Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 151024 mondeling VSO gesloten met advocaat hangende HB na afwijzing in 1e aanleg; BGK vallen onder lumpsum

GHARL 151024 mondeling VSO gesloten met advocaat hangende HB na afwijzing in 1e aanleg; BGK vallen onder lumpsum

in vervolg op:
RBGEL 270923 Val in lijnbus in 2002; whiplash en psychische klachten niet aangenomen; gebondenheid tzv rapport neuroloog; onafhankelijk onderzoek psyche ontbreekt

2De kern van de zaak

2.1.

[appellant] is op 1 november 2002 gevallen in een bus van Connexxion. Connexxion was op dat moment bij Allianz verzekerd. Allianz heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van de val erkend.

2.2.

Allianz c.s. heeft bij de rechtbank gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat zij met de aan [appellant] gedane betalingen (€ 12.500 aan voorschotten en € 11.550,24 aan buitengerechtelijke kosten) finaal van haar verplichtingen jegens [appellant] is gekweten. [appellant] heeft in reconventie gevorderd dat Allianz c.s. wordt veroordeeld tot vergoeding van schade, op te maken bij staat en tot betaling van een voorschot op die schade van € 50.000. [appellant] heeft in het kader van die vorderingen de schadeposten genoemd en bij benadering becijferd, waaronder de schadepost buitengerechtelijke kosten van eerdere belangenbehartigers en de schadepost secundaire victimisatie.

2.3.

De rechtbank heeft in haar eindvonnis van 27 september 2023 geoordeeld dat onvoldoende is komen vast te staan dat [appellant] als gevolg van de val in de bus de (gestelde) fysieke en psychische klachten ondervindt en heeft ondervonden. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat Allianz c.s. ter zake van het ongeval van 1 november 2002 met de door haar gedane betalingen finaal van al haar verplichtingen jegens [appellant] is gekweten. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen.

2.4.

[appellant] is van dat vonnis in hoger beroep gekomen. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof die is gehouden voordat de memories van grieven en antwoord zijn genomen, is met partijen afgesproken dat het hof eerst zal beslissen op het standpunt van Allianz c.s. dat na het vonnis van 27 september 2023 tussen partijen een vaststellingsovereenkomst is gesloten en dat het hoger beroep daarop afstuit. Partijen hebben zich hierover in de na de zitting genomen aktes met producties uitgelaten.

2.5.

Daarmee vormt de kern van het geschil de vraag of partijen na het bestreden vonnis een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Daarover oordeelt het hof als volgt.

3Het oordeel van het hof

De feiten

3.1.

Uit de niet betwiste beschrijving van Allianz c.s. van het verloop van de onderhandelingen tussen partijen volgt dat partijen hebben onderhandeld tijdens een schorsing van de zitting bij de rechtbank Gelderland op 24 mei 2023. [appellant] heeft een schikkingsbedrag van € 200.000 voorgesteld, waarna Allianz een tegenvoorstel heeft gedaan van € 50.000. In een tweede schorsing is door Allianz een slotbetaling van € 125.000 voorgesteld en toen [appellant] daarmee niet instemde heeft Allianz c.s. een laatste voorstel gedaan van € 137.500. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt waarna de rechtbank op 27 september 2023 het hiervoor genoemde vonnis heeft gewezen.

3.2.

Tijdens een telefoongesprek op 18 december 2023 tussen de toenmalige advocaat van [appellant] (mr. De Kerf) en mr. Haasse namens Allianz c.s. heeft mr. De Kerf bij mr. Haasse geïnformeerd naar de bereidheid om het voorstel van € 137.500 te herhalen. In een daarop volgende e-mail van 18 december 2023 van mr. Haasse aan mr. De Kerf staat:
“(…) Hierbij treft u als bijlage het H-formulier waarmee ik mij namens Allianz en Connexion bij het hof heb gesteld. (…) Inmiddels heb ik overlegd met Allianz en kan ik u berichten dat Allianz bereid is om nog eenmaal het regelingsvoorstel van een slotbetaling van € 137.500,- te doen. Allianz doet dit regelingsvoorstel louter coulance-halve omdat zij deze zaak, die al ruim 20 jaar loopt, graag wil afwikkelen. Dit regelingsvoorstel is geen erkenning van enige schadepost die uw cliënt als gevolg van de val in de bus stelt te hebben geleden. In het geval uw cliënt het regelingsvoorstel niet accepteert, komt het regelingsvoorstel – en ditmaal definitief – te vervallen en kan er buiten rechte geen beroep meer op worden gedaan.
Gezien het voor Allianz gunstige vonnis van de rechtbank, acht Allianz het niet nodig dat er expliciet een geheimhoudingsclausule wordt opgenomen in de vaststellingsovereenkomst. In verband met het griffierecht dat Allianz zal moeten voldoen, verzoek ik u vriendelijk om mij over drie weken te informeren of uw cliënt het regelingsvoorstel accepteert.”
3.3. Op 20 december 2023 heeft een telefonisch overleg tussen mr. De Kerf en mr. Haasse plaatsgevonden. [appellant] was op dat moment aanwezig op het kantoor van mr. De Kerf. In een emailbericht van mr. De Kerf van 20 december 2023 (14.45 uur) staat:
“Ik bevestig ons telefoongesprek.
Indien uw cliënte bereid is € 158.000,- te betalen (het afgeronde gemiddelde van € 137.500,- en € 180.000,-), dan is voor hem deze zaak afgewikkeld en tekent hij een VSO.
Hoewel het kort dag is, zou het mooi zijn als dit voor de feestdagen afgestemd zou kunnen worden.
Bedankt alvast daarvoor.
PS, het is dus niet de bedoeling dat - bij onverhoopte afwijzing wat ik niet hoop- dit bedrag leidt tot intrekking van uw onderstaande mail, zoals telefonisch besproken.”

3.4.

In een emailbericht van mr. Haasse aan mr. De Kerf van 20 december 2023 (15.54 uur) staat:
“Ik heb overlegd met Allianz en zij is bereid een slotbetaling van € 158.000,= te betalen mits uw cliënt een VSO met finale kwijting jegens haar en haar verzekerde Connexxion tekent én u in dat kader ook bevestigt dat de procedure bij het hof niet doorgezet wordt door uw cliënt. Dank voor uw inspanningen in deze zaak. In verband met mijn ophanden zijnde vakantie, kan het zo zijn dat u de VSO rechtstreeks van Allianz ontvangt.”
3.5. Mr. De Kerf heeft daarop gereageerd in een emailbericht van dezelfde dag (16.07 uur):
“Dank! Stuur u de VSO maar. Cliënt zal tekenen. En uiteraard breng ik de zaak niet meer aan. (…)”

3.6.

Op 22 december 2023 heeft mr. Haasse de reeds door Allianz ondertekende vaststellingsovereenkomst aan mr. De Kerf gestuurd.

3.7.

In een emailbericht van 31 december 2024 van [appellant] aan Allianz staat:
“(…) Ja, op woensdag 20 december, helemaal in Goes bij de advocaat waar ik na weer een slechte nacht spontaan naartoe ben gereisd, heb ik mondeling akkoord gegeven op 158.000. ’s Avonds kwam ik er middels een vriend echter achter, dat de indexering (waar ik advocaat De Kerf die dag ook naar gevraagd had en die ik dus nu niet meer 100% vertrouw) van de 137.000 van 1992 naar 2023 niet klopte en omdat ik ook op de hoogte van onderstaande info (zie link). De Vaststellingsovereenkomst die ik een dag later kreeg kan ik natuurlijk niet tekenen en nu ook met als tweede reden dat ik geen genoegen meer neem met ‘het midden’ én als derde de wetenschap dat in diverse arresten dit wetsartikel BW 8:105 limiet is losgelaten. Dit laatste verwacht ik ook in het Hoger Beroep. (…)”

3.8.

Allianz c.s. heeft € 158.000 aan [appellant] betaald.
De beoordeling

3.9.

Allianz c.s. stelt zich onder verwijzing naar de in de feiten weergegeven emailcorrespondentie tussen mr. De Kerf en mr. Haasse (hierna: de correspondentie) op het standpunt dat op 20 december 2023 om 15.54 uur althans om 16.07 uur door aanbod en aanvaarding een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan na betaling van het slotbedrag aan [appellant] , partijen elkaar finale kwijting hebben verleend. Allianz c.s. heeft het slotbedrag betaald. [appellant] kan, gelet op overeengekomen finale kwijting, in deze procedure niet alsnog schade vorderen in verband met het ongeval. [appellant] bestrijdt dat er een vaststellingsovereenkomst is gesloten. Op zijn verweer zal het hof hierna ingaan.

3.10.

Het hof volgt Allianz c.s. in haar stelling dat tussen partijen een vaststellingsovereenkomst is gesloten en dat [appellant] niets meer van Allianz c.s. te vorderen heeft. Het hof zal dat oordeel hierna uitleggen. Bij de beoordeling betrekt het hof de correspondentie. Ook als het zo is dat Allianz c.s. deze correspondentie in strijd met de gedragsregels voor advocaten in deze procedure heeft overgelegd, dan leidt dat er anders dan [appellant] heeft betoogd, niet toe dat het hof deze correspondentie als onrechtmatig bewijs buiten beschouwing moet laten. Daarvoor had [appellant] bijkomende omstandigheden moeten stellen en dat heeft hij niet gedaan. Overigens heeft [appellant] dit standpunt pas ingenomen in zijn laatste akte terwijl de correspondentie voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij het hof door Allianz c.s. is overgelegd en er tijdens de zitting door het hof vragen over zijn gesteld en daarvan verslag is gedaan in het proces-verbaal.

3.11.

Uit de correspondentie, de email van [appellant] van
31 december 2023 en de verklaring van [appellant] tijdens de zitting bij het hof volgt dat [appellant] op 20 december 2023 ermee heeft ingestemd dat tegen een slotbetaling van
€ 158.000 partijen elkaar finale kwijting verlenen en de procedure bij het hof niet wordt doorgezet. [appellant] voert aan dat hij ervan is uitgegaan dat de schade in verband met secundaire victimisatie en buitengerechtelijke kosten van eerdere belangenbehartigers niet onder het overeengekomen slotbedrag vielen. Omdat aanbod en aanvaarding niet met elkaar overeenstemmen is geen sprake van wilsovereenstemming en is er dus geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, zo begrijpt het hof het verweer van [appellant] .
3.12. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Of sprake is van een aanvaarding die overeenstemt met het aanbod hangt af van de vraag wat partijen hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid.

3.13.

Het hof betrekt bij de beoordeling van deze vraag het volgende. Aan de onderhandelingen die hebben geleid tot de afspraken die op 20 december 2023 zijn gemaakt, is een door Allianz c.s. gestarte civiele procedure voorafgegaan. In die procedure heeft Allianz c.s. een verklaring voor recht gevraagd dat zij met de betaling van € 12.500 aan voorschotten en € 11.550,24 finaal van al haar verplichtingen jegens [appellant] is gekweten. De rechtbank heeft die vordering toegewezen. De vordering van [appellant] om Allianz c.s. te veroordelen tot vergoeding van de schade op te maken bij staat en tot betaling van een voorschot is afgewezen. In de onderbouwing van zijn vorderingen heeft [appellant] de schadeposten (in de paragrafen 7 tot en met 9) uiteengezet waarop de gevraagde verwijzing naar de schadestaat en het voorschot betrekking heeft. De schadeposten secundaire victimisatie en de buitengerechtelijke kosten van eerdere belangenbehartigers worden daarin ook genoemd.
Nadat [appellant] de appeldagvaarding had uitgebracht heeft mr. De Kerf aan Allianz c.s. gevraagd of zij een eerder aanbod gestand wilde doen. Allianz c.s. heeft dat gedaan en vervolgens is, zo blijkt uit de correspondentie, na loven en bieden op 20 december 2023 overeenstemming bereikt over een slotbetaling door Allianz c.s. van € 158.000 onder verlening van finale kwijting en (dus) beëindiging van de appelprocedure. Partijen zijn bij die onderhandeling niet ingegaan op specifieke door [appellant] in zijn conclusie van antwoord in de paragrafen 7 tot en met 9 opgesomde schadeposten.

3.14.

Naar het oordeel van het hof had [appellant] tegen deze achtergrond redelijkerwijs moeten begrijpen dat Allianz c.s. met een aangeboden ‘slotbetaling’ tegen ‘finale kwijting’ en het niet doorzetten van de procedure bij het hof, beoogde dat daarmee een streep werd gezet onder alle schadeposten waarvan [appellant] vergoeding verlangde, dus ook de buitengerechtelijke kosten van eerdere belangenbehartigers en schade wegens secundaire victimisatie. Inzet van de procedure bij de rechtbank was immers dat bepaald zou worden dat Allianz c.s. aan haar verplichtingen had voldaan met het betaalde schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft Allianz c.s. in het gelijk gesteld. Het ligt dan niet voor de hand dat Allianz c.s., daartoe uitgenodigd door de advocaat van [appellant] , een regelingsvoorstel doet dat niet ziet op alle schadeposten. Dit strookt ook niet met het gebruik van de woorden ‘slotbetaling’ en ‘finale kwijting’ en evenmin met een einde van de procedure in hoger beroep. Het had tegen deze achtergrond op de weg van [appellant] gelegen om duidelijk te maken dat de buitengerechtelijke kosten van eerdere belangenbehartigers en de schade wegens secundaire victimisatie wat hem betreft niet onder die slotbetaling vielen. Daarbij weegt het hof mee dat [appellant] van meet af aan werd bijgestaan door een professionele belangenbehartiger die, nadat de procedure bij de rechtbank in het nadeel van [appellant] was beslecht, ook het initiatief had genomen tot de onderhandelingen. Nu [appellant] geen uitzondering heeft bedongen voor deze twee schadeposten, mocht Allianz c.s. er onder de gegeven omstandigheden van uitgaan dat er met betrekking tot alle schadeposten een finale kwijting is afgesproken en dat [appellant] dat ook zo had begrepen.

3.15.

[appellant] heeft aangevoerd dat het in de letselschadepraktijk gebruikelijk is dat de belangenbehartiger eerst de schade voor het slachtoffer regelt en daarna rechtstreeks met de verzekeraar afspraken maakt over vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Allianz c.s. mocht er, gelet op dit branchegebruik, niet vanuit gaan dat de buitengerechtelijke kosten van eerdere belangenbehartigers onder de slotbetaling vielen, aldus [appellant] .
Het hof is het met Allianz c.s. eens dat dat in dit geval anders ligt. [appellant] heeft de schadepost buitengerechtelijke kosten van eerdere belangenbehartigers in de conclusie van antwoord genoemd als een van de schadeposten waarvoor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is gevraagd. De rechtbank heeft die vordering van [appellant] afgewezen. De vordering van Allianz c.s. om voor recht te verklaren dat met betaling van onder andere € 11.550,24 aan buitengerechtelijke kosten Allianz c.s. van haar verplichtingen is gekweten, is toegewezen. De buitengerechtelijke kosten van eerdere belangenbehartigers vormden dus een onderdeel van de schade in deze procedure. Zoals gezegd is na loven en bieden een slotbetaling afgesproken met betrekking tot de in deze procedure aan de orde zijnde schade, onder verlening van finale kwijting en met beëindiging van deze procedure. Onder die omstandigheden had [appellant] moeten begrijpen dat die slotbetaling ook betrekking had op de buitengerechtelijke kosten van eerdere belangenbehartigers althans had het in dit geval op de weg van (de belangenbehartiger van) [appellant] gelegen om aan de orde te stellen dat de buitengerechtelijke kosten van eerdere belangenbehartigers hiervan uitgezonderd waren.

3.16.

[appellant] heeft verder aangevoerd dat er geen vaststellingsovereenkomst is gesloten omdat het in de letselschadebranche gebruikelijk is dat een vaststellingsovereenkomst altijd schriftelijk wordt gesloten. Het hof gaat daarin niet mee. Een vaststellingsovereenkomst is vormvrij. De totstandkoming geschiedt door aanbod en aanvaarding. Ook een mondelinge of per email tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst bindt partijen. Dat het hier gaat om een vaststellingsovereenkomst waarin het over de afwikkeling van een letselschadeprocedure gaat, maakt dit op zichzelf niet anders. Het hof benadrukt in dat verband nogmaals dat [appellant] in het gehele proces werd bijgestaan door een professionele belangenbehartiger die de gemaakte afspraken in de correspondentie heeft bevestigd.

3.17.

[appellant] heeft aangevoerd dat Allianz c.s. in haar email van 20 december 2023 (15.54 uur) als totstandkomingsvoorwaarde heeft gesteld dat de vaststellingsovereenkomst door [appellant] wordt ondertekend. Nu [appellant] de vaststellingsovereenkomst niet heeft ondertekend, is deze dus niet tot stand gekomen.
Ook hierin volgt het hof [appellant] niet. Uit de tekst van het emailbericht volgt naar het oordeel van het hof dat Allianz c.s. tot uitvoering van de gemaakte afspraak, namelijk betaling van de slotbedrag, overgaat zodra de vaststellingsovereenkomst is ondertekend. Er volgt niet uit dat de tussen partijen gemaakte afspraak dat tegen een slotbetaling finale kwijting wordt verleend, van de baan is wanneer [appellant] de schriftelijke overeenkomst niet ondertekent. [appellant] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een andere uitleg van het emailbericht van mr. Haasse nopen.

3.18.

[appellant] heeft er ten slotte nog op gewezen dat Allianz c.s. na de zitting bij het hof de proceskostenveroordeling uit de eerste aanleg heeft opgeëist wat niet verenigbaar is met haar standpunt dat er een vaststellingsovereenkomst is gesloten. Allianz c.s. is daar een paar dagen later op teruggekomen en heeft het afgedaan als een vergissing maar dat doet hier niet aan af, aldus [appellant] . Het hof is het met [appellant] eens dat het opeisen van de proceskosten zich niet verhoudt met het standpunt dat er een vaststellingsovereenkomst is gesloten maar, zo blijkt uit de toelichting van [appellant] , Allianz c.s. is hierop teruggekomen. Aan deze omstandigheid komt dan ook niet wezenlijk gewicht toe bij de beoordeling van de voorliggende vraag en maakt het antwoord daarop in ieder geval niet anders.

De conclusie

3.19.

De rechtbank heeft in conventie voor recht verklaard dat Allianz c.s. ter zake van het ongeval met de door hen gedane betalingen (het voorschot op de schade van € 12.500 en de buitengerechtelijke kosten van € 11.550,24) finaal gekweten zijn en heeft de vorderingen van [appellant] in reconventie afgewezen. Het hof komt tot de conclusie dat partijen na dit vonnis een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten op grond waarvan Allianz c.s. een slotbetaling van € 158.000,- aan [appellant] heeft betaald tegen finale kwijting. Het hof stelt vast dat gelet op hetgeen partijen zijn overeengekomen, Allianz c.s. met de voldoening van deze betaling niets meer aan [appellant] verschuldigd is. Dat betekent dat het hoger beroep van [appellant] , waarmee hij beoogt dat het vonnis wordt vernietigd en Allianz c.s. wordt veroordeeld de schade te vergoeden nader op te maken bij staat en Allianz wordt veroordeeld een voorschot van € 50.000 te betalen, geen doel treft. Het hof zal het bestreden vonnis daarom bekrachtigen. Op de voorwaardelijke vordering in het incident hoeft het hof niet meer in te gaan.

3.20.

Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellant] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening.1

3.21.

De kostenveroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4De beslissing

Het hof:

4.1.

bekrachtigt het vonnis van de rechtbank/kantonrechter in de rechtbank Gelderland van 27 september 2023;

4.2.

veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van Allianz c.s.:

€ 2.135,- aan griffierecht;

€ 4.426,- aan salaris van de advocaat van Allianz (2 procespunten x appeltarief IV);

4.3.

bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag;

4.4.

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. ECLI:NL:GHARL:2024:6390