Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 270716 standrechtelijke executies in 1946-1947 in Zuid-Sulawesi; nadere bewijslevering nodig tzv aanvang verjaring en gederfd levensonderhoud; deskundigenbericht

Rb Den Haag 270716 standrechtelijke executies in 1946-1947 in Zuid-Sulawesi; nadere bewijslevering nodig tzv aanvang verjaring en gederfd levensonderhoud; deskundigenbericht

5 De beslissing
De rechtbank:

in beide zaken
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 24 augustus 2016 voor het nemen van een akte door eiseressen waarin zij:
I concreet, gemotiveerd en zoveel mogelijk met stukken onderbouwd per eiseres te vermelden wanneer zij op de hoogte geraakten van de mogelijkheid om de Staat aansprakelijk te stellen en in rechte te betrekken voor de door hen gestelde standrechtelijke executies van hun echtgenoten door Nederlandse militairen;
II zich per persoon concreet en gemotiveerd en met bewijsstukken onderbouwd uitlaten over het door ieder van hen gederfde levensonderhoud, waarbij geldt dat zij daarbij per persoon zo veel mogelijk dienen te vermelden (omgerekend in euro’s):
- de hoogte van het inkomen van de overleden man, hoe dit inkomen zich normaliter zou hebben ontwikkeld en welk deel daarvan aan eiseres zou zijn toegevloeid;
- het moment waarop dat inkomen van de omgekomen man naar verwachting normaliter zou zijn geëindigd en de levensverwachting van de omgekomen man;
- voor zover het toekomstige schade betreft: de levensverwachting van eiseres;
- of en, zo ja, wanneer eiseres is hertrouwd;
- of en in hoeverre eiseres al dan niet met hulp van anderen in haar eigen levensonderhoud heeft voorzien;
5.2.
bepaalt dat de Staat vervolgens op de rol van 21 september 2016 een antwoordakte mag nemen;

5.3.
verwijst de zaak naar de rol van 24 augustus 2016 voor het nemen van een akte door de Staat waarin deze een – zoveel mogelijk met stukken onderbouwde – toelichting per eiseres geeft op zijn bevindingen bij de verificatie van de bij hem ingediende claims onder de Bekendmaking, waarbij de Staat ten aanzien van reeds in het geding gebrachte stukken kan volstaan met verwijzing daarnaar en bepaalt dat in het geval de Staat ook onderzoek heeft gedaan in het Nationaal Archief (en enig ander archief) hij tevens de daar door hem geraadpleegde stukken met vindplaats dient te vermelden;

in zaak C/09/472892 / HA ZA 14-1020
5.4.
laat [eiseres 2] toe tot het bewijs dat zij op het moment van de door haar gestelde standrechtelijke executie door Nederlandse militairen van [wed.eiseres 2] (in 1947) met [wed.eiseres 2] gehuwd was;

5.5.
bepaalt dat [eiseres 2] zich in de in 5.1 bedoelde akte tevens moetuitlaten over de wijze waarop zij bewijs wenst bij te brengen;

in zaak C/09/472901 /HA ZA 14-1021
5.6.
laat [eis 3] toe tot het bewijs van haar stelling dat [wed.eis 3] begin 1947 bij zijn woning in Sipodeceng standrechtelijk is geëxecuteerd door Nederlandse militairen;

5.7.
laat [eis 7] toe tot het bewijs dat zij op het moment van de door haar gestelde standrechtelijke executie van [wed.eis 7] door Nederlandse militairen (in 1947) met [wed.eis 7] gehuwd was;

5.8.
bepaalt dat [eis 3] en [eis 7] zich in de in 5.1 bedoelde akte moeten uitlaten over de wijze waarop zij bewijs wensen bij te brengen;

in beide zaken
5.9.
beveelt een onderzoek door een deskundige;

5.10.
benoemt als deskundige:
R. Cribb,
14 Falkiner Place,
Macarthur,
ACT 2904,
Australië
teneinde een onderzoek in te stellen en een schriftelijk en met redenen omkleed antwoord te geven op de volgende vragen:
in zaak C/09/472892 / HA ZA 14-1020
1. Heeft begin 1947 na de zuiveringen in Makassar een standrechtelijke executie plaatsgehad bij de brug bij Katimbang, waarbij de echtgenoot van [eiseres 1] , [wed.eiseres 1] , door Nederlandse militairen is doodgeschoten ?
2. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn ?

in zaak C/09/472901 / HA ZA 14-1021
1. Blijkt uit de locatie van de graven van [wed.eis 2a] , [wed.eis 5a] , [wed.eis 6a] en [wed.eis 7] op de begraafplaats TMP Ganggawa Mario dat deze mannen door Nederlandse militairen standrechtelijk zijn geëxecuteerd en, zo ja, waarom, of zo nee, waarom niet ?
2. Is bij het (her)begraven op deze erebegraafplaats ten aanzien van iedere overledene nagegaan of hij slachtoffer was van een standrechtelijke executie door Nederlandse militairen voordat hij werd (her)begraven ? En, zo ja, hoe en door wie en is dat in enige administratie vastgelegd en kan daarvan afschrift worden verkregen ?
3. Is de vermelding van de namen van de hiervoor genoemde mannen op de gedenkmuur van Ganggawa Mario relevant voor de beantwoording van de vraag of deze mannen standrechtelijk zijn geëxecuteerd door Nederlandse militairen – en, zo ja, in welke zin ?
4. Wanneer, in opdracht van wie, door wie en op welke wijze is de slachtofferlijst Ganggawa Mario opgesteld ? Staan hierop uitsluitende slachtoffers van standrechtelijke executies door Nederlandse militairen en zo ja, op grond waarvan trekt u deze conclusie ?
5. Kunt u vaststellen of de echtgenoten van [eis 2] ( [wed.eis 2a] ) en [eis 5] ( [wed.eis 5a] ) zijn omgekomen bij de standrechtelijke executies door Nederlandse militairen die op 7 februari 1947 hebben plaatsgevonden in Bulo Wattang ?
6. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaken van belang kunnen zijn?

in beide zaken
5.11.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op een bedrag van € 10.000; verstaat dat de griffier dit voorschot in debet zal stellen nu aan eiseressen een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand;

(...) ECLI:NL:RBDHA:2016:8635