RBNHO 210623 aansprakelijkheid voor joyriding; betrokkenheid gedaagden komt niet vast te staan
- Meer over dit onderwerp:
RBNHO 210623 aansprakelijkheid voor joyriding; betrokkenheid gedaagden komt niet vast te staan
In vervolg op:
RBNHO 210421 aansprakelijkheid voor joyriding; bewijsopdracht tzv betrokkenheid gedaagden
2De verdere beoordeling
2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. TVM en Axus zijn in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat gedaagden (gezamenlijk of afzonderlijk) degenen zijn die in de auto zijn gaan zitten en er mee zijn gaan rijden.
2.2.
TVM en Axus hebben ter voldoening aan de bewijsopdracht als productie 11 een kopie van het proces-verbaal van het onderzoek in de strafzaak tegen [gedaagden] overgelegd. Ook hebben zij als productie 12 een verklaring van [getuige 6] overgelegd en als productie 13 correspondentie met [getuige 6] .
2.3.
TVM en Axus hebben tevens de volgende getuigen laten horen:
- -
[getuige 1] ;
- -
[getuige 2] ;
- -
[getuige 3] ;
- -
[getuige 4] ;
- -
[getuige 5] ;
- -
[getuige 6] ;
- -
[getuige 7] ;
2.4.
In het tegen-verhoor is de volgende getuige gehoord:
- [getuige 8]
2.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn TVM en Axus niet geslaagd in dat bewijs. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
uitgangspunten bij de bewijswaardering
2.6.
In het civiele recht hoeven feiten niet onomstotelijk vast komen te staan; een redelijke mate van zekerheid volstaat. Als algemene regel kan worden aangenomen dat een feit voor de civiele rechter is bewezen wanneer uit de beschikbare bewijsmiddelen redelijkerwijs kan worden afgeleid dat het feit zich heeft voorgedaan, en uit die bewijsmiddelen níet even goed kan worden afgeleid dat wat de wederpartij met betrekking tot dat feit stelt, zich heeft voorgedaan, terwijl zich evenmin de situatie voordoet dat bewijsmateriaal ontbreekt dat redelijkerwijs verwacht mocht worden. Een dergelijk bewijsoordeel komt tot stand door al het bewijsmateriaal te betrekken in de beantwoording van de vraag of het opgedragen bewijs is geleverd.
de getuigenverklaringen
2.7.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij [gedaagde sub 1] achter het stuur van de auto heeft zien zitten toen zij de bewuste zondagmorgen de hond uitliet. Daar staat tegenover dat zij [gedaagde sub 1] heeft herkend van een foto die haar werd getoond en waarop zijn naam stond geschreven, waarna zij [gedaagde sub 1] heeft aangewezen als bestuurder.
2.8.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij personen in de auto heeft zien zitten en dat de bestuurder een wit T-shirt aan had; gezichten heeft zij niet kunnen zien.
2.9.
Getuige [getuige 4] heeft de auto niet gezien, maar wel twee jongens bij de schutting van de tuin van de woning van de heer [getuige 2] .
2.10.
Getuige [getuige 2] was ten tijde van het voorval niet thuis en heeft niet uit eigen waarneming kunnen verklaren wie er in de auto zaten.
2.11.
Getuige [getuige 1] heeft niet uit eigen waarneming kunnen verklaren dat gedaagden in de auto zaten omdat hij op dat moment sliep. Hetzelfde geldt voor getuige [getuige 7] .
2.12.
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij op een video op Snapchat die hij later die dag onder ogen kreeg [gedaagde sub 1] of [gedaagde sub 2] achter het stuur heeft zien zitten en [gedaagde sub 3] en diens broer [getuige 8] achterin. [getuige 6] was zelf niet aanwezig op de afterparty.
2.13.
Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat hij op de bewuste zondag in het buitenland verbleef en dat [getuige 6] hem heeft verteld geld te hebben ontvangen voor het afleggen van zijn verklaring.
de schriftelijke stukken
2.14.
In een verslag van 12 augustus 2019 opgesteld door [schade onderzoeker] en [schade onderzoeker] , senior schade-onderzoekers van TVM (overgelegd als productie 9 bij akte van 23 september 2020 van de kant van TVM en Axus), is te lezen dat de schade-onderzoekers van TVM op 12 augustus 2019 een huisbezoek hebben afgelegd aan het adres van [gedaagde sub 2] . Tijdens dat bezoek heeft [gedaagde sub 2] op vragen van de onderzoekers van TVM geantwoord dat hij in de auto zat, tezamen met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] , waarbij [gedaagde sub 1] achter het stuur zat. Verder is te lezen dat [gedaagde sub 2] bevestigt dat tijdens de rit een aanrijding met een motorrijder heeft plaatsgevonden.
de bewijswaardering
2.15.
Op grond van de verklaringen van [getuige 3] , [getuige 5] en [getuige 6] is het mogelijk te concluderen dat gedaagden degenen zijn die met de auto hebben gereden, maar hun verklaringen leveren, naar het oordeel van de kantonrechter, wanneer wordt gekeken naar alle bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, niet de vereiste redelijke mate van zekerheid daartoe op. Immers tegenover het aanwijzen van [gedaagde sub 1] door [getuige 3] staat dat getuige [getuige 3] haar verklaringen heeft afgelegd nadat haar gevraagd is of zij [gedaagde sub 1] als bestuurder van de auto herkende en haar tegelijkertijd een foto van [gedaagde sub 1] is getoond met daarop zijn naam geschreven. De kantonrechter kan niet uitsluiten dat haar verklaring hierdoor ‘gestuurd’ is. Later heeft [getuige 3] tijdens het getuigenverhoor ook nog verklaard dat zij zich het niet meer precies kan herinneren. Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij gedaagden op een snapchat-video heeft gezien op een telefoontoestel van een vriend. Hij heeft niet gezegd wie die vriend was. [getuige 6] heeft ook verklaard dat er vier personen in de auto zaten, hetgeen in tegenspraak is met zijn latere verklaring dat het om drie personen ging. Getuige [getuige 8] heeft over [getuige 6] nog verklaard dat hij geld heeft gekregen voor het afleggen van zijn verklaring.
2.16.
De politie heeft gedaagden aangemerkt als verdachten van het plegen van diefstal, joyriding en het verlaten van de plaats van het ongeval en heeft een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. TVM en Axus hebben een kopie van het proces-verbaal dit onderzoek overgelegd. In dit proces-verbaal bevindt zich geen bewijsmateriaal dat de stellingen van TVM en Axus voldoende ondersteunt; het ontbreekt aan verklaringen van personen die zelf hebben waargenomen dat zij een of meer van de gedaagden in de auto hebben zien zitten. Er is ook onvoldoende indirect bewijs waaruit afgeleid kan worden dat het wel zo moet zijn dat gedaagden de sleutels uit de werkkamer hebben gepakt en met de auto zijn gaan rijden. TVM en Axus suggereren wel dat dat zo is omdat gedaagden als enigen opeens verdwenen waren, maar dat is onvoldoende. Nader bewijs en onderbouwing ontbreekt. Onvoldoende duidelijk is welke personen wanneer aanwezig zijn geweest zodat dergelijke conclusies niet getrokken kunnen worden.
2.17.
Verder is er teveel onduidelijk over het vinden en wegnemen van de autosleutels en het weer terugleggen daarvan. Voor dat laatste moeten gedaagden de woning na de autorit weer zijn binnengegaan, terwijl, dat is de stelling van TVM en Axus en dat hebben diverse getuigen ook verklaard, iedereen sliep.
2.18.
De kantonrechter weegt tot slot mee, hoewel dit niet doorslaggevend is, dat de Officier van Justitie heeft afgezien van vervolging van de gedaagden (geseponeerd) wegens onvoldoende bewijs.
2.19.
De conclusie van het voorgaande is dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende kan worden afgeleid dat gedaagden, althans een of meer van hen, in de auto hebben gezeten, terwijl de lezing dat zij het ‘niet waren’ daar net zo goed uit afgeleid kan worden. Al met al is de vereiste redelijke mate van zekerheid niet bereikt. Dit betekent dat TVM en Axus niet zijn geslaagd in de bewijsopdracht en de grondslag van de vordering onvoldoende aannemelijk is gemaakt. De vordering tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] is daarom niet toewijsbaar.
verstek [gedaagde sub 2]
2.20.
Tegen de niet-verschenen [gedaagde sub 2] is verstek verleend. De rechter moet een vordering in het geval van verstek toewijzen tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Dit laatste is gelet op de hiervoor weergegeven waardering van het bewijs het geval. Het is naar het oordeel van de kantonrechter te zeer onzeker gebleven dat gedaagden, waaronder [gedaagde sub 2] in de auto hebben gezeten en daarmee zijn gaan rijden. Dat maakt de vordering tegen [gedaagde sub 2] ongegrond.
2.21.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van TVM en Axus zal afwijzen.
2.22.
De proceskosten komen voor rekening van TVM en Axus, omdat zij ongelijk krijgen.ECLI:NL:RBNHO:2023:5772