Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 300823 regres; wn-er Scania raakt geëlektriseerd door takel; leverancier en monteur takel niet aansprakelijk

RBNNE 300823 regres; wn-er Scania raakt geëlektriseerd door takel; leverancier en monteur takel niet aansprakelijk

2Wie zijn betrokken bij deze zaak?

2.1.

Scania produceert vrachtwagens die in elkaar worden gezet in haar assemblagefabriek in Zwolle.

2.2.

Amlin is een verzekeraar, waarbij Scania is verzekerd voor aansprakelijkheid.

2.3.

[X] Joure is een bedrijf dat zich bezighoudt met het leveren, installeren en onderhouden van transportmaterieel en hijsinstallaties. Zij is één van de vaste aannemers en leveranciers van Scania en haar medewerkers voeren regelmatig werkzaamheden uit in de fabriek in Zwolle.

2.4.

[X] Hijs- en Heftechniek Projecten B.V. (hierna: [X] Projecten) is een zusteronderneming van [X] Joure. [X] Joure en [X] Projecten houden zich bezig met soortgelijke werkzaamheden aan hijsinstallaties, maar [X] Projecten wordt meestal ingezet voor de grotere projecten. In het vervolg van dit vonnis zal kortweg worden gesproken over ‘ [X] ’ wanneer het onderscheid tussen [X] Joure en [X] Projecten (nog) niet kan worden gemaakt of niet hoeft te worden gemaakt.

3Wat is er gebeurd?

3.1.

Op de bumperafdeling van de Scaniafabriek wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde ‘kettingtakel’ waarmee zware onderdelen van vrachtwagens kunnen worden opgetakeld en verplaatst.

3.2.

In november 2015 besloot Scania om deze kettingtakel te laten vervangen. Zij heeft [X] gevraagd om dit uit te voeren. Een monteur van [X] heeft dat op 5 februari 2016 gedaan. Na de afronding van zijn werkzaamheden heeft hij gecontroleerd of de takel werkte.

3.3.

Op 18 februari 2016, dertien dagen na de montage door [X] , is er een ernstig ongeluk gebeurd doordat de kettingtakel onder stroom stond. Een medewerker van Scania, [A] , is daardoor geëlektriseerd.

3.4.

Op de dag van het ongeval heeft Scania hiervan melding gedaan bij de arbeidsinspectie. [A] was niet in het ziekenhuis opgenomen en op dat moment leek er geen sprake te zijn van blijvend letsel bij hem. De volgende dag berichtte de arbeidsinspectie daarom dat er geen meldingsplicht was en dat werd afgezien van nader onderzoek.

3.5.

Op 25 februari 2016 heeft [X] onderzoek gedaan naar de oorzaak van het ongeval. In het rapport dat [X] toen heeft opgesteld, is vermeld:
“1. De kettingtakel is in 2016 nieuw geleverd aan Scania.
2. Op 5 februari is de takel uitgewisseld met een bestaande takel. Hierbij zijn er geen aanpassingen uitgevoerd aan de bestaande voedingskabel en bijbehorende beveiligingen.
3. Het motorvermogen van beide takels zijn nagenoeg identiek.
4. Bij één van de aders van de voedingskabel is de isolatie beschadigd.
(…)
13. Na de werkzaamheden is er een standaard [X] opleverlijst ingevuld.
14. Bij de oplevering is er alleen een visuele controle uitgevoerd en zijn er geen metingen uitgevoerd aan de elektrische installatie (volgens 60204-1 tabel 9; C1).


Oorzaak:
Door de compacte bouwvorm is het noodzakelijk om de relaisbesturing te demonteren om de voedingskabel goed te kunnen aansluiten. Bij het herplaatsen van dit component is waarschijnlijk één van de aders klem komen te zitten waardoor de isolatie is beschadigd. De bloot liggende ader heeft sluiting gemaakt met het metalen deel van de takel. Alle metalen delen zijn aangesloten op het interne aarde circuit. Bij een correct uitgevoerde installatie behoort de voorliggende beveiliging aangesproken te worden, deze heeft niet gefunctioneerd.”

3.6.

De kettingtakel waarmee het ongeluk is gebeurd, was met een stroomkabel aangesloten op een (groen, rechthoekig) besturingskastje. In dat besturingskastje is door [X] gewerkt en in dat kastje is de stroomdraad beklemd geraakt waardoor het kastje onder spanning is komen te staan. Het besturingskastje was op zijn beurt verbonden met een ander, wit kastje dat verderop hing. Via dat kastje was de kettingtakel op de groepenkast en het elektriciteitsnet aangesloten. Op dit witte kastje bevond zich een schakelaar waarmee de installatie kon worden in- en uitgeschakeld. In het witte schakelkastje, waar door [X] niet aan is gewerkt, was de aardedraad verkeerd aangesloten. Daardoor was er vanaf het groene besturingskastje, dat onder spanning kwam te staan, geen aardlekbeveiliging. Als de aardlekbeveiliging wél had gefunctioneerd, had de beklemde stroomdraad er niet toe kunnen leiden dat de gehele kettingtakel onder stroom kwam te staan.

3.7.

Na verloop van tijd is duidelijk geworden dat er mogelijk toch sprake was van blijvend letsel bij [A] , zodat Scania opnieuw melding heeft gedaan bij de arbeidsinspectie. De arbeidsinspectie heeft in de loop van 2018 onderzoek gedaan. Op 12 juni 2018 heeft de arbeidsinspectie geconcludeerd dat er geen oorzakelijk verband is vastgesteld tussen een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet door Scania en het arbeidsongeval.

3.8.

Scania is als werkgever aansprakelijk gesteld voor de schade die [A] heeft geleden. Amlin heeft namens Scania de aansprakelijkheid erkend en de schade in mei 2023 definitief afgewikkeld met een vaststellingsovereenkomst. Amlin heeft in totaal € 1.055.956,-- aan [A] uitgekeerd.

4Wat wordt er gevorderd en op grond waarvan?

4.1.

Volgens Scania c.s. heeft de monteur van [X] fouten gemaakt toen hij de kettingtakel verving en is [A] als gevolg van deze fouten onder stroom komen te staan. Het handelen van [X] was volgens Scania c.s. onrechtmatig tegenover [A] . Daardoor is er volgens Scania c.s. schade ontstaan ter hoogte van het bedrag dat Amlin aan [A] heeft uitgekeerd. Scania c.s. vordert het uitgekeerde bedrag van € 1.055.956,-- ook op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenis die [X] tegenover Scania had op grond van hun overeenkomst. Volgens Amlin treedt zij door subrogatie in de plaats van Scania ten aanzien van deze vordering.

4.2.

Scania c.s. vordert, na eiswijziging, dat de rechtbank verklaart dat:

a. [X] (de rechtbank begrijpt: [X] Joure) en Scania wat betreft de letselschade van [A] hoofdelijk jegens [A] aansprakelijk zijn, aldus hoofdelijk verbonden schuldenaren zijn in de zin van artikel 6:10 BW, en dus elk van hen jegens [A] gehouden is tot vergoeding van diens schade;

b. in hun op artikel 6:10 BW gebaseerde onderlinge verhouding [X] (de rechtbank begrijpt: [X] Joure) op de voet van artikel 6:101 BW gehouden is 100% van de aan [A] toekomende schadevergoeding te dragen, en Scania 0%, of – subsidiair – tot een door de rechtbank te bepalen deel;

Daarnaast vordert Scania c.s. dat [X] Joure wordt veroordeeld om aan Amlin een bedrag van € 1.055.956,-- te betalen, of een door de rechtbank te bepalen deel daarvan. Ten slotte vordert zij betaling van de proceskosten, met daarover wettelijke rente.

4.3.

[X] Joure vindt dat de vorderingen moeten worden afgewezen en dat Scania c.s. de kosten van deze procedure moet betalen. [X] Joure betwist allereerst dat zij contractspartij van Scania was, omdat bij deze klus [X] Projecten volgens haar de contractspartij van Scania was, zodat Scania c.s. de verkeerde partij heeft gedagvaard. Daarnaast betwist [X] Joure dat de monteur van [X] de gestelde fouten heeft gemaakt en dat de schade daardoor is veroorzaakt. Ten slotte beroept [X] Joure zich op een aantal bepalingen in de algemene voorwaarden die tussen haar en Scania gelden. Daaruit volgt volgens [X] Joure ook dat de vorderingen moeten worden afgewezen.

5De beoordeling door de rechtbank

Rechtsmacht en toepasselijk recht

5.1.

Dit is een zaak met een internationaal aspect, omdat Amlin in België is gevestigd. Daarom moet de rechtbank eerst ambtshalve haar internationale bevoegdheid (rechtsmacht) en het toepasselijk recht vaststellen. In de algemene voorwaarden waar beide partijen naar verwijzen is (in artikel 20) bepaald dat het Nederlands recht van toepassing is en dat deze rechtbank bevoegd is de zaak te behandelen. De rechtbank vat dit op als een forumkeuze voor deze rechtbank in de zin van artikel 25 van de Brussel I bis-Verordening1 en als een rechtskeuze voor Nederlands recht in de zin van artikel 3 en 7 van de Rome I-verordening.2

Is de juiste partij gedagvaard?

5.2.

Om te kunnen beoordelen of Scania c.s. de juiste partij heeft gedagvaard, moet worden vastgesteld met wie Scania een overeenkomst heeft gesloten voor het vervangen van de kettingtakel. Het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst is afhankelijk van wat partijen tegenover elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.3 Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort ook de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden.4 Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn.5

5.3.

In het geval van Scania en [X] weegt de rechtbank de volgende omstandigheden mee bij de beantwoording van deze vraag. [X] Joure was de vaste contractspartij van Scania en Scania heeft [X] Joure gevraagd om een offerte uit te brengen voor de werkzaamheden. Dat is door Scania c.s. aangevoerd en door [X] Joure niet betwist. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [X] Joure verklaard dat door de beide zustervennootschappen regelmatig klussen naar de ander werden doorgeschoven en dat dit wel eens door elkaar liep. Nadat Scania [X] Joure voor de klus had gevraagd, zijn er offertes verstrekt door [X] Projecten. In de kop van de offerte is deze handelsnaam en een bijbehorend e-mailadres vermeld. Het briefpapier vermeldt verder in grote letters ‘ [X] Hijs en Heftechniek Joure – Zwolle’ en zou dus evengoed door [X] Joure kunnen worden gebruikt. Scania is er niet op geattendeerd dat [X] Joure deze klus wilde doorschuiven naar [X] Projecten, terwijl zij alleen door nauwkeurige inspectie van de kop van de offerte had kunnen zien dat de offerte was opgesteld door deze zustervennootschap. Scania heeft daarna de opdracht aan [X] Joure gegeven door inkooporders af te geven die op naam zijn gesteld van [X] Joure. Door [X] Joure is toen niet aangegeven dat de opdracht gegeven moest worden aan [X] Projecten.

5.4.

Deze omstandigheden maken dat naar het oordeel van de rechtbank [X] Joure een overeenkomst tot stand is gekomen tussen Scania en [X] Joure. [X] Joure heeft de werkzaamheden kennelijk laten uitvoeren door [X] Projecten, die ze daarna aan Scania heeft gefactureerd. Welke vennootschap de factuur heeft verstuurd en aan welk rekeningnummer van de twee (bijna gelijknamige) ondernemingen de betaling vervolgens is overgemaakt, is in het licht van het voorgaande niet doorslaggevend voor de vraag met wie Scania de overeenkomst heeft gesloten.

5.5.

De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat [X] Joure de contractspartij van Scania was ten aanzien van de vervanging van de kettingtakel en dat Scania c.s. de juiste partij heeft gedagvaard.

Komen de gestelde fouten vast te staan?

5.6.

Om tot de conclusie te kunnen komen dat [X] Joure (mede) aansprakelijk is voor de schade die [A] en daardoor Scania hebben geleden, moet vaststaan dat de monteur van [X] een fout heeft gemaakt bij het vervangen van de kettingtakel. Alleen als vaststaat dat aan [X] Joure één of meer fouten kunnen worden verweten, zouden die fouten immers kunnen worden aangemerkt als toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst of als onrechtmatige daad van [X] Joure en zouden de fouten kunnen leiden tot schadeplichtigheid. Scania c.s. stelt dat de monteur tijdens zijn werkzaamheden twee fouten heeft gemaakt, die hieronder zullen worden besproken als I en II.

I. de montagefout

5.7.

Volgens Scania c.s. heeft de monteur van [X] bij het vervangen van de kettingtakel de bedrading op zo’n manier in het groene besturingskastje gemonteerd dat deze daarin klem is komen te zitten. Daardoor raakte de kunststof isolatie van een koperdraad beschadigd en is de kettingtakel onder stroom komen te staan. Dit volgt volgens Scania c.s. uit het onder 3.5 geciteerde rapport van [X] . Scania c.s. betoogt dat de monteur van [X] deze fout gemaakt moet hebben omdat er na de vervanging van de takel op 5 februari 2016 geen werkzaamheden meer aan de kettingtakel (en het groene besturingskastje) meer zijn uitgevoerd. Het zou volgens Scania c.s. ook niet logisch zijn dat een andere monteur nog werkzaamheden zou hebben verricht aan dit besturingskastje nadat de kabel op 5 februari 2016 was vervangen. Als er nog wel iets met de takel zou hebben moeten gebeuren omdat er bijvoorbeeld iets niet goed zou hebben gewerkt, had het volgens Scania c.s. voor de hand gelegen dat [X] daar dan bij zou zijn geroepen. [X] was immers verantwoordelijk geweest voor het vervangen van de kabel en er was ook meestal wel een monteur van [X] in de fabriek van Scania aanwezig, aldus Scania c.s.

5.8.

[X] Joure heeft betwist dat de bekabeling beklemd is geraakt door de handeling van een monteur van [X] . Volgens haar blijkt uit het onder 3.5 geciteerde rapport niet dat de monteur van [X] degene is geweest die bij het herplaatsen van het component de ader heeft beklemd en kan dit heel goed zijn gebeurd door een andere monteur, niet van [X] Joure. [X] Joure wijst erop dat daar ook aanwijzingen voor zijn. De heer [B] , een monteur in dienst van Alewijnse Zwolle B.V., die permanent gedetacheerd was in de fabriek van Scania, heeft namelijk op 4 mei 2018 aan de arbeidsinspectie verklaard: “Op 18 februari 2016 kreeg ik een melding van een bhv’er van Scania Zwolle B.V. dat er een ongeval (elektrocutie) was gebeurd met een takel. Deze takel was, na reparatie door de technische dienst van Scania, weer in gebruik genomen.” Daaruit volgt dat de takel nog gerepareerd is door de technische dienst van Scania, aldus [X] Joure. Daarnaast heeft [X] Joure er in haar conclusie van dupliek al op gewezen dat Scania beschikt over een uitgebreide administratie; een ‘logboek’ in het systeem ‘Maximo’. Daarin worden alle werkzaamheden bijgehouden die aan haar installaties zijn uitgevoerd. [X] Joure wijst erop dat Scania c.s. hierover in deze procedure geen inlichtingen heeft gegeven. [X] Joure heeft Scania c.s. hier meerdere malen om gevraagd, maar heeft deze onderbouwing niet gekregen. [X] Joure wijst er ook op dat de hoofdelektricien van Scania, Alewijnse, volgens het door Scania c.s. overgelegde ‘incidentenformulier’ na het ongeluk onderzoek heeft gedaan naar de takel maar dat de bevindingen van Alewijnse niet in het dossier zitten. Ten slotte is het volgens [X] Joure onmogelijk dat na het beklemd raken van de kabel nog dertien dagen zonder problemen met de kettingtakel zou kunnen zijn gewerkt. [X] Joure wijst erop dat de takel in het productieproces van Scania voortdurend wordt aangeraakt terwijl hij ingeschakeld is en dat de kabel door twee ploegen, 16 uur per dag wordt gebruikt voor de productie van enkele tientallen vrachtwagens. Als de montagefout op 5 februari 2016 was gemaakt, had dat dus meteen al tot een ongeluk moeten leiden, betoogt [X] Joure.

5.9.

De rechtbank stelt voorop dat het aan Scania c.s. is om de feiten waarop zij haar vorderingen baseert bij betwisting voldoende te onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat zij dat onvoldoende heeft gedaan tegenover de uitgebreid gemotiveerde betwisting van [X] Joure. Weliswaar heeft zij nog bewijs aangeboden van haar stellingen, maar van haar had al in de stelfase meer verwacht mogen worden, zodat de rechtbank aan bewijs niet toekomt. Zo heeft Scania c.s. betoogd dat de hierboven geciteerde verklaring van de heer [B] anders moet worden begrepen dan hoe het er staat. Scania c.s. heeft echter geen verklaring overgelegd van de heer [B] zelf, waar dat uit blijkt. Daarnaast heeft zij niet het logboek in ‘Maximo’ overgelegd waaruit blijkt wie er wanneer aan haar elektrische installatie hebben gewerkt en waaruit volgt dat er niemand meer aan de kettingtakel heeft gewerkt na de montage door [X] . Tegelijkertijd is niet weersproken dat Scania over deze administratie beschikt. Dat zij deze administratie zou hebben overgelegd, had wel van haar mogen worden verwacht, mede gelet op het feit dat de tijdens de mondelinge behandeling aanwezige medewerkers van [X] tijdens de zitting hebben verklaard dat er in de Scaniafabriek voortdurend verschillende elektriciens (van verschillende bedrijven) aanwezig zijn om problemen die in de productielijn ontstaan direct op te kunnen lossen. De medewerkers hebben voorts verklaard dat in de praktijk problemen worden opgelost door degene die toevallig het eerst ter plaatse is.
Verder ontbreekt er informatie van Scania over wat Alewijnse heeft geconcludeerd tijdens het onderzoek dat hij aan de kabel heeft verricht direct na het ongeval. Deze informatie is wel van belang, omdat de heer [C] , die in opdracht van Scania c.s. onderzoek heeft gedaan en heeft gerapporteerd, tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat het veruit het meest aannemelijk is dat bij de beknelling van een ader de draad onmiddellijk is beschadigd en dat het kastje dus meteen na de montagefout onder spanning is komen staan en niet pas dertien dagen daarna. Bij de mondelinge behandeling was (behalve haar advocaat) niemand van Scania aanwezig, zodat moet worden aangenomen dat de uitleg van de medewerkers van [X] over de praktijk bij Scania en het veelvuldige dagelijkse gebruik van de takel juist is. Scania c.s. heeft daarnaast niet voldoende gemotiveerd betwist dat door de manier waarop er met de takel werd gewerkt, er direct een ongeluk zou moeten zijn gebeurd, zoals [X] Joure heeft aangevoerd. Het had op de weg van Scania c.s. gelegen om te onderbouwen dat de isolatie van de kabel pas nadat er al dagen mee was gewerkt (geleidelijk) bloot kan zijn komen te liggen zodat het ongeluk pas lang na het bekneld raken van de kabel kan zijn gebeurd. Dat heeft Scania c.s. onvoldoende gedaan. Ook heeft zij geen verklaring overgelegd van de werknemer van Scania die is geëlektriseerd. Het blijft daarom onduidelijk wat er op de betreffende dag precies is gebeurd en wie het ongeluk heeft veroorzaakt. Het lag op de weg van Scania c.s. om ook hierover duidelijkheid te verschaffen.

Wat is de conclusie over fout I?

5.10.

Bij deze stand van zaken komt de rechtbank tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat de monteur van [X] de montagefout heeft gemaakt. Er wordt op dit punt dus geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst vastgesteld en voor zover Scania c.s. een onrechtmatige daad jegens de werknemer van Scania aanvoert als grondslag van haar vorderingen, slaagt dat evenmin ten aanzien van de gestelde installatiefout.
 

II. de veiligheidsinspectie

5.11.

Scania c.s. maakt [X] ook het verwijt dat zij heeft gewerkt in strijd met de Nen-norm 3140. Dat baseert Scania c.s. op onderzoek dat zij in 2018 heeft laten doen door het expertisebureau EMN. In zijn rapport heeft de heer [C] van EMN verwezen naar een aantal bepalingen in NEN3140. Deze luiden: “nieuwe elektrische installaties evenals wijzigingen en uitbreidingen van bestaande installaties moeten worden geïnspecteerd voordat deze in bedrijf worden genomen.”6 “De inspectie moet inhouden: visuele inspectie volgens 5.101.6.1 en 5.102.10 en – meting en/of beproeving volgens 5.101.6.2 en 5.102.11.”7 In 5.101.6.2 staat dat bij inspectie door meting en beproeving wordt nagegaan of wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot onder andere de goede werking van aardlekbeveiligingen. Scania voert aan dat NEN3140 een brede reikwijdte heeft en geldt voor alle werkzaamheden aan, of zelfs nabij, elektrische installaties en elektrische arbeidsmiddelen. [C] concludeert dat de monteur van [X] verplicht was om een veiligheidsinspectie aan de installatie uit te voeren maar dit heeft nagelaten.
Op basis van de geciteerde bepalingen had [X] volgens Scania c.s. na het monteren van de nieuwe kettingtakel een visuele controle en een impedantiemeting moeten verrichten. Een impedantiemeting houdt in dat met een elektrisch apparaat de weerstand van een stroomdraad wordt gemeten. Wanneer de aardlekbeveiliging niet werkt, blijkt dat uit die meting, aldus Scania c.s. Volgens haar had deze meting kunnen worden gedaan ter plaatse van het groene besturingskastje waarin de monteur van [X] de stroomdraad van de kettingtakel heeft aangesloten en was het eenvoudig om deze meting te doen. Daarom is het ongeval mede het gevolg van het nalaten van deze verplichte controle, stelt Scania c.s.

5.12.

Volgens [X] Joure is NEN3140 geen norm die verplichtingen schept voor de uitvoerend elektricien, maar is deze norm gericht op de werkgever die in het kader van de Arbowetgeving moet zorgen voor een veilige werksituatie. In de Scaniafabriek was volgens [X] Joure altijd iemand van Alewijnse aanwezig. Alewijnse was de aangewezen ‘installatieverantwoordelijke’ en dat bedrijf moest (in het kader van Scania’s werkgeversverplichtingen) zorg dragen voor de veiligheid van de installatie. [X] Joure heeft erop gewezen dat er alleen een takel is vervangen en dat de aansluitspanning en het hijsvermogen van de oude takel niet lager was dan dat van de nieuwe takel. De installatie van Scania zou dus zonder meer geschikt zijn geweest als deze ook geschikt was geweest voor de oude takel. Ook heeft [X] Joure aangevoerd dat al vóór het ongeval bij Scania bekend was dat een controle van de beschermingsleidingen niet had plaatsgevonden. Dit blijkt volgens [X] Joure uit het opleverrapport dat haar monteur na zijn werkzaamheden heeft opgemaakt en dat ook is afgetekend door de verantwoordelijke van Scania. In dat rapport zit een opleverlijst waarop de werkzaamheden en controles worden opgesomd die door de monteur zijn verricht. Daarop staat niet een controle van de beschermingsleidingen of impedantiemeting. De verantwoordelijke heeft [X] vervolgens ook geen opdracht gegeven om deze controle alsnog uit te voeren. Een visuele controle van het witte schakelkastje waar de monteur niet in gewerkt heeft, kan volgens [X] Joure niet van haar gevergd worden. Zo’n controle is na dit type werkzaamheden ook absoluut niet gebruikelijk in de branche, aldus [X] Joure. [X] Joure heeft aangevoerd dat een monteur voor het doen van een impedantiemeting moet beschikken over een kostbaar apparaat (van ongeveer € 1000,--) waar een elektricien niet standaard over beschikt. [X] Joure vindt dus dat haar geen verwijt te maken valt over het niet ontdekken van de niet werkende aardlekbeveiliging.

5.13.

In 2021 heeft [X] aan expertisebureau Vanderwal & Joosten gevraagd of zij op grond van NEN3140 een visuele controle en impedantiemeting had moeten doen. Dit bureau kwam tot de conclusie dat [X] niet heeft gewerkt in strijd met NEN3140. Het vervangen van de takel vormde volgens deze deskundige namelijk geen wijziging van de bestaande installatie van Scania, zodat er geen inspectie en meting van de werking van de aardlekbeveiliging vereist was. De rechtbank laat in het midden of het vervangen van de kettingtakel moet worden beschouwd als een wijziging van de installatie. Als er vanuit wordt gegaan dat dat wél zo is, geldt namelijk het volgende.

5.14.

Een schadeveroorzakende gedraging waarbij een wettelijke plicht wordt geschonden is in beginsel onrechtmatig. Ook een gedraging die in strijd is met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, kan een onrechtmatige daad opleveren. Als sprake is van schending van zo’n ongeschreven zorgvuldigheidsnorm, moet de rechtbank op basis van de omstandigheden van het geval afwegen of dat leidt tot de kwalificatie onrechtmatige daad.

5.15.

Wanneer de schadeveroorzakende gedraging erin bestaat dat verzuimd is een
Nen-norm op te volgen die op de veroorzaker van de schade was gericht, moet dus eerst beoordeeld worden of daarmee een wettelijke plicht wordt geschonden of niet. Er zijn bepaalde Nen-normen die op grond van de wet moeten worden nageleefd en andere Nen-normen waarvoor dat niet geldt. De rechtbank overweegt dat de normen uit NEN3140 niet dwingendrechtelijk zijn voorgeschreven.

5.16.

Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat NEN3140 een norm is die primair is gericht op werkgevers. Met de norm wordt invulling gegeven aan de zorgplicht die werkgevers hebben om hun werknemers een veilige werkomgeving te bieden. Door Scania c.s. is niet weersproken dat Scania als werkgever op basis van NEN3140 een ‘installatieverantwoordelijke’ heeft aangewezen (niet zijnde [X] Joure), die de hoofdverantwoordelijke is voor de inspectie van de elektrische installaties. De rechtbank overweegt dat het in de eerste plaats Scania is die zou moeten zorgdragen voor de veiligheid in de fabriek. Daarbij horen in elk geval de voorgeschreven periodieke controles van de elektrische installaties, maar het is in de basis ook de verantwoordelijkheid van Scania om ervoor te zorgen dat bij een wijziging van de installatie de in NEN3140 genoemde controles (waaronder die van de beschermingsleidingen) wordt verricht. Tussen partijen is niet in geschil dat Scania dit niet aan [X] heeft opgedragen en dat zij van [X] wel de opleverlijst heeft gekregen waarop niet alle controles die NEN3140 beschrijft, zijn vermeld.

5.17.

Een Nen-norm die niet dwingendrechtelijk is voorgeschreven, kan wel relevant zijn voor de invulling van de in de branche geldende maatschappelijke zorgvuldigheidsnormen die in acht moeten worden genomen. De Nen-norm hoeft dan echter niet doorslaggevend te zijn,8 maar moet worden beschouwd als een omschrijving van ‘best practices’. Voor een verdere inkleuring van de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm kan ook meewegen wat in de branche gebruikelijk is. [X] Joure heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het verrichten van een impedantiemeting na werkzaamheden zoals die in deze zaak aan de orde zijn, in de branche zeer ongebruikelijk is. [X] Joure doet dit naar eigen zeggen inmiddels (sinds het ongeval) zelf wel, maar is hierin uniek en heeft daarvoor een behoorlijke investering moeten doen. Dit is door Scania c.s. niet weersproken, zodat de rechtbank hiervan uitgaat.

5.18.

In deze omstandigheden, in onderling verband bezien, gaat het te ver om te concluderen dat de maatschappelijke zorgvuldigheid vereist dat [X] na het uitvoeren van haar klus ook een visuele controle en impedantiemeting had moeten verrichten om te controleren of elders in de installatie, op een ander moment, misschien iets verkeerd was aangesloten. Het feit dat [X] tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat zij beoogt te werken in lijn met de Nen-normen brengt geen verdergaande verplichting met zich mee om conform de norm te werken. Deze mededeling kan in het licht van het bovenstaande niet anders worden begrepen dan dat zij het als haar verantwoordelijkheid beschouwt om het werk op een veilige wijze uit te voeren en haar werk te controleren.

De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [X] een door haar in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden.

Wat is de conclusie over fout II?

5.19.

De rechtbank concludeert dat Scania c.s. ook op dit punt, tegenover de gemotiveerde betwisting door [X] Joure, onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een fout van [X] Joure. Het komt niet vast te staan dat [X] Joure een wettelijke plicht of een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden door na het aansluiten van de kettingtakel niet een veiligheidsinspectie aan de elektrische installatie te verrichten. Er kan dan ook geen jegens [A] gepleegde onrechtmatige daad worden vastgesteld. De rechtbank kan daarom evenmin vaststellen dat Scania en [X] Joure hoofdelijk verbonden schuldenaren zijn in de zin van artikel 6:10 BW. Ook is er geen sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst tussen Scania en [X] Joure. Er is geen grond voor toewijzing van de gevorderde schadevergoeding. Dat betekent dat de vorderingen van Scania en Amlin moeten worden afgewezen.

Belang Scania

5.20.

[X] Joure heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij haar verweer laat vallen dat Amlin onvoldoende belang zou hebben bij de (volledige) vorderingen omdat zij maar een polisbelang van 45% heeft. Het is de rechtbank niet duidelijk of [X] Joure nog wel haar verweer handhaaft dat Scania vanwege de subrogatie geen belang heeft in deze procedure. Gelet op de hierboven genoemde uitkomst van de zaak, laat de rechtbank dit verweer onbesproken. De rechtbank komt ook niet toe aan de andere verweren van [X] Joure die betrekking hebben op de bepalingen in de algemene voorwaarden die golden tussen haar en Scania.

De proceskosten

5.21.

Scania en Amlin zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [X] Joure als volgt vastgesteld:

- griffierecht

8.519,00

 

- salaris advocaat

12.741,00

(3,00 punten × € 4.247,00)

Totaal

21.260,00

 

5.22.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de manier die onder de beslissing wordt vermeld.

5.23.

De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen. ECLI:NL:RBNNE:2023:3614