Hof Arnhem-Leeuwarden 050416 jarenlange stalking met oogmerk slachtoffer overspannen te krijgen; verlies arbeidsvermogen; ontslag en arbeidsongeschiktheid gevolg van stalking
- Meer over dit onderwerp:
Hof Arnhem-Leeuwarden 050416 jarenlange stalking met oogmerk slachtoffer overspannen te krijgen; verlies arbeidsvermogen; ontslag en arbeidsongeschiktheid gevolg van stalking;
- smartengeld € 70.000
2 De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1
Het hof verwijst naar en volhardt bij zijn tussenarrest. Daarin heeft het hof, samengevat, het volgende tot uiting gebracht:
(in rov. 4.5 tot en met 4.8) [geïntimeerde] heeft onrechtmatig jegens [appellant] gehandeld door hem langdurig (11 jaar), stelselmatig en anoniem te stalken (met smaadschriften en doodsbedreigingen) met het oogmerk hem emotioneel en geestelijk te raken en hem bang te maken, zodat hij overspannen zou raken, waardoor hij in persoonlijk/psychisch, sociaal en maatschappelijk opzicht stevig is geschaad;
(in rov. 4.9) het ontslag van [appellant] bij [bedrijf] B.V. blijft buiten beschouwing;
(in rov. 4.10 en 4.11) de hier weergegeven gedocumenteerde gegevens in samenhang met het stalkingsgedrag van [geïntimeerde] in die periode en de rapportages van psychiater [psychiater] en maatschappelijk werkende [A] vormen duidelijke aanwijzingen dat de door [B] B.V. verzochte ontbinding van de arbeidsverhouding met de door [geïntimeerde] gereleveerde problemen in de werksfeer, ondanks de herstelmelding per 1 mei 2003 door ARBO, haar dieperliggende oorzaak mogelijk geheel of ten dele heeft gevonden in de voortdurende en stelselmatige stalking ook aan het adres van de werkgever; het hof verlangt van [appellant] inzicht in de ontbindingsprocedure, productie van het integrale documenten van de gerechtelijke ontbindingsprocedure en meer informatie over de gang van zaken die tot zijn ontslag heeft geleid;
(in rov. 4.12 en 4.13) het hof wil meer informatie van [appellant] ontvangen, met name over de oorzaak van de mislukking van zijn eigen zaak [Eigen Bedrijf] en over de vraag hoe de stalking daaraan heeft bijgedragen, waartoe [appellant] de jaarrekeningen van zijn onderneming over de jaren 2007-2009 in het geding moet brengen alsook medische gegevens over zijn geestelijke gezondheidstoestand in die periode alsmede verdere informatie;
(in rov. 4.14) het hof vindt het van belang om bij [geïntimeerde] informatie in te winnen over zijn vroegere opleidingen, vroegere beroepsuitoefening, eventueel psychiatrische voorgeschiedenis, zijn contact over deze procedure met zijn aansprakelijkheidsverzekeraar en gegevens over zijn huidige inkomsten en vermogen, waartoe [geïntimeerde] wordt verzocht om documentatie hierover tijdig in te zenden.
2.2
Voor de situatie ten tijde van de ontbinding van de arbeidsverhouding van [appellant] met [B] B.V. verwijst het hof allereerst naar hetgeen is overwogen in rov. 3.4 en 4.10 van het tussenarrest. [appellant] was daar sedert 11 februari 2001 in dienstbetrekking als showroomverkoper. Op 19 augustus 2002 heeft [appellant] zich ziek gemeld wegens overspanning. Hij werd begeleid door de ARBO-arts van Maetis. Nadat hij door de Arbodienst per 1 mei 2003 hersteld was gemeld, is zijn dienstverband eind september 2003 na een ontbindingsprocedure geëindigd. Bij brief van 17 juni 2015 en ter comparitie heeft [appellant] uiteengezet dat het opgevraagde ontbindingsdossier niet meer voorhanden was bij [B] B.V. en evenmin bij [appellant] eigen advocatenkantoor Damsté, die het gearchiveerde dossier in 2010 hadden vernietigd, terwijl hij dit evenmin thuis in zijn administratie heeft kunnen terugvinden. [appellant] heeft bij brief van 17 juni 2015 stalkingsbrieven aan [B] B.V. d.d. 25 oktober 2002, 5 november 2002 en 10 december 2002 overgelegd, alle van dezelfde strekking als de brief van 25 oktober 2002 zoals geciteerd in rov 3.4 van het tussenarrest. Ter comparitie is over de ontbindingsoorzaak onder meer verklaard:
" Voorzitter: In de stukken staat dat er sprake is van onenigheid op de werkvloer bij [B] . Kunt u daar meer over vertellen?
Dhr. [appellant] : Als je iedere morgen opstaat en niet weet wat je overkomt, hoe je collega’s tegen je doen, of er weer een brief komt, dan word je een ander mens. Ik kan me voorstellen dat dat de sfeer niet goed heeft gedaan. Ik heb er wel eens over gepraat bij [B] Ik heb er alles aan gedaan en [B] heeft ook haar best gedaan. Ik wilde graag werken, maar kon niet meer. Ik kon mijn gedachten er niet bij houden. Dat is lastig uit te leggen voor iemand die het niet heeft meegemaakt. Ik ben ook bij maatschappelijk werk geweest maar dat heeft niet geholpen.
Mevrouw [C] van de firma waar je je ziek meldt, Achmea? Zij heeft met mijn werkgever afgesproken, omdat ik richting de WAO ging, dat ik op papier twee weken uit de Ziektewet zou gaan zodat de WAO periode vanaf 0 weer zou kunnen beginnen. Bij [B] hebben ze, ondanks dat ze anders hebben beloofd, daarvan misbruik gemaakt en mij er toen uit gegooid.
Hof: Hoe ernstig was de stalking toen u bij [B] werkte?
Dhr. [appellant] : Die was in volle gang. Het was wisselend per week. De ene week kreeg ik niks maar de andere week klepperde de brievenbus. De brieven kwamen zelfs bij de buren, familie en mijn werkgever. Ook bars in de omgeving tot 30 kilometer hebben brieven ontvangen zodat er veel ruchtbaarheid aan zou worden gegeven."
Dit alles heeft [geïntimeerde] in deze procedure niet nader weersproken, zodat dit vaststaat. Aannemelijk is dat de door [geïntimeerde] gesignaleerde knelpunten in [appellant] functie en zijn problemen in de werksfeer veeleer moeten worden toegeschreven aan zijn onder invloed van het onrechtmatig gedrag van [geïntimeerde] ontstane arbeidsongeschiktheid dan aan andere, zelfstandige gronden.
2.3
Op basis hiervan oordeelt het hof door [appellant] afdoende onderbouwd gesteld en door [geïntimeerde] onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [appellant] tijdens zijn dienstverband bij [B] B.V. als gevolg van [geïntimeerde] anonieme campagne met stalking, smaad en doodsbedreigingen arbeidsongeschikt is geworden en dat dit dienstverband zo al niet uitsluitend dan toch in overwegende mate daardoor is ontbonden, waardoor hij werkloos is geworden en wisselend in de WW en de Ziektewet heeft doorgebracht.
2.4
Zoals in rov 3.5 van het tussenarrest is overwogen, heeft deze situatie voortgeduurd totdat [appellant] in het voorjaar van 2007 met tijdelijk behoud van zijn uitkering een eigen bedrijf onder de naam [Eigen Bedrijf] heeft gestart en voortgezet tot mei 2009. In die periode heeft [appellant] onder meer op 14 februari 2009 aangifte gedaan van stalking, smaadschrift en doodsbedreigingen (zie de producties 14 bij de brief van 17 juni 2015), waarna [geïntimeerde] op 17 februari 2009 als verdachte door de politie is aangehouden en de bekennende verklaring heeft afgelegd, zoals geciteerd in rov 3.6 van het tussenarrest.
De patiëntgegevens van [appellant] huisarts [huisarts] (productie 9 bij de brief van 17 juni 2015) houden met betrekking tot die periode onder meer in:
"26-11-09 S Slaapt slecht door spanningen (…)
26-11-09 S Verklaring van alles wat afgelopen jaren is gebeurd en het effect hiervan, niet alleen op zichzelf, maar ook op zijn gezin.
03-03-09 P Naar: Winter PSL
03-03-09 S Graag naar Winter omdat de dader die nu bekend heeft
S lijkt verwerking te kunnen starten.
20-02-09 S Kiest toch voor psycholoog.
13-02-09 S Wil graag hulp om de alleroverheersende gedachten van de dader los te kunnen laten; psychologen hebben niet goed geholpen; hypnotherapie?
(…)
16-12-08 S Gaat veel beter; stemming goed (…); tevens is vanochtend de vermoedelijke dader gearresteerd.
04-12-08 S Is wel rustiger sinds mirtazapine, vele kilo's aangekomen. (…)
13-11-08 S Overdag ook iets voor de rust?
11-11-08 S Hij wordt nog steeds lastig gevallen en zwart gemaakt met beschuldigingen van inbraak. Het lijkt erop dat er nu een serieus onderzoek van het OM start. Is ondertussen zelf teneinde raad: slaapt niet meer, angstig, somber.
E Reactief depressief.
(…) mirtazapine (…)".
Bij brief van 2 december 2009 (productie 10 bij de brief van 17 juni 2015) heeft GZ psycholoog dr. [psycholoog] onder meer geschreven:
"op verzoek van mijn cliënt, (…) [appellant] zend ik je hierbij een samenvatting van mijn consulten in de periode 2006 tot heden. Mijn bemoeienissen waren vaak kort durende interventies gericht op het hanteren van de stress en de emoties rond een zeer bizarre en schadelijke vorm van stalking,
(…)
(…) [appellant] heb ik sinds april 2006 meermaals psychologisch begeleiding gegeven. Hij is verwezen in verband met burn-out verschijnselen: slecht slapen, oververmoeid, depressiviteit, geheugen- en concentratieproblemen.
Cliënt heeft ernstig geleden onder een vorm van brieventerreur door een onbekende. (…) Aangezien het niet bekend was wie de dader was, raakte (…) [appellant] in toenemende mate onzeker, gespannen en achterdochtig. Meerdere keren zat hij er psychisch(…) volledig doorheen en zocht dan hulp om weer greep op zijn leven te krijgen.
Mede door deze terreur raakte hij niet alleen zijn werk kwijt, maar was het voor hem ook onmogelijk weer aan het werk te komen. Een aantal malen verliep de sollicitatieprocedure voorspoedig en stond hij op het punt om aangenomen te worden, om vervolgens een omslag bij de werkgever te bespeuren. Hij werd dan vervolgens ineens toch niet aangenomen. Cliënt kon niet anders dan geloven dat dit het gevolg moest zijn van het feit dat de briefschrijver weer zijn werk (…) had gedaan.
(…)
Vervolgens heeft hij getracht voor zichzelf te beginnen als enige mogelijkheid om uit de impasse te komen. Helaas heeft deze poging schipbreuk geleden, omdat cliënt toch fysiek- en mentaal te weinig draagkracht had om deze krachtsinspanning tot een goed einde te brengen.
Niet alleen zijn gezondheid, zijn werk, zijn financiën maar ook zijn positie in het gezin en relatie heeft geleden onder het gebeuren. Als gevolg van de spanningen werd hij meer prikkelbaar en somber.
Een kenmerk van zijn lijden was ook zijn angst om aan deze terreur onderdoor te gaan. Hij beschouwde dit als het ultieme doel van zijn belager (…)
(…)
Schrijnend was tenslotte dat toen eenmaal bekend werd wie de dader was, (…) het toen nog niet goed mogelijk was de zaak (af) te (…) sluiten. De schaamte, het schuldgevoel en de woede bleven, alleen de achterdocht naar anderen werd minder. Cliënt durft en kan nog altijd niet met anderen open bespreken hoe hij geleden heeft. Hij hoopt enige genoegdoening te kunnen krijgen voor alle jaren van stress en onzekerheid. Zijn leven is kapotgemaakt, maar hij wil dat nog altijd naar de dader en naar anderen niet open communiceren. De echte verwerking moet nog komen."
Naar aanleiding van vragen van het hof over [Eigen Bedrijf] is ter comparitie onder meer het volgende verklaard:
" Voorzitter: Vertelt u wat over [Eigen Bedrijf] , hoe bent u op het idee gekomen?
Dhr. [appellant] : Ik kwam nergens meer aan de bak. Ik had een behoorlijk gat in mijn CV en was angstig om te solliciteren. Ik kon mezelf niet in bedwang houden tijdens sollicitaties, moest aldoor huilen, dus ik maakte geen schijn van kans. Door gesprekken bij het UWV en met [D] en reïntegratiebegeleiding is het idee ontstaan om voor mezelf te beginnen. Ik liep ook tegen het eind aan van mijn WW-periode. Toen is een bedrijfsplan opgesteld. Ook raakte ik in contact met het Zorg- en Preventiecentrum uit [plaats] . Het bedrijfsplan is eerst afgekeurd door de GAK. Daar heb ik nooit van geweten. Ondanks dat heeft het reïntegratiebureau doorgezet en is voor mij langs banken gegaan. Toen kwam er een starterskrediet. Achteraf vond ik het geen prettig iets dat het reïntegratiebureau heeft doorgezet ondanks de afkeuring door het GAK.
Ik heb me in het voorjaar van 2007 na een aantal weken opnieuw ziek gemeld omdat ik het toen aan mijn rug had. Het is toen slecht met de zaak gegaan. De jaarrekeningen laten ook zien hoe het ging: slecht. Ik kon niet slapen, had huilbuien. Als ik ’s avonds thuis kwam, waren er weer brieven of belden er mensen die brieven hadden gehad. Zelfs schilders hadden brieven gehad. In het laatste jaar van de onderneming heeft hij een intensieve campagne gevoerd. Hij zal er wel een dagtaak aan hebben gehad. Ik ben waarschijnlijk wel bespioneerd, zo heb ik het destijds niet ervaren, maar waarschijnlijk wel. Zelfs naamgenoten die geen familie zijn hebben brieven gehad: honderden brieven die handmatig zijn geschreven."
Ook hiervan moet als onweersproken worden uitgegaan.
Blijkens de door [appellant] bij brief van 17 juni 2015 als producties 11 en 12 overgelegde jaarrekeningen van [Eigen Bedrijf] heeft [appellant] in deze onderneming verliezen geleden van € 11.621 in 2007, € 16.031 in 2008 en € 30.155 in 2009.
2.5
Op grond van het voorgaande in combinatie met de in rov 4.6 van het tussenarrest geciteerde antwoorden naar aanleiding van hun psychiatrisch en psychologisch onderzoek door respectievelijk psychiater [psychiater] en klinisch psycholoog [psycholoog] en in samenhang met het commentaar van verzekeringsarts [E] d.d. 8 september 2014 (productie 5 bij memorie van grieven) oordeelt het hof voldoende door [appellant] onderbouwd en door [geïntimeerde] onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [appellant] als gevolg van de jarenlange en anonieme campagne van stalking, laster en doodsbedreigingen psychisch zodanig is beschadigd in de vorm van een aanpassings- of persoonlijkheidsstoornis dat hij geen reële kans heeft gehad om zijn onderneming [Eigen Bedrijf] van de grond te krijgen. Desondanks hebben het re-integratiebureau en het UWV hem daartoe ontijdig en met de nodige risico’s aangezet. Die start aan het eind van de WW-periode was echter in wezen een noodsprong vanwege zijn onder invloed van de stalking zeer moeilijk geworden plaatsbaarheid (aldus arbeidsdeskundige [D] ), waarvan [appellant] destijds het risico wel enigszins onderkende. Vanwege de lastercampagne (in de periode van 23 mei 2007 tot en met 17 september 2007 zijn alleen al acht verschillende brieven van [geïntimeerde] bij de politie ingeleverd, waarvan slechts één door [appellant] zelf) en [appellant] daardoor teweeggebrachte psychische beperkingen heeft hij deze onderneming enkele jaren later moeten beëindigen. Niet aannemelijk is dat zijn door [geïntimeerde] gesignaleerde rugklachten daaraan hebben bijgedragen. De duur daarvan, bestaande in enkele periodes van een aantal weken, valt immers, naar redelijkerwijs moet worden aangenomen, in het niet bij de druk die op hem is uitgegaan van het jarenlange onrechtmatige gedrag van [geïntimeerde] . [appellant] was bij de beëindiging van zijn onderneming 53 jaar oud en had vanwege zijn leeftijd en inmiddels ontstane persoonlijkheidsstoornis met functieverlies van 15% in feite geen kans meer op de arbeidsmarkt, zodat hij, volgens zijn verklaring ter comparitie, voortaan was aangewezen op vrijwilligerswerk op onder meer een zorgboerderij, waar zelfs kinderen hem aanspraken op de vermeende diefstal. Een en ander rechtvaardigt de conclusie dat [appellant] door het onrechtmatig gedrag van [geïntimeerde] ten tijde van het ontslag bij [B] B.V. zijn toekomstige arbeidsvermogen heeft verloren. [geïntimeerde] heeft wel betwist dat sprake zou zijn van eindtoestand, maar dit verweer gaat in het licht van de voorgaande gegevens niet op. Ook ter comparitie had [appellant] , ondanks vele pogingen daartoe, nog steeds geen betaalde arbeid.
2.6
[appellant] heeft het verlies van arbeidsvermogen van 1 oktober 2003 tot en met 1 september 2010 berekend op € 187.747 en zijn toekomstig verlies arbeidsvermogen tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd met kapitalisatiedatum van 1 september 2010 inclusief belastingcomponent berekend op € 239.775, hetgeen in totaal neerkomt op € 427.522. Tegen deze begroting van zijn verlies arbeidsvermogen heeft [geïntimeerde] geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat dit totaalbedrag, met verstrekking van de gebruikelijke belastinggarantie en de wettelijke rente vanaf peildatum 1 september 2010 voor toewijzing vatbaar is.
2.7
Ter comparitie heeft [appellant] onweersproken uiteengezet dat zijn uitsluitend zakelijke schuldenlast van ongeveer € 66.000 in de WSNP, die alleen vanwege deze procedure is verlengd en nog voortduurt tot 8 november 2017, te maken heeft met [Eigen Bedrijf] en dat men dit mogelijk als een aparte schadepost kan zien alsmede dat [appellant] een aardig pensioen zou hebben gehad als hij had kunnen doorwerken. De mogelijkheid van schade wegens deze twee aspecten is aannemelijk. Dat is voldoende voor toewijzing van de vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat.
2.8
Ter bepaling van de hoogte van het smartengeld is allereerst van belang, zoals in rov. 4.7 en 4.8 van het tussenarrest is overwogen, dat [appellant] als gevolg van de langdurige en stelselmatige en anonieme stalking, laster en doodsbedreigingen door [geïntimeerde] een psychiatrisch ziektebeeld (geestelijk letsel) heeft ontwikkeld en aldus in zijn persoon is aangetast, waarop [geïntimeerde] zijn oogmerk had gericht, waardoor zich beide gevallen van artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder a. en b. BW voordoen. In feite heeft [geïntimeerde] het leven van [appellant] lange tijd ernstig beschadigd en is [appellant] nog steeds beschadigd. De schadelijke geruchtenvorming heeft er onweersproken toe geleid dat hij er nog steeds op wordt aangesproken, dat zijn sociaal-maatschappelijke status ernstig is beschadigd en dat hij ten minste voor zijn eigen gevoel tot een paria is geworden in zijn woongemeente en omgeving, waaruit hij wegens geldgebrek niet kon en kan verhuizen. Daarnaast heeft zijn relatie met zijn echtgenote en zijn gezinsleven (met een dochter) hieronder ernstig geleden. Door dit alles is [appellant] in september 2003, toen hij 47 jaar oud was, arbeidsongeschikt geworden en wel zodanig dat herintreding voor hem op de arbeidsmarkt niet meer mogelijk was of, naar aannemelijk is, nog zal zijn.
[geïntimeerde] heeft hierop het oogmerk gehad, is na zijn aanhouding een confrontatie met [appellant] uit de weg gegaan en heeft nooit enige excuses gemaakt. Hij is, onweersproken, met pensioen en klust als elektromonteur nog vijf dagen per week bij zijn voormalige werkgever en tevens voor zichzelf.
Onder de smartengelduitspraken (Smartengeld 20e druk 2015) valt er geen goed vergelijkbare zaak te vinden. Het hof brengt ook in herinnering dat het hier gaat om 11 jaar lange anonieme stalking, laster en doodsbedreigingen met het opzet als oogmerk om [appellant] emotioneel en geestelijk te raken en hem bang te maken, zodat hij overspannen zou raken, waarin [geïntimeerde] ruimschoots is geslaagd. Anders dan [appellant] voorstaat, vormt [geïntimeerde] proceshouding (meermalen wegblijven van zittingen en enkele onttrekkingen van zijn advocaat) echter niet zonder meer een grond tot verhoging van het smartengeld. Alle in het tussenarrest en in dit arrest hiervoor vermelde omstandigheden in aanmerking genomen, oordeelt het hof naar redelijkheid en billijkheid een smartengeld verschuldigd van € 70.000. [appellant] heeft aanspraak gemaakt op de wettelijke rente, volgens zijn memorie van grieven onder 17 en 59 vanaf 1 juli 1997 (de pleegdatum volgens het strafdossier). Het gaat hier echter om een 11 jaar durende onrechtmatigheid, die qua schadeaanvang is geculmineerd in het ontslag bij [B] B.V. per 1 oktober 2003. Daarom zal het wettelijke rente vanaf die peildatum worden toegewezen.
2.9
[appellant] heeft de buitengerechtelijke kosten voor de werkzaamheden van zijn advocaat gespecificeerd in productie 6 bij memorie van grieven en onder grief 5 als volgt toegelicht. Mr. Coumou heeft diverse sommaties aan [geïntimeerde] gestuurd en met diens advocaat ook inhoudelijk over aansprakelijkheid en schade gecorrespondeerd. Verder heeft mr. Coumou [appellant] vertegenwoordigd in hoger beroep van de strafzaak, waartoe zij beiden de mondelinge behandeling hebben bijgewoond, opdat [appellant] als gevoegd slachtoffer zou worden gehoord. Verder heeft mr. Coumou inhoudelijk gecorrespondeerd met [geïntimeerde] aansprakelijkheidsverzekeraar Delta Lloyd en ten slotte gecorrespondeerd met de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling van [appellant] en met de medisch adviseur. In totaal hebben de buitengerechtelijke activiteiten van mr. Coumou 60 uur x € 245 + 5% kantoorkosten en BTW gekost, hetgeen volgens hem neerkomt op € 5.160. Dit een en ander heeft [geïntimeerde] in geen van beide instanties voldoende gemotiveerd betwist, zodat ook de vordering wegens buitengerechtelijke kosten ad € 5.160 voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.10
Opmerking verdient nog dat [appellant] geen grief heeft gericht tegen de afwijzing van zijn vordering sub 5 (zie rov. 4.1 van het tussenarrest), zodat deze kwestie niet aan het hof is voorgelegd.
2.11
Partijen hebben geen bewijs aangeboden van feiten en of omstandigheden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden leiden. Daarom wordt aan hun bewijsaanbod voorbijgegaan.ECLI:NL:GHARL:2016:2723