RBAMS 020321 loodgehalte 9,3 microgram per liter; 40% huurprijsvermindering toe gewezen, schade tzv drinkwater en immateriëel afgewezen.
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 020321 loodgehalte 9,3 microgram per liter; 40% huurprijsvermindering toe gewezen, schade tzv drinkwater en immateriëel afgewezen.
Beoordeling
5.
Ymere heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de huidige Nederlandse en Europese norm voor lood in drinkwater 10 microgram per liter drinkwater bedraagt en dat geen sprake is van een gebrek als bedoeld in het Gebrekenboek van de Huurcommissie of in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, omdat die norm in dit geval niet is overschreden. Daarnaast heeft Ymere aangevoerd dat de testresultaten van Eurofins en Normec Biobeheer geen antwoord kunnen geven op de vraag of sprake is van een gebrek zoals geformuleerd in Qd3 van het Gebrekenboek van de Huurcommissie, omdat het moet gaan om een gemiddelde waarde die een bewoner wekelijks binnenkrijgt. De beschikbare testresultaten zijn daarvoor niet representatief. Om die waarde te kunnen vaststellen dient gebruik te worden gemaakt van de proportionele monstername. Ymere verwijst ter onderbouwing van dat standpunt naar een rapport/memo van het RIVM van 26 maart 2020 (zie 1.7) en een brief van minister K.H. Ollongren aan de Tweede Kamer van 2 juli 2020 (zie 1.8) die volgens Ymere hebben geleid tot voortschrijdend inzicht op dit punt.
6.
De kantonrechter stelt in dit verband het volgende voorop. Volgens artikel 7:204 lid 2 BW is een gebrek een staat of eigenschap van de zaak of een andere aan de huurder niet toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft. In het Gebrekenboek van de huurcommissie (versie 2017) staat onder Qd3 vermeld dat sprake is van een gebrek in categorie C (als bedoeld in bijlage II bij het Besluit Huurprijzen woonruimte) als het leidingwater van de inpandige drinkwaterinstallatie in de woonruimte op een tappunt een loodverontreiniging van meer dan 10 microgram per liter leidingwater heeft.
7.
Niet in geschil is dat zich in de woning van [eiseres] loden leidingen bevonden. Deze zijn inmiddels vervangen. Op basis van een innameberekening en risicobeoordeling van het RIVM heeft de Gezondheidsraad (in haar advies aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat van 6 november 2019) geconcludeerd dat de lage blootstelling aan lood voor baby’s en kinderen, maar ook voor volwassenen, schadelijker is dan eerder gedacht. Daarom heeft de Gezondheidsraad aanbevolen om loden waterleidingen te vervangen en de drinkwaternorm van 10 naar 5 microgram per liter te verlagen (zie 1.7). Ook volgens Richtlijn 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (hierna: de herziene Drinkwaterrichtlijn) zal in de toekomst een norm van 5 microgram per liter drinkwater gehaald moeten worden bij het leveringspunt door het drinkwaterbedrijf, en ten minste hiernaar gestreefd moeten worden aan de tap. Dit zijn minimale vereisten. Hieruit, en ook uit de aankondiging dat het kabinet het om gezondheidsredenen wenselijk vindt om ook de norm voor lood aan de tap te verlagen naar 5 microgram per liter (zie 1.8, laatste alinea) – blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat naar huidige inzichten is achterhaald dat pas een risico op gezondheidsschade bestaat als sprake is van een loodgehalte van meer dan 10 microgram per liter drinkwater en dat dat risico ook bestaat als sprake is van een loodgehalte tussen de 5 en 10 microgram per liter drinkwater. Een dergelijk risico op gezondheidsschade kwalificeert naar het oordeel van de kantonrechter als een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW, aangezien een huurder mag verwachten dat hij op elk moment van de dag over een glas kraanwater kan beschikken zonder dat hij wordt blootgesteld aan een risico op gezondheidsschade als gevolg van loodverontreiniging. Dat de herziene Drinkwaterrichtlijn naar verwachting eind 2022 in Nederland wordt geïmplementeerd en dat de nieuwe normen pas vanaf dat moment van overheidswege (jegens drinkwaterleveranciers) te handhaven zijn, maakt dat niet anders. Dat geldt ook voor het feit dat in het Gebrekenboek van de Huurcommissie wordt uitgegaan van een gebrek als de norm van 10 microgram per liter drinkwater is overschreden, aangezien het Gebrekenboek niet limitatief is ten aanzien van de beantwoording van de vraag wat als een gebrek moet worden aangemerkt.
8.
Uit de door [eiseres] overgelegde testresultaten van Eurofins – een geaccrediteerde instelling voor het meten van het loodgehalte in het water – blijkt dat na het opendraaien van de keukenkraan in de woning van [eiseres] sprake was van een loodgehalte van 9,3 microgram per liter drinkwater. Daarmee heeft [eiseres] voldoende onderbouwd gesteld dat zij een reële kans heeft gelopen op gezondheidsschade en derhalve dat sprake is van een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW. Normec Biobeheer heeft weliswaar een loodgehalte van 6,89 microgram per liter kraanwater gemeten, maar volgens Ymere zijn deze testresultaten verkregen nadat de kraan een minuut had doorgelopen. Bij een normaal gebruik van de kraan behoeft echter niet te worden verwacht dat deze eerst (ook niet een minuut) moet worden doorgespoeld. In zoverre kunnen de meetresultaten van Normec Biobeheer, nog daargelaten dat Ymere zelf het standpunt heeft ingenomen dat deze niet bruikbaar zijn voor het antwoord op de vraag of sprake is van een gebrek, niet afdoen aan de meetresultaten van Eurofins. Dat geldt ook voor de enkele stelling van Ymere dat slechts de proportionele meetmethode representatief kan worden geacht om vast te stellen of sprake is van een gebrek, temeer omdat Ymere heeft nagelaten om volgens deze methode onderzoek naar de kwaliteit van het drinkwater te doen hetgeen in het kader van de motivering van haar verweer wel van haar had mogen worden verwacht. De stelling van Ymere dat de uitslag van een watertest volgens de RDT methode in het geheel niet representatief zou zijn, wordt bovendien niet gevolgd omdat het RIVM in haar memo na vergelijking van de (door Ymere voorgestane) proportionele monstername met de RDT-methode concludeert dat de RDT-monstername in zekere mate het consumptiepatroon van de gebruiker lijkt weer te geven (zie 1.7, laatste alinea). De RDT-methode is vooralsnog ook de gangbare wijze waarop kraanwatermonsters voor metalen worden genomen.
9.
De conclusie van het voorgaande is dat Ymere haar verweer dat geen sprake is van een gebrek onvoldoende handen en voeten heeft gegeven. Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat sprake is geweest van het door [eiseres] gestelde gebrek. De kantonrechter zal daarom op grond van artikel 7:207 juncto artikel 7:257 BW bepalen dat een huurkorting met terugwerkende kracht wordt toegepast vanaf 1 februari 2020 tot en met 16 juni 2020. In het feit dat geen sprake is van een loodverontreiniging van meer dan 10 microgram per liter drinkwater – waarvoor in het Gebrekenboek van de Huurcommissie een huurkorting van 60% wordt toegepast – ziet de kantonrechter aanleiding om een huurkorting van 40% van de geldende huurprijs toe te passen. Onbetwist is dat Ymere tijdig van het gebrek in kennis is gesteld en de vordering binnen de vervaltermijn van zes maanden is ingesteld, zodat ook aan de overige vereisten van artikel 7:257 BW is voldaan.
10.
De vorderingen tot betaling van schadevergoeding van [eiseres] zijn niet toewijsbaar. De grondslag voor deze vordering heeft [eiseres] niet gesteld. Voor zover zij bedoeld heeft te stellen dat het gebrek moet worden aangemerkt als een tekortkoming van Ymere, heeft zij – tegenover de betwisting door Ymere – niet toegelicht waarom deze tekortkoming aan Ymere kan worden toegerekend.
11.
Ymere wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van [eiseres] belast. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de door de griffier voorgeschoten exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk. ECLI:NL:RBAMS:2021:709