Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 210421 aansprakelijkheid voor joyriding; bewijsopdracht tzv betrokkenheid gedaagden

RBNHO 210421 aansprakelijkheid voor joyriding; bewijsopdracht tzv betrokkenheid gedaagden

2 De feiten

2.1.

[betrokkene] least van Axus een auto, merk Audi, type A6 (hierna: de auto).

2.2.

In de vroege ochtend van zondag 30 juni 2019 vond in de woning van [betrokkene] een afterparty plaats. Dit feest werd gegeven door de zoons van [betrokkene] die toen zelf niet aanwezig was. Op dit feest waren naast de zoons zelf, nog diverse andere personen aanwezig.

2.3.

Die ochtend, omstreeks 9 uur, is met de auto gereden. Tijdens die rit heeft tussen de auto en een tegemoetkomende motorrijder, een verkeersongeval plaatsgevonden. De auto is op de Zuiderdijk te Wijdenes met hoge snelheid op de verkeerde weghelft terechtgekomen waardoor de motorrijder moest uitwijken en ten val is gekomen.

2.4.

[betrokkene] was tijdens de rit niet de bestuurder van de auto en hij heeft aan niemand toestemming gegeven om met de auto aan het verkeer deel te nemen. Met de auto is zonder zijn medeweten of toestemming aan het verkeer deelgenomen.

2.5.

Door het ongeval heeft de motorrijder schade opgelopen en ook aan de auto is schade ontstaan.

2.6.

De auto is tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid (WA) verzekerd bij TVM. TVM heeft de schade van de motorrijder vergoed (€ 4.228,-).

2.7.

Daarnaast is een cascoverzekering voor de auto afgesloten. TVM moet op grond daarvan de schade aan de auto zelf, die is vastgesteld op € 4.257,13 onder aftrek van een eigen risico van € 350,-, aan Axus vergoeden.

3 De vordering

3.1.

TVM en Axus vorderen dat de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:

I. € 3.518,29 met betrekking tot de schade aan de auto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2019, althans vanaf de dag van uitkering door TVM, althans de dag van dagvaarding;

II. € 4.228,- met betrekking tot de schade van de motorrijder, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2019 althans vanaf de dag van uitkering door TVM, althans de dag van dagvaarding;

III. € 762,31 aan buitengerechtelijke kosten, en

IV. de proceskosten.

3.2.

TVM en Axus leggen aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat gedaagden onrechtmatig, alleen of in groepsverband, hebben gehandeld door de sleutels uit de werkkamer van [betrokkene] weg te nemen en met de auto te gaan rijden. Zij hebben zonder toestemming gebruik gemaakt van de auto. Dit is strafbaar gesteld in artikel 11 van de Wegenverkeerswet (joyriding). Daarnaast hebben zij, in strijd met artikel 7 van de Wegenverkeerswet, de plaats van het ongeval verlaten. Gedaagden zijn alle betrokken en zijn bewust samen in de Audi gestapt en daarmee gaan rijden met alle risico’s van dien die zich in dit geval ook hebben verwezenlijkt. De groepsaansprakelijkheid maakt hen hoofdelijk aansprakelijk, maar zij hebben daarnaast ook ieder voor zich onrechtmatig gehandeld en zijn daarom ook zelfstandig aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade. Geen van de gedaagden heeft zich tijdig aan de joyriding onttrokken door bijvoorbeeld niet in te stappen. Als aansprakelijkheidsverhogende omstandigheid geldt dat het aannemelijk is dat gedaagden onder invloed waren van alcohol en drugs. Ten slotte geldt dat gedaagden niet in het bezit waren van een geldig rijbewijs.

3.3.

TVM heeft op grond van de verzekeringsovereenkomst (WA) de schade van € 4.228,- aan de motorrijder vergoed. TVM kan op grond van artikel 15 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen (WAM) die schade verhalen op gedaagden.

3.4.

TVM is op grond van de verzekeringsovereenkomst (casco) gehouden de schade aan de auto te vergoeden. Deze casco-schade € 3.518,29 is echter nog niet uitgekeerd door TVM. Gedaagden zijn op grond hun onrechtmatig handelen, alleen of in groepsverband, gehouden deze schade aan Axus te vergoeden.

3.5.

TVM heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht om tot vergoeding van de schade te komen. TVM en Axus maken daarom aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 762,31.

4 Het verweer

4.1.

[gedaagde 1] en [gedaagde 3] betwisten de vordering. Zij voeren aan - samengevat - dat zij niet de bestuurder waren van de auto ten tijde van het ongeval en dat zij ook geen inzittende waren. Zij hebben zich niet schuldig gemaakt aan joyriding en hebben met het ongeval niets van doen. Zij hebben ook niets te maken met het wegnemen van de sleutels van de auto uit de werkkamer van [betrokkene] .

4.2.

Subsidiair voeren zij aan dat, als er al sprake is van het meerijden in de auto, er geen sprake is van een situatie waarin sprake is van groepsaansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW. Het enkele in de auto zitten is geen wezenlijke bijdrage aan de gedraging die de schade heeft veroorzaakt.

4.3.

[gedaagde 3] voert verder nog aan dat aan een passagier of inzittende niet verweten kan worden dat hij de plaats van het ongeval verlaat.

5 De beoordeling

toevoegingsnummer

5.1.

De kantonrechter komt in zoverre terug op het tussenvonnis van 2 december 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald, dat waar in de aanhef van dat vonnis staat vermeld dat aan gedaagde [gedaagde 3] een toevoeging is verleend, dit gecorrigeerd zal worden. [gedaagde 1] heeft een schrijven van de Raad voor Rechtsbijstand overgelegd waaruit blijkt dat aan hem een toevoeging met nummer [toevoegingsnr.] is verleend, en dus niet aan [gedaagde 3] . De aanhef van dit vonnis is hieraan aangepast.

vonnis op tegenspraak

5.2.

Omdat twee gedaagden in het geding zijn verschenen, wordt op grond van het bepaalde in artikel 140 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in deze zaak één vonnis gewezen, dat ook tegen gedaagde [gedaagde 2] die niet is verschenen en tegen wie thans vonnis wordt gewezen, als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.

inhoudelijk

5.3.

Vaststaat dat in de ochtend van 30 juni 2019 zonder toestemming van [betrokkene] , de rechtmatige houder, met de auto is gereden en dat de auto op de Zuiderdijk te Wijdenes met grote snelheid op de verkeerde weghelft is gekomen, waardoor een tegemoetkomende motorrijder ten val is gekomen. Dat dit rijgedrag een fout oplevert waarvoor degene die op dat moment de auto bestuurde, aansprakelijk is, staat eveneens vast. Ook over de hoogte van de schadebedragen bestaat geen discussie.

5.4.

Waar het in deze zaak om gaat is de vraag of gedaagden met of in de auto hebben gereden, want [gedaagde 1] en [gedaagde 3] ontkennen dat. Als komt vast te staan dat gedaagden in de auto zaten, speelt de vraag of de bestuurder alleen - als kan worden vastgesteld wie dat is geweest - aansprakelijk is, of naast hem ook de passagiers (in groepsverband). Ook voor het geval niet kan worden vastgesteld wie de bestuurder was, is het de vraag of gedaagden in groepsverband aansprakelijk zijn.

5.5.

TVM en Axus hebben hun stelling dat gedaagden wel degelijk met de auto hebben gereden of daarin als passagier hebben meegereden onderbouwd door te verwijzen naar de omstandigheid dat gedaagden ten tijde van de joyriding als enigen nog beneden waren in de woning van [betrokkene] , dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tegen de zoons van [betrokkene] hebben gezegd dat ‘iets niet helemaal goed is gegaan’ nadat zij werden aangesproken op het joyriden en dat [gedaagde 2] tijdens een huisbezoek van de onderzoeker van TVM heeft gezegd dat ‘ [gedaagde 1] achter het stuur zat, [gedaagde 2] in de passagiersstoel naast de bestuurder en [gedaagde 3] op de achterbank’. Voorts hebben TVM en Axus verwezen naar getuigenverklaringen van twee getuigen die verklaren dat zij gedaagden hebben herkend als degenen die zich in of bij de auto bevonden op die ochtend.

5.6.

[gedaagde 1] en [gedaagde 3] betwisten dat zij met de auto hebben gereden, niet als bestuurder en niet als inzittende. Zij bevestigen dat zij aanwezig waren op de afterparty in de woning van [betrokkene] , maar zij ontkennen dat zij met of in de auto hebben gereden. Uit de getuigenverklaringen kan dat ook niet afgeleid worden. Zij voeren verder aan dat zij ten tijde van het ongeval al naar huis waren gegaan. [gedaagde 1] en [gedaagde 3] wijzen er op dat er op de afterparty meerdere mensen aanwezig waren die ook met het voorval van doen kunnen hebben. Ook wijzen zij er op dat de strafzaak tegen hen geseponeerd is.

5.7.

[gedaagde 1] en [gedaagde 3] hebben hiermee de stelling van TVM en Axus dat zij met of in de auto hebben gereden gemotiveerd betwist. Gelet op deze betwisting zullen TVM en Axus in de gelegenheid gesteld worden te bewijzen dat gedaagden (gezamenlijk of afzonderlijk) degenen zijn die in de auto zijn gaan zitten en er mee zijn gaan rijden. Op TVM en Axus ligt immers die bewijslast.

5.8.

Eerst indien na bewijslevering komt vast te staan of gedaagden (gezamenlijk of afzonderlijk) degenen zijn die in de auto zijn gaan zitten en er mee zijn gaan rijden, zal verder worden beoordeeld welke (juridische) gevolgen dat heeft voor de ontstane schade.

5.9.

De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan. ECLI:NL:RBNHO:2021:12931