Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 210406 Verjaring ex art 7:23 (koop)

Hoge Raad 21-04-2006:
4.2 Het middel richt zich tegen het slot van de, hiervoor in 3.3 weergegeven, overweging van het hof in rov. 14. Het behelst de klacht dat het hof heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zijn, in die overweging besloten liggende, oordeel dat art. 7:23 lid 2 BW toepassing mist in het geval rechtens had moeten worden aangenomen dat de Gemeente tegenover Village Scaldia onrechtmatig heeft gehandeld door aan laatstgenoemde verontreinigde bouwgrond te verkopen en te leveren met een bouwplicht en onder de garantie dat de grond geschikt is voor (vakantie)woningbouw, terwijl de Gemeente niet van de verontreiniging op de hoogte was en ook niet behoefde te zijn. Daartoe wordt aangevoerd dat ook in het bedoelde geval de feitelijke grondslag van de schadevordering bestaat uit de levering door de Gemeente aan Village Scaldia van grond die niet beantwoordt aan de tussen partijen gesloten overeenkomst en dat in zo'n geval de verjaringstermijn van art. 7:23 lid 2 BW geldt en niet die van art. 3:310 BW, ook al zou die feitelijke grondslag mede als een onrechtmatige daad moeten worden beschouwd.

4.3 Art. 7:23 lid 2 BW bepaalt dat rechtsvorderingen en verweren, gegrond op feiten die de stelling zouden rechtvaardigen dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, verjaren door verloop van twee jaren na de overeenkomstig het eerste lid gedane kennisgeving. Naar ook blijkt uit de in de conclusie van de Advocaat-Generaal samengevatte geschiedenis van haar totstandkoming, strekt deze bepaling, mede ter bescherming van de belangen van de verkoper, ertoe te gelden voor iedere rechtsvordering van de koper die - en ieder verweer van de koper dat - feitelijk gegrond is op het niet beantwoorden van de afgeleverde zaak aan de overeenkomst, ook indien door de koper op deze grondslag (tevens) een rechtsvordering uit onrechtmatige daad wordt gebaseerd.
De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat van de zijde van Inno is gesteld dat de onrechtmatige daad van de Gemeente is gelegen in de levering aan Village Scaldia van verontreinigde grond die, onder het opleggen van een bouwplicht, door de Gemeente aan Village Scaldia is verkocht als schone grond die geschikt is voor de beoogde bebouwing. Aldus houdt de feitelijke grondslag van de vordering uit onrechtmatige daad van de koper in dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt en wordt deze rechtsvordering gelet op het in de vorige alinea overwogene beheerst door de verjaringsregel van art. 7:23 lid 2 BW.
Het oordeel van het hof, waarin besloten ligt dat op de onderhavige vordering uit onrechtmatige daad art. 7:23 lid 2 BW niet van toepassing is, geeft dus blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
LJNAW2582