Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 280916 KG; wrongful life; voorschot tbv vervangende woonruimte afgewezen; uitgangspunt schadevergoedingsverplichting is verzorging bij ouders thuis

Rb Midden-Nederland 280916 KG; wrongful life; voorschot tbv vervangende woonruimte afgewezen; uitgangspunt schadevergoedingsverplichting is verzorging bij ouders thuis

2 De feiten

2.1.
Op [2009] hebben de ouders een zoon gekregen, [zoon 2] . [zoon 2] lijdt aan een ernstige variant van nemaline myopathie, een erfelijke spierziekte, met een mutatie in het INNT1-gen.

2.2.
Drs. [kinderarts] (hierna: [kinderarts] ), de behandelend kinderarts van [zoon 2] in het [ziekenhuis] (hierna: [ziekenhuis] ), zijnde het kinderziekenhuis behorend bij [gedaagde] , heeft over deze aandoening het volgende geschreven in een ongedateerde brief aan de ouders:

“De ernstigste vorm van nemaline myopathie openbaart zich bij de geboorte en soms al prenataal. Bij deze vroege vorm is de baby bij de geboorte vaak al slap en zwak en kunnen er ernstige problemen zijn met de ademhaling en met zuigen en slikken. De spierzwakte neemt over het algemeen niet meer toe bij ouder worden. Andere symptomen zijn: gelaatsafwijkingen, een hoog verhemelte en skeletafwijkingen zoals een ‘kippenborst’ en een kromming van de wervelkolom.
De ziekte kan zich ook later in de kindertijd of zelfs pas bij volwassenen openbaren. De aangezichtsspieren, de arm- en beenspieren en de ademhalingsspieren worden dikwijls aangetast. De symptomen ontwikkelen zich dan langzamer dan bij de vroege vorm en blijven soms beperkt.
De ziekte is zeldzaam, ze wordt per jaar bij minder dan één op de vijftigduizend levendgeborenen geconstateerd.
Er zijn verschillende genetische mutaties van nemaline myopathie. Alle mutaties hebben een verschillende presentatie en ook verschillende prognose. Zo wordt in de literatuur casuïstiek beschreven van kinderen die direct na de geboorte ademhalingsproblemen krijgen en voor het eerste levensjaar overlijden. Maar er zijn ook casus beschrijvingen van oudere kinderen (11-16 jaar tot zelfs jong volwassen leeftijd (30-40 jaar) hierdoor is een levensverwachting voor kinderen met een nemaline myopathie, die niet direct na de geboorte ademhalingsproblemen op basis van de spierzwakte hebben, niet te voorspellen.
Kinderen met een nemaline myopathie hebben een normale intelligentie.
Literatuur en ervaring laten zien dat maximale ondersteuning van patiënten met een nemaline myopathie (intensieve fysiotherapie ter voorkoming van contracturen, goed voedingstoestand, ademhalingsondersteuning in de vorm van chronische thuisbeademing ect) de kwaliteit van leven kan verbeteren.”

2.3.
Over [zoon 2] heeft [kinderarts] in genoemde ongedateerde brief het volgende geschreven:

“[zoon 2] is volledig rolstoelgebonden. Zijn handfunctie is zeer beperkt. [zoon 2] heeft een respiratoire insufficiëntie ten gevolge van de nemaline myopathie. Hij is 24 uur beademingsafhankelijk. De beademingsvrije tijd bedraagt krap 1 minuut. Hierdoor is er continu toezicht noodzakelijk ter voorkoming van acute problemen door bijvoorbeeld een disconnectie.
[zoon 2] krijgt thuisbeademing via een tracheacanule. Ten tijden van ziek zijn is meer ondersteuning in het ziekenhuis nodig. Echter, de afgelopen 4 jaar is het niet noodzakelijk geweest om [zoon 2] op te nemen in ons ziekenhuis en hebben ouders alle zorg zelf op zich kunnen nemen.
[zoon 2] gaat naar school en krijgt intensieve fysiotherapie in [polikliniek] [revalidatiecentrum, toevoeging voorzieningenrechter].”

2.4.
De ouders hebben ervoor gekozen [zoon 2] zelf thuis te verzorgen. Zij hebben daarvoor hun banen opgezegd (beiden waren werkzaam in de makelaardij). De ouders krijgen 24 uur per week bijstand van een gespecialiseerde IC-verpleegkundige. Deze bijstand wordt betaald uit een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) voor medisch specialistische verpleging in de thuissituatie (msvt-zorg) en bedraagt € 61,20 per uur.

2.5.
De ouders wilden graag nog een kind. Vanaf 2011 hebben zij met [gedaagde] verschillende vormen van mogelijke prenatale genetische diagnostiek besproken. In overleg met [gedaagde] hebben de ouders besloten om ingeval van een zwangerschap DNA-onderzoek uit te laten voeren door middel van een vlokkentest, en de zwangerschap af te breken als daaruit zou blijken dat de vrucht zou lijden aan dezelfde spierziekte als [zoon 2] .

2.6.
In 2014 is de moeder zwanger geraakt. Het overeengekomen onderzoek is namens [gedaagde] verricht door een laboratorium in Duitsland. Het laboratorium heeft bij brief van 16 oktober 2014 aan [gedaagde] laten weten dat de vrucht niet leed aan de spierziekte. Dat is door [gedaagde] aan de ouders bevestigd.

2.7.
Op [2015] is [zoon 1] geboren.

2.8.
Niet lang na de geboorte begon [zoon 1] dezelfde symptomen te vertonen als [zoon 2] . Het laboratorium heeft het nog beschikbare DNA-materiaal uit de vlokkentest opnieuw onderzocht, waarna [zoon 1] alsnog is gediagnostiseerd met dezelfde variant van nemaline myopathie als [zoon 2] , met dezelfde mutatie in het INNT1-gen.

2.9.
Bij brief van 19 april 2016 heeft [gedaagde] de aansprakelijkheid jegens [zoon 1] erkend. (De verzekeraar van) [gedaagde] heeft inmiddels een voorschot op de schade betaald van € 100.000,00.

2.10.
In overleg met de ouders en [gedaagde] heeft de medisch adviseur van de verzekeraar dr. D. Strauss, verbonden aan de universiteit van Californië (VS), verzocht om als deskundige op te treden in deze zaak en zijn deskundig oordeel te geven over de levensverwachting van ( [zoon 2] en) [zoon 1] . Partijen zijn nog in afwachting van diens deskundigenrapport.

2.11.
Ondertussen is [zoon 1] in juni 2016 voor het eerst onderzocht op de polikliniek bij [polikliniek] (hierna: [polikliniek] ). Drs. [kinderrevalidatiearts] (hierna: [kinderrevalidatiearts] ), kinderrevalidatiearts bij [polikliniek] , heeft naar aanleiding daarvan op 14 juni 2016 het volgende verslag opgesteld:

“Anamnese
Ouders herkenden in [zoon 1] vrijwel vanaf zijn geboorte de kenmerken van zijn oudere broer [zoon 2] , maar de als normaal afgegeven pre-natale diagnostiek had dit uitgesloten. Uiteindelijk is er besloten tot herhaling van de DNA diagnostiek die helaas de grootste vrees van ouders bevestigde.
Ouders zijn verdrietig en boos en hebben nu als grootste prioriteit de veiligheid van [zoon 1] en zijn broer [zoon 2] . Een belangrijke voorwaarde hiervoor is een aangepaste woning.
Ouders willen pro actief zijn in het beleid rondom [zoon 1] . Voor de revalidatie geneeskunde betekent dit het voorkomen van vergroeiingen. Blijven stimuleren van actief bewegen en zorg dragen voor optimale voorzieningen op het juiste moment
(…)
Bespreking / conclusie
[zoon 1] is een jongen van ruim 1 jaar met congenitale Nemaline Myopathie. Ten gevolge van deze diagnose zal hij onvoldoende spierkracht ontwikkelen om tot een zelfstandige loopfunctie te kunnen lopen. Ook de functionele prognose van de armkracht is onvoldoende om zich hiermee zelfstandig voort te kunnen bewegen. [zoon 1] zal aangewezen zijn op een elektrisch aangestuurde rolstoel. Die hem de optimale ondersteuning voor zijn romp biedt zodat de inzet van armen en handen maximaal (echter beperkt) mogelijk zal zijn. Met deze voorziening is [zoon 1] in staat zelf explorerend bezig te zijn, zoals passend bij zijn leeftijd.
Vanuit de behandelend kinderarts is de verwachting uitgesproken dat [zoon 1] (zoals zijn broer) [zoon 2] binnen een aantal jaren beademingsafhankelijk zal zijn.
De woning van het gezin zal hiertoe uitgerust moeten zijn: rolstoel toe- en doorgankelijk, voldoende manoeuvreer ruimte binnenshuis om zich met de elektrische rolstoel zelfstandig te kunnen verplaatsen.
De woning moet voldoende ruimte en mogelijkheden hebben om de volledige verzorging van [zoon 1] door anderen ergonomisch uit te kunnen laten voeren; aanpassing natte cel (waarschijnlijk met douchebrancard), plafond systeem voor tillift, hoog laag bed.
(…)”

2.12.
Op 26 augustus 2016 is een aanvraag ingediend voor een elektrische binnenbuitenrolstoel voor [zoon 1] .

2.13.
Begin september 2016 is bij [zoon 1] een te hoog CO2-gehalte gemeten. Dat veroorzaakt nachtelijke ademhalingsklachten. Volgens het centrum voor Thuisbeademing van het [ziekenhuis] zijn die klachten een indicatie om over te stappen op nachtelijke beademing. In verband hiermee is [zoon 1] op 19 september 2016 voor een nadere screening opgenomen in het [ziekenhuis] .

2.14.
Over [zoon 1] en de thuissituatie heeft [kinderarts] in genoemde ongedateerde brief het volgende geschreven:

“Het broertje van [zoon 2] , [zoon 1] is aangedaan met dezelfde mutatie. Op dit moment heeft [zoon 1] nog geen respiratoire ondersteuning nodig. Hij wordt nauwgezet vervolgd in het [ziekenhuis] en de verwachting is dat hij te zijner tijd dezelfde ondersteuning nodig zal hebben als zijn broer [zoon 2] .
Ouders doen het grootste gedeelte van de zorg thuis. Hiermee hebben ouders in de nabije toekomst 2 rolstoelgebonden en beademingsgebonden kinderen thuis, die intensieve fysiotherapie in [polikliniek] zullen krijgen en tevens ook naar school gaan.
Dit betekent dat zij thuis ziekenhuiszorg leveren aan hun kinderen en vanwege de korte beademings vrije tijd van [zoon 2] is er 24 uur per dag, 7 dagen in de week toezicht nodig.
Beide jongens hebben een team van kinderartsen, kinderneuroloog en het centrum voor thuisbeademing voor begeleiding in de zorg in het [gedaagde] . Verder komen de jongens regelmatig in de revalidatiekliniek [polikliniek] .
Aangezien [zoon 1] volgens de verwachting in de nabije toekomst ook beademingsafhankelijk zal zijn, zijn ouders op zoek naar een woonplaats op loopafstand van het [gedaagde] , [polikliniek] en de school van deze jongens. Indien er geen thuiszorg aanwezig is doen de ouders de zorg zelf met zijn 2-en. Ouders kunnen zich te voet 1 op 1 met de jongens verplaatsen. Op het moment dat er vervoer per auto noodzakelijk is, moet er naast de bestuurder van de auto een persoon beschikbaar zijn voor de zorg van de jongens. Reguliere medische zorg, fysiotherapeutische zorg en school op loopafstand geeft ouders de mogelijkheid om zich met 1 zoon te voet te verplaatsen terwijl de ander thuis kan blijven met de andere zoon. Tevens zal in geval van nood het ziekenhuis goed en snel te bereiken zijn voor ouders.
Daarnaast zal de woning voor 2 rolstoelen rolstoeltoegankelijk moeten zijn en moet er ruimte zijn voor alle noodzakelijk medische apparatuur en plek voor eventuele andere verzorgers van [zoon 2] en [zoon 1] .
Voor meer informatie over nemaline myopathie zie bijlage.”

2.15.
Bij de brief van [kinderarts] is een tekst over nemaline myopathie gevoegd (in de tekst ‘nemaline rod myopathie’ genoemd), afkomst van de website www.kinderneurologie.eu. Daarin is het onder andere volgende vermeld:

“Hoe worden kinderen met een nemaline rod myopathie behandeld?
Geen genezing
Helaas bestaat er nog geen behandeling die een nemaline rod myopathie kan genezen. De behandeling er op gericht om zo min mogelijk last te hebben van de symptomen en zo goed mogelijk te kunnen omgaan met de symptomen.
Blijven bewegen
Het is heel belangrijk dat kinderen met deze spierziekte blijven bewegen. Vaak bewegen ze niet graag omdat ze gemakkelijk last krijgen van spierpijnklachten. Maar door niet te bewegen, raken de spieren in een slechtere conditie waardoor er steeds sneller spierpijnklachten ontstaan.
Het is dus belangrijk om wel te bewegen, maar dan regelmatig en rustpauze in te bouwen om de spieren even weer te laten bijkomen. Op deze manier raken de spieren getraind en kan een kind uiteindelijk meer.
(…)”

2.16.
In de huidige bovenwoning van [eisers c.s.] kunnen de aanbevolen aanpassingen niet worden verwezenlijkt.

2.17.
Sinds kort wordt een woning aan de [adres] in [woonplaats] te koop aangeboden, die door de ouders geschikt wordt geacht voor hun gezin, in die zin dat zij daar goede zorg aan [zoon 1] kunnen verlenen, die op korte termijn, evenals [zoon 2] , beademings- en rolstoelgebonden zal worden. De vraagprijs van de woning bedraagt € 1.650.000,00 k.k. De ouders begroten de totale kosten van deze woning op € 1.815.000,00.

2.18.
De ouders komen niet in aanmerking voor een hypothecaire lening, omdat zij leven van een pgb en geen andere inkomsten hebben. Hun huidige bovenwoning heeft geen overwaarde.

3 Het geschil

3.1.
[eisers c.s.] vordert dat de voorzieningenrechter [gedaagde] bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen om:
I. primair: binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een voorschot te betalen van € 1.900.000,00, ter aankoop van een woning door [eisers c.s.] en over te maken aan een door [eisers c.s.] aan te wijzen notaris, althans een voorschot met verplichting tot hypothecaire zekerheidsstelling tot een bedrag van € 1.000.000,00 ten aanzien van de door [eisers c.s.] te kopen woning, dan wel onder door de voorzieningenrechter ex artikel 6:105 BW te bepalen voorwaarden,
II. subsidiair: de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ter beschikking te stellen, althans zich er sterk voor te maken dat deze woning aan [eisers c.s.] ter beschikking zal worden gesteld,
III. meer subsidiair: een passende woning ter beschikking te stellen in de wijk [wijk] te [woonplaats] , op loopafstand van [gedaagde] (locatie [ziekenhuis] ), revalidatiecentrum en school,
IV. verder subsidiair: een passende woning ter beschikking te stellen onder door de voorzieningenrechter vast te stellen voorwaarden,
V. een dwangsom te betalen van € 100.000,00 per overtreding per dag, voor iedere dag, vanaf 30 dagen na betekening van dit vonnis, dat [gedaagde] in gebreke blijft mee te werken aan een veroordeling conform het subsidiair (onder II.) tot en met verder subsidiair (onder IV.) gevorderde, en
VI. de proceskosten te betalen.

3.2.
Ter onderbouwing van deze vordering stelt [eisers c.s.] dat hij een spoedeisend belang heeft bij passende vervangende woonruimte. Ook [zoon 1] heeft op korte termijn immers een elektrische rolstoel en beademingsapparatuur nodig, waarvoor in de huidige woning geen plek is. Noodzakelijke aanpassingen kunnen in de huidige woning niet worden gerealiseerd en bij gebrek aan een tuin en/of voldoende vloeroppervlak kan [zoon 1] zich in de huidige woning ook niet bewegen, hetgeen zijn conditie niet ten goede komt, aldus [eisers c.s.]

3.3.
De woning aan de [adres] die nu te koop wordt aangeboden, is volgens [eisers c.s.] zeer geschikt voor het gezin. De woning ligt immers in de wijk [wijk] , op loopafstand van [gedaagde] / [ziekenhuis] , [polikliniek] en de mytylschool waar [zoon 2] nu reeds onderwijs volgt en [zoon 1] te zijner tijd ook. [eisers c.s.] wijst in dat verband op de brief van [kinderarts] , die het medisch noodzakelijk acht dat [eisers c.s.] dichtbij deze instellingen woont. Daar komt bij dat de woning op de begane grond voldoende (rolstoeltoegankelijke) ruimte heeft voor slaapkamers voor [zoon 2] en [zoon 1] en bovendien kan op de begane grond een voor hen geschikte badkamer worden gerealiseerd. Daarnaast beschikt de woning over een ruime tuin, zodat [zoon 2] en [zoon 1] buiten in hun rolstoel kunnen bewegen, wat belangrijk voor hen is. Ook beschikt deze woning over voldoende plek op de verdieping, waar de ouders zich kunnen terugtrekken bij aanwezigheid van de verpleegkundigen. In deze woning kunnen de ouders al met al goede zorg blijven verlenen aan [zoon 2] en [zoon 1] , aldus [eisers c.s.]

3.4.
[eisers c.s.] stelt in dat verband, verwijzend naar het arrest van de Hoge Raad van 18 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5213 (Baby Kelly), dat [gedaagde] gehouden is om alle schade voor de opvoeding en verzorging van [zoon 1] en ter bestrijding van de gevolgen van zijn handicap te vergoeden. De woning aan de [adres] is weliswaar duur, maar is de enige woning in de driehoek tussen [gedaagde] / [ziekenhuis] , [polikliniek] en de mytylschool die op korte termijn beschikbaar is. Bovendien overstijgt de omvang van de totale schade de koopprijs van deze woning volgens de ouders ruimschoots – zij begroten alleen al de kosten van verzorging van [zoon 1] tot zijn achttiende levensjaar op ongeveer € 7.500.000,00, en daarnaast komen ook nog de kosten voor levensonderhoud en smartengeld –, zodat de vordering bij wege van voorschot op die schade kan worden toegewezen, aldus [eisers c.s.]

3.5.
[gedaagde] voert verweer, concluderend tot niet-ontvankelijkheid van [eisers c.s.] , althans tot afwijzing van de vordering van [eisers c.s.] , met veroordeling van [eisers c.s.] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.

3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in de primair gevorderde veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.

4.2.
Dit toetsingskader is ook van toepassing op de subsidiair, meer subsidiair en verder subsidiair gevorderde terbeschikkingstelling van de woning aan de [adres] , althans een andere woning aan [eisers c.s.] , omdat de subsidiaire, meer subsidiaire en verder subsidiaire vorderingen feitelijk, evenals de primaire vordering, beogen een voorschot op de schadevergoeding te verkrijgen, waarbij de terbeschikkingstelling leidt tot een betaling van dat voorschot in natura.

4.3.
De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang van [eisers c.s.] een gegeven.

4.4.
Ook acht de voorzieningenrechter het bestaan van een vordering van [eisers c.s.] op [gedaagde] voldoende aannemelijk. [gedaagde] heeft immers aansprakelijkheid erkend en de gestelde feiten en omstandigheden bieden voldoende aanknopingspunten voor het vermoeden dat de totale schade het reeds betaalde voorschot overstijgt, mede gelet op de omstandigheid dat de totale schade uit een aantal componenten bestaat, waaronder de kosten voor verzorging en opvoeding van [zoon 1] , de kosten voor niet vergoede (medische) hulpmiddelen en smartengeld. Of de totale schade ook het gevorderde bedrag zal overtreffen, staat vooralsnog echter nog onvoldoende vast, al was het maar omdat de levensverwachting van [zoon 1] ongewis is. Volgens [eisers c.s.] is er behalve [zoon 2] en [zoon 1] geen ander kind bekend met dezelfde variant van nemaline myopathie, met dezelfde mutatie in het INNT1-gen, waardoor feitelijk alleen de reeds door [zoon 2] bereikte leeftijd als aanknopingspunt kan worden genomen.

4.5.
Daar komt nog bij dat de verschillende schadecomponenten, anders dan [eisers c.s.] betoogt, naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zonder meer bij elkaar kunnen worden genomen, om gezamenlijk te worden aangewend voor de aankoop van de door [eisers c.s.] geschikt geachte woning, vooral omdat tot die schadecomponenten ook een vergoeding behoort voor de verzorging en opvoeding van [zoon 1] . De ouders hebben ervoor gekozen om die verzorging en opvoeding zelf op zich te nemen en de voorzieningenrechter stelt voorop dat die keuze te respecteren is. Een vergoeding van de daarmee gemoeide kosten is op zijn plaats en zal onderdeel zijn van de schaderegeling. Dat neemt echter niet weg dat niet kan worden uitgesloten dat in de toekomst alsnog hulp bij verzorging en opvoeding zal moeten worden ingekocht, bijvoorbeeld ingeval onverhoopt (een van) de ouders (tijdelijk) niet meer in staat zou(den) zijn om de verzorging en opvoeding zelf op zich te nemen. Daarvoor zal alsdan voldoende budget aanwezig moeten zijn, wat mogelijk niet het geval is als de daartoe bestemde schade-uitkering nu zou worden aangewend voor de aankoop van de woning. Datzelfde geldt met betrekking tot andere schadecomponenten die nu aangewend zouden moeten worden om de aanschaf van de woning mogelijk te maken. Feitelijk worden die componenten bij toewijzing van de vordering aangewend voor de aanschaf van een woning, maar niet voor de vergoeding van de kosten waarvoor zij bestemd zijn. Dat levert naar zijn aard een risico op voor [zoon 1] , om welke reden de voorzieningenrechter de ouders niet volgt in hun stelling dat de woning eenvoudig uit de totale schade gefinancierd kan worden.

4.6.
De ouders hebben dit deels onderkend en hebben aangegeven dat zij, voor het geval zij thans voor door hen in de toekomst nog te leveren zorg “te veel” ontvangen, bereid zijn zekerheid te stellen, bijvoorbeeld door het vestigen van een hypotheekrecht. De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee. Niet alleen komt het onwenselijk voor de woning te moeten verkopen om zorg te kunnen blijven verlenen, het is ook niet te verenigen met het ingenomen standpunt dat geen andere beschikbare woning voldoet. De door de ouders gestelde totale schade rechtvaardigt daarom op dit moment niet de toewijzing van de gevraagde voorzieningen.

4.7.
Toewijzing van de gevorderde voorzieningen komt wel in beeld als de woning als zodanig als schadecomponent gezien moet worden. In dat verband is relevant dat, zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn arrest van 18 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5213 (Baby Kelly), als uitgangspunt geldt dat de volledige kosten van verzorging en opvoeding van [zoon 1] en de volledige kosten ter bestrijding van de gevolgen van zijn handicap voor vergoeding in aanmerking komen, om [zoon 1] in staat te stellen zoveel mogelijk een menswaardig bestaan te leiden. Dat de woning als zodanig als schadecomponent gezien moet worden staat thans echter onvoldoende vast.

4.8.
In het kader van deze procedure en voor de schaderegeling moet ervan uitgegaan worden dat de huidige woning van de ouders niet voldoet en dat daarin op termijn onvoldoende ruimte is voor het leveren van de noodzakelijke zorg. Ter zitting is evenwel gebleken dat tussen de ouders en [gedaagde] het gesprek over dat deel van de schade nog niet op gang is gekomen. [gedaagde] is bereid tot dit overleg en tot inzet van deskundigheid om te bezien op welke wijze aan de behoefte aan passende woonruimte voldaan kan worden. Het voert te ver om zonder dit overleg en zonder nader kenbaar onderzoek naar alternatieven de woning aan de [adres] als noodzakelijk te zien. De voorzieningenrechter is ook van oordeel dat dit overleg van de ouders gevergd kan worden. [gedaagde] is weliswaar verplicht de schade te dragen, maar van de ouders mag gevergd worden dat zij de schade waar mogelijk beperken. Dat vraagt dat alternatieven overwogen worden en dat wordt stilgestaan bij de mogelijkheid een – andere – woning met behulp van andersoortige voorzieningen passend te maken.

4.9.
Het vorenstaande doet er niet aan af dat de keuze van de ouders om de verzorging van [zoon 1] op zich te nemen ten volle gerespecteerd moet worden. Evenzo is het uitgangspunt dat [zoon 1] onderdeel van zijn gezin moet kunnen blijven. In zoverre lijkt het uitgangspunt van [gedaagde] dat alleen de extra ruimte in een andere woning ten behoeve van (de verzorging van) [zoon 1] als schade kan worden aangemerkt te getuigen van een te beperkte opvatting van de schadevergoedingsverplichting als dat ertoe leidt dat er onvoldoende mogelijkheden zijn voor blijvende verzorging door de ouders. Het debat daarover zal nadrukkelijk gevoerd moeten worden. [zoon 1] moet in staat worden gesteld zoveel als mogelijk een menswaardig bestaan te leiden en daarbij hoort dat hij thuis door zijn ouders verzorgd kan worden. Echter, zoals hiervoor is overwogen, kan er thans niet van uitgegaan worden dat er geen andere mogelijkheden zijn dan [adres] in [woonplaats] . ECLI:NL:RBMNE:2016:5438