit geval gaat om de vraag of [jager] als jager een zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden door voordat hij ging jagen [eiser] niet te waarschuwen. Daarbij kan het gaan om een zorgvuldigheidsnorm die in een wettelijke regeling is vastgelegd, dan wel om een zorgvuldigheidsnorm die voortvloeit uit hetgeen een jager in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.7 Met grief 1 bestrijdt [eiser] het oordeel van de rechtbank dat genoemde Gedrags- en weidelijkheidsregels geen plicht voor [jager] voortvloeit om omwonenden van het jachtgebied – onder wie [eiser] – voorafgaand aan de jacht te waarschuwen. Het hof onderschrijft de uitleg die de rechtbank aan genoemde regels heeft gegeven. Uit de regels valt slechts op te maken dat de jager een bepaalde zorgvuldige houding ten opzichte van fauna en flora dient na te leven. Noch uit de tekst noch anderszins is gebleken dat deze regels mede een waarschuwingsplicht voor de omwonenden zoals [eiser] bepleit met zich brengen. De in die regels vermelde ‘kopjes’, te weten: ”Beheer van het jachtveld”, “Houding ten opzichte van dieren”, “Zelfbeheersing”, ”Veiligheid met het wapen”, “Houding tegenover derden” en “Houding ten opzichte van de samenleving” wijzen evenmin in de richting die [eiser] verdedigt. Die waarschuwingsplicht kan in het bijzonder ook niet worden afgeleid uit het onderdeel “Houding tegenover derden”, waaronder onder punt a staat vermeld dat de jager respect heeft voor de rechten en eigendommen van derden. Ook daaruit blijkt niet althans niet met voldoende bepaaldheid dat de jager omwonenden van het jachtgebied tevoren moet waarschuwen. Ook uit de gedragsregel dat de jager regelmatig contacten onderhoudt met grondgebruikers en betrokkenen vloeit niet voort dat [jager] in strijd met de gedragsregels heeft gehandeld. Die regel ziet – anders dan [eiser] betoogt – niet op het voorkomen van schade als de onderhavige, maar op het beheer van het jachtveld. Door niet de omwonenden te waarschuwen dat hij daar ging jagen, heeft [jager] derhalve niet gehandeld in strijd met deze voorschriften.
4.8 Daarnaast moet worden bezien of [jager] door tevoren niet te waarschuwen overigens in strijd heeft gehandeld met hetgeen hem in het maatschappelijk verkeer betaamt door na te laten [eiser] te waarschuwen dat hij ging jagen op nabij terrein. Daarover gaan grief 2 en grief 3 die gezamenlijk worden behandeld.
4.9 Vaststaat dat het hier niet gaat om een jachtongeval waarbij een mens of een dier door een schot is geraakt. Het gaat in dit geval om een ongeval dat volgens [eiser] is veroorzaakt door het geluid van de twee schoten met een hagelgeweer die op een eend zijn gelost. Terecht heeft de rechtbank geoordeeld dat de door de jager te betrachten zorgvuldigheid daarbij anders ligt. Het gaat er hierbij om of van de jager gevergd kan worden dat hij gelet op de aard van het risico (blessures als gevolg van een val die wordt veroorzaakt door een schrikreactie ten gevolge van het schieten) de omwonenden zou waarschuwen dat hij van plan was te gaan jagen. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval.
Bezwaarlijk kan worden aanvaard, zoals [eiser] verdedigt, dat een knal zonder meer op één lijn kan worden gesteld met een verwonding door een kogel of een schot hagel. De aard en omvang van de gevorderde schade zijn in vergelijking daarmee naar redelijke verwachting beperkter.
De jacht speelde zich verder af op een zodanige afstand, te weten ten minste 70 meter van het weiland waar het paard stond, dat [jager] geen rekening ermee hoefde te houden dat een paard dat in de weide stond daardoor ten val zou kunnen komen. Dit zou mogelijk anders zijn indien het schot in de directe nabijheid van het paard zou zijn gelost maar daarvan is hier geen sprake. In de stellingen van [eiser] ontbreekt een voldoende aanknopingspunt voor een hier relevante kans dat op deze wijze als gevolg van de jacht schade zou ontstaan. Daarop wijst met name ook dat [jager] tientallen jaren in die buurt heeft gejaagd zonder problemen, ook niet voor [eiser]. [Eiser] maakt daarvan in zijn brief van 18 juli 2004 ook geen gewag. Verder is van belang dat [jager] daar mocht jagen en dat, naar moet worden aangenomen, de voorzorgsmaatregelen die [eiser] van hem verlangt, de nodige voeten in de aarde hebben. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat niet valt uit te sluiten dat dan niet alleen [eiser] maar vele anderen in de omgeving zouden moeten worden gewaarschuwd.
Slotsom is op grond van bovenstaande overwegingen dat niet gesproken kan worden van een handelwijze die indruist tegen de zorgvuldigheid die [jager] had betaamd. De grieven falen mitsdien. LJN BB3703