Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 030822 casino schendt zorgplicht door cocainegebruiker toe te laten tot casino terwijl casino op de hoogte was van cocainegebruik

RBOBR 030822 casino schendt zorgplicht door cocainegebruiker toe te laten tot casino terwijl casino op de hoogte was van cocainegebruik

2.8.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat hij in de periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017 cocaïne gebruikt heeft tijdens zijn bezoeken aan het casino en dat Hotel Gaming daarvan op de hoogte was. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

2.9.
Bij de waardering van het getuigenbewijs neemt de rechtbank in aanmerking dat [getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat zij uit hoofde van hun functie bij Hotel Gaming niet dagelijks op de werkvloer aanwezig waren in de periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017. Uit de verklaring van [getuige 3] volgt dat hij [eiser] in die periode slechts één of twee keer gezien heeft. [getuige 4] heeft verklaard dat hij [eiser] één keer per week zag. [getuige 1] en [getuige 2] hebben daarentegen verklaard dat zij (vrijwel) dagelijks op de werkvloer aanwezig waren en dat zij [eiser] ook (vrijwel) dagelijks zagen. Daarbij heeft [getuige 1] ook verklaard dat zij zich niet kan herinneren dat [eiser] ooit geen cocaïne gebruikte. Het enkele feit dat [getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat zij zelf niet gezien hebben dat [eiser] cocaïne gebruikte in het casino legt, gelet op hun beperkte aanwezigheid op de werkvloer, onvoldoende gewicht in de schaal ten opzichte van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Ook [getuige 1] en [getuige 2] hebben weliswaar verklaard dat zij [eiser] in de genoemde periode niet daadwerkelijk cocaïne hebben zien gebruiken, maar wel dat zij [eiser] (met regelmaat) met witte kringen onder zijn neus hebben gezien en dat zij mede op basis van zijn gedrag (chaotisch, druk, ging regelmatig naar buiten) een vermoeden hadden dat [eiser] cocaïne gebruikte. Uit de verklaringen van de getuigen volgt dat het personeel van Hotel Gaming ook getraind wordt in het signaleren van drugsgebruik, zodat de waarnemingen van [getuige 1] en [getuige 2] niet slechts als onderbuikgevoel gekwalificeerd kunnen worden.

2.10.
Daarbij komt dat zowel [getuige 1] als [getuige 2] verklaard hebben dat het vermoeden van drugsgebruik wijdverbreid was onder het personeel en dat daarover onderling ook gesproken is. [getuige 1] heeft bovendien verklaard dat zij met [eiser] gesproken heeft over zijn drugsgebruik. Dat [getuige 3] van al die gesprekken niet op de hoogte was, zoals hij zelf heeft verklaard, acht de rechtbank van ondergeschikt belang. [getuige 3] heeft namelijk verklaard dat (zelfs) informatie over het plaatsen van iemand op de zwarte lijst vanwege drugsgebruik niet bij hem terechtkomt, omdat dit de verantwoordelijkheid is van de vestigingsmanager of [getuige 4] . [getuige 4] heeft in gelijke zin verklaard, maar voegt daaraan toe dat hij door medewerkers van Hotel Gaming niet op de hoogte is gebracht van mogelijk drugsgebruik door [eiser] . Deze verklaring is in strijd met wat [getuige 1] hierover verklaard heeft, namelijk dat [getuige 4] daarvan wel op de hoogte was. Aan de verklaring van [getuige 1] kent de rechtbank in dit verband echter meer gewicht toe, omdat [getuige 4] nog steeds aan Hotel Gaming verbonden is. Het enkele feit dat [getuige 4] naar eigen zeggen niet op de hoogte is gebracht van het cocaïnegebruik van [eiser] doet bovendien niets af aan de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] over wat zij op de werkvloer hebben waargenomen.

2.11.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat [getuige 3] , die bij Hotel Gaming werkzaam is als algemeen directeur, heeft verklaard dat het door de directie opgestelde beleid binnen Hotel Gaming is dat een gast al bij een vermoeden van drugsgebruik een onvrijwillig toegangsverbod wordt opgelegd. Uit de verklaringen van alle getuigen volgt dat sprake is geweest van een dergelijk vermoeden door de vondst van een mentospotje met poeder in december 2016. [getuige 4] heeft verklaard dat hij het toegangsverbod dat [eiser] in verband daarmee kreeg opgelegd kort daarna heeft ingetrokken, omdat [eiser] zei dat het om medicatie ging. Zoals uit de verklaring van [getuige 4] volgt, is het incident afgedaan met een grap en heeft hij [eiser] het voordeel van de twijfel gegeven. Daarbij zijn volgens de verklaring van [getuige 2] geen pogingen ondernomen om de vermoedens van drugsgebruik door [eiser] weg te nemen, bijvoorbeeld door het (laten) uitvoeren van een indicatieve drugstest of het terugkijken van camerabeelden waaruit het drugsgebruik van [eiser] zou kunnen blijken.

2.12.
Hotel Gaming heeft in haar conclusie na enquête nog aangevoerd dat bij de waardering van het getuigenbewijs rekening moet worden gehouden met het feit dat [eiser] de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] mogelijk beïnvloed heeft. Hierbij wijst Hotel Gaming erop dat [eiser] geprobeerd heeft om [getuige 1] via Facebook te benaderen en [getuige 2] via Facebook een bericht gestuurd heeft, dat [eiser] heeft afgesloten met de woorden ‘je hebt een prachtige zoon’. Verder wijst Hotel Gaming erop dat [eiser] [getuige 1] en [getuige 2] tijdens de getuigenverhoren op het hart heeft gedrukt om toch vooral de waarheid te spreken. Ten slotte wijst Hotel Gaming op de correspondentie die zij bij akte van 19 januari 2022 in het geding heeft gebracht en waaruit volgt dat [eiser] talloze keren per e-mail contact heeft gezocht met [getuige 3] , het [naam] concern en de advocaat van Hotel Gaming.

2.13.
De rechtbank overweegt dat ondanks het feit dat [eiser] zich van het versturen van een dergelijke hoeveelheid e-mails had moeten onthouden, de betreffende correspondentie nog niet de conclusie rechtvaardigt dat [getuige 1] en [getuige 2] beïnvloed zijn door [eiser] . De vele e-mails zijn immers niet aan hen gericht. [eiser] heeft weliswaar geprobeerd [getuige 1] via Facebook te benaderen, maar dat is niet gelukt. Verder heeft [getuige 1] tijdens het getuigenverhoor verklaard dat zij zich niet onder druk gezet voelde door [eiser] om een verklaring met een bepaalde inhoud te geven. Ook [getuige 2] heeft er tijdens het getuigenverhoor geen blijk van gegeven dat hij door [eiser] onder druk is gezet om op wezenlijke punten niet naar waarheid en uit eigen wetenschap te verklaren. Hij verklaart weliswaar dat hij een bericht van [eiser] ontvangen heeft waarin [eiser] afsluit met de hiervoor aangehaalde zin, maar [getuige 2] heeft daarover verklaard dat hij niet wist wat [eiser] daarmee bedoelde. Voor het overige heeft Hotel Gaming slechts haar vermoedens uitgesproken, zonder concrete aanknopingspunten aan te reiken van de gestelde beïnvloeding door [eiser] . De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] geen of beperkte waarde toe te kennen.

2.14.
Ook aan de algemene stelling dat het einde van het dienstverband van [getuige 1] mogelijk van invloed is geweest op de inhoud van haar verklaring gaat de rechtbank voorbij. Vast staat dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd is. Hoewel [getuige 1] verklaard heeft dat dit voor haar geen prettige periode was, heeft Hotel Gaming onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat [getuige 1] een motief of aanleiding had om in strijd met de waarheid te verklaren. Hierbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de verklaring van [getuige 1] op belangrijke punten overeenstemt met die van [getuige 2] .

2.15.
Gelet op de voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat [eiser] geslaagd is in het hem opgedragen bewijs. Daarmee staat vast dat Hotel Gaming haar zorgplicht ten opzichte van [eiser] geschonden heeft door hem geen onvrijwillig toegangsverbod te geven, ondanks het feit dat Hotel Gaming op de hoogte was van het feit dat [eiser] in de periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017 cocaïne gebruikte tijdens zijn bezoeken aan het casino. Hiermee heeft Hotel Gaming onrechtmatig gehandeld ten opzichte van [eiser] en is zij gehouden om de schade te vergoeden die [eiser] als gevolg daarvan geleden heeft.

De omvang van de schade

2.16.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is wat de omvang is van de schade die [eiser] heeft geleden.

2.17.
Onder verwijzing naar een tweetal schuldbekentenissen stelt [eiser] dat hij geld geleend heeft om te kunnen gokken en dat zijn schade bestaat uit al het geld dat hij in het casino verloren heeft. Volgens [eiser] gaat het om een bedrag van € 90.000,00 en bedraagt het uurverlies op een automaat € 250,00.

2.18.
Hotel Gaming betwist dat [eiser] een bedrag van € 90.000,00 heeft verloren in het casino. Zij betwist voorts de authenticiteit van de door [eiser] in het geding gebrachte schuldbekentenissen. In dit verband wijst zij erop dat de adresgegevens van de beweerdelijke schuldeisers ontbreken en dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat privé personen onderling bedragen van zulke omvang aan elkaar lenen. Hotel Gaming betwist verder dat [eiser] de op de schuldbekentenissen vermelde bedragen heeft ontvangen, althans dat hij die bedragen (volledig) heeft gebruikt om in het casino te spelen. Hotel Gaming wijst er ten slotte op dat [eiser] geen bankafschriften heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij in het casino geld op opwaardeerkaarten heeft gestort, dan wel geld heeft opgenomen voordat hij naar het casino ging en in welke periode. Hierbij tekent zij aan dat [eiser] destijds meerdere casino’s/speelhallen bezocht.

2.19.
Gelet ook op de betwisting daarvan door Hotel Gaming staat niet vast dat [eiser] de in de schuldbekentenissen vermelde bedragen heeft ontvangen en dat hij die bedragen geheel heeft aangewend om te spelen in het casino. Van dit laatste kan niet worden uitgegaan, nu [eiser] geen overzicht van bankopnames of andere bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt wanneer en met welke bedragen hij in het casino gespeeld heeft. Hier komt nog bij dat [eiser] geen inzicht heeft gegeven in zijn bestedingspatroon in het dagelijkse leven, los van zijn casinobezoeken en dat [eiser] , zoals hij zelf ook stelt onder randnummer 10 van de inleidende dagvaarding, niet uitsluitend met verlies heeft gespeeld.

2.20.
De rechtbank overweegt dat zij uit de door [eiser] overgelegde stukken niet kan afleiden wat de omvang van de schade is. Dit maakt echter niet dat de rechtbank de schadevordering van [eiser] dient af te wijzen. De rechtbank acht het aannemelijk dat [eiser] schade heeft geleden doordat Hotel Gaming hem geen onvrijwillig toegangsverbod heeft gegeven. In dat geval dient de rechtbank volgens vaste rechtspraak (vgl. Hoge Raad 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1435) de omvang van de schade, al dan niet na nadere instructie, op de voet van art. 6:97 BW te schatten. Op dit moment heeft de rechtbank onvoldoende concrete gegevens om de schade te schatten. Het ligt op de weg van [eiser] om feiten en omstandigheden te stellen waarmee de hoogte van zijn verlies en daarmee zijn schade, enigszins inzichtelijk wordt. [eiser] kan in dit kader bijvoorbeeld onderbouwd weergeven, voor zover mogelijk voorzien van bewijsstukken, dat en wanneer hij de geleende bedragen (op zijn bankrekening) ontvangen heeft, wanneer hij welke bedragen daarvan heeft opgenomen, dat en wanneer hij dat geld heeft aangewend om te spelen in het casino, welk(e) kansspel(len) hij speelde, wat zijn gemiddelde inzet op een dag of avond was, en wat het netto resultaat was tussen zijn inzetten en de door hem ontvangen winstuitkeringen op de speeldagen.

2.21.
De rechtbank is van oordeel dat de schade mede afhankelijk is van het antwoord op voornoemde vragen. Daarbij is ook relevant het antwoord op de vraag hoe lang [eiser] gespeeld heeft en wat het uurverlies op een speelautomaat bedraagt.

2.22.
De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over de door hem gestelde schade. Hotel Gaming mag vervolgens bij antwoordakte reageren op de akte van [eiser] . ECLI:NL:RBOBR:2022:3739