Rb Arnhem 281205 verjaring is aangevangen op datum betaling geldsom door regresnemer
- Meer over dit onderwerp:
Rechtbank Arnhem 28-12-2005 (enkelvoudig) [gedaagde] heeft in de eerste plaats haar beroep op verjaring opnieuw aan de orde gesteld. In het tussenvonnis is daarover reeds beslist dat dit niet slaagt omdat naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 3:306 BW een verjaringstermijn van twintig jaar geldt. Volgens [gedaagde] is het onaanvaardbaar dat die beslissing in stand blijft, nu de rechtbank had moeten uitgaan van een verjaringstermijn van vijf jaar op grond van artikel 3:310 BW dan wel artikel 3:307 lid 1 BW.
Voorop gesteld wordt het volgende. Op grond van vaste rechtspraak (laatstelijk HR 16 januari 2004, NJ 2004, 318) geldt de op beperking van het processuele debat gerichte regel dat van een eindbeslissing in dezelfde instantie niet meer mag worden teruggekomen, behoudens indien bijzondere omstandigheden het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechter aan de eindbeslissing in kwestie zou zijn gebonden hetgeen met name het geval kan zijn indien sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag van de rechter of indien de desbetreffende beslissing blijkt te berusten op een niet aan de belanghebbende partij toe te rekenen onjuiste feitelijke grondslag.
3.4. Er is inderdaad aanleiding terug te komen op het oordeel in het tussenvonnis dat hier de twintigjarige verjaringstermijn van artikel 3:306 BW geldt, nu nadien door de Hoge Raad in het arrest van 4 juni 2004, JOR 2004, 220 is beslist dat uit de parlementaire geschiedenis moet worden afgeleid dat het in artikel 3:310 BW gebruikte begrip ‘rechtsvordering tot vergoeding van schade’ een ruime strekking heeft. Aangenomen moet worden dat aldus voor regresvorderingen die per saldo tot vergoeding van schade strekken en waarvoor de grondslag wordt gegeven door artikel 6:10 BW, een vijfjarige verjaringstermijn geldt.
3.5. Het vorenstaande verandert echter niets aan de beslissing dat de vordering van Tecpool c.s. niet is verjaard. Anders dan [gedaagde] kennelijk meent is de termijn van vijf jaar namelijk niet spontaan gaan lopen tegelijkertijd en náást de verjaring van de onderliggende vordering van [betrokkene 1] nadat hem op 13 juni 1996 een bedrijfsongeval is overkomen.
In de verhouding tussen Tecpool en [gedaagde] is de verjaringstermijn eerst aangevangen op de dag na die waarop de regresvordering opeisbaar is geworden. Die opeisbaarheid moet worden bepaald op het moment van voldoening aan de crediteur (Parlementaire Geschiedenis Boek 6, pag. 95). Die betaling is, namens Tecpool, verricht door Axa op 21 januari 2003 na het door de kantonrechter te Harderwijk gewezen eindvonnis waarin de betalingsverplichting is bepaald. Op z’n vroegst is de verjaring van de regresvordering met ingang van dezelfde datum gaan lopen. Ten tijde van de in deze zaak uitgebrachte dagvaarding was die verjaring dus niet voltooid. LJNAV2025
Voorop gesteld wordt het volgende. Op grond van vaste rechtspraak (laatstelijk HR 16 januari 2004, NJ 2004, 318) geldt de op beperking van het processuele debat gerichte regel dat van een eindbeslissing in dezelfde instantie niet meer mag worden teruggekomen, behoudens indien bijzondere omstandigheden het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechter aan de eindbeslissing in kwestie zou zijn gebonden hetgeen met name het geval kan zijn indien sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag van de rechter of indien de desbetreffende beslissing blijkt te berusten op een niet aan de belanghebbende partij toe te rekenen onjuiste feitelijke grondslag.
3.4. Er is inderdaad aanleiding terug te komen op het oordeel in het tussenvonnis dat hier de twintigjarige verjaringstermijn van artikel 3:306 BW geldt, nu nadien door de Hoge Raad in het arrest van 4 juni 2004, JOR 2004, 220 is beslist dat uit de parlementaire geschiedenis moet worden afgeleid dat het in artikel 3:310 BW gebruikte begrip ‘rechtsvordering tot vergoeding van schade’ een ruime strekking heeft. Aangenomen moet worden dat aldus voor regresvorderingen die per saldo tot vergoeding van schade strekken en waarvoor de grondslag wordt gegeven door artikel 6:10 BW, een vijfjarige verjaringstermijn geldt.
3.5. Het vorenstaande verandert echter niets aan de beslissing dat de vordering van Tecpool c.s. niet is verjaard. Anders dan [gedaagde] kennelijk meent is de termijn van vijf jaar namelijk niet spontaan gaan lopen tegelijkertijd en náást de verjaring van de onderliggende vordering van [betrokkene 1] nadat hem op 13 juni 1996 een bedrijfsongeval is overkomen.
In de verhouding tussen Tecpool en [gedaagde] is de verjaringstermijn eerst aangevangen op de dag na die waarop de regresvordering opeisbaar is geworden. Die opeisbaarheid moet worden bepaald op het moment van voldoening aan de crediteur (Parlementaire Geschiedenis Boek 6, pag. 95). Die betaling is, namens Tecpool, verricht door Axa op 21 januari 2003 na het door de kantonrechter te Harderwijk gewezen eindvonnis waarin de betalingsverplichting is bepaald. Op z’n vroegst is de verjaring van de regresvordering met ingang van dezelfde datum gaan lopen. Ten tijde van de in deze zaak uitgebrachte dagvaarding was die verjaring dus niet voltooid. LJNAV2025