Rb Breda 270208 volledige a.o. als ongevalsgevolg? Rb wil voorgelicht worden door vza en ad-er
- Meer over dit onderwerp:
Rb Breda 270208 volledige a.o. als ongevalsgevolg? Rb wil voorgelicht worden door vza en ad-er
(...)
3.20. De vraag of [eiseres] als gevolg van het ongeval arbeidsvermogensschade heeft geleden en zo ja, wat de omvang daarvan is, moet worden beantwoord door vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie na het ongeval met de hypothetische situatie bij wegdenken van het ongeval. Ten aanzien van de toekomstige ontwikkelingen die in het kader van die vergelijking een rol spelen, komt het aan op de redelijke verwachting van de rechter omtrent die ontwikkelingen.
3.21. Aan de benadeelde die blijvende letselschade oploopt en op wie in beginsel de bewijslast rust van de omvang van de door hem gestelde schade, mogen geen strenge eisen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van de arbeidsinkomsten die de benadeelde in de toekomst zou hebben genoten in de hypothetische situatie dat het ongeval niet zou hebben plaatsgehad. Het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn gebeurd.
3.22. Voor zover in de feitelijke situatie na ongeval sprake is van restverdiencapaciteit mag in het kader van de schadebeperkingsplicht van een benadeelde worden verwacht dat deze zich er voor inzet daadwerkelijk overeenkomstig die restverdiencapaciteit inkomen te verwerven. Indien sprake is van zodanige restcapaciteit mag in beginsel van [eiseres] worden verwacht dat zij de bereidheid heeft ook andere werkzaamheden te verrichten dan die van haar oorspronkelijke beroep als secretaresse. Indien [eiseres] bepaalde werkzaamheden niet wil verwerven en verrichten, waarvan in rechte moet worden aangenomen dat zij die wel zou kunnen verwerven en verrichten terwijl dat in redelijkheid ook van haar gevergd kan worden, kan dat betekenen dat schade als gevolg daarvan niet voor rekening van [gedaagde] dient te worden gebracht.
3.23. Gelet op de aard van hetgeen partijen verdeeld houdt heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige. Zij zal derhalve een deskundigenonderzoek gelasten. Beide partijen hebben voorstellen gedaan voor de door de rechtbank te benoemen deskundigen en hebben daarover kennelijk geen overeenstemming bereikt. De rechtbank zal daarom een voorstel voor de te benoemen deskundigen en de aan deze voor te leggen vragen doen en partijen in de gelegenheid stellen om zich daarover bij conclusie na tussenvonnis uit te laten.
LJN BC5872