Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Groningen 241012 peesletsel rechtervoet; een deel van de periode van arbeidsongeschiktheid en de blijvende beperkingen op arbeidsmarkt onvoldoende onderbouwd

Rb Groningen 241012 peesletsel rechtervoet na bedrijfsongeval met kettingzaag; werkgever heeft niet voldaan aan zorgplicht; 
- een deel van de periode van arbeidsongeschiktheid en de blijvende beperkingen op arbeidsmarkt onvoldoende onderbouwd;
- smartengeld 
€ 2.000,00;
- rapport VA geeft geen inzicht in medische situatie tot datum onderzoek, maar wel vaststelling restklachten; helft kosten
 vergoed

OVERWEGINGEN 

1. De kantonrechter neemt over en verwijst naar hetgeen reeds is overwogen bij voormeld tussenvonnis. In het vonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat Ha-sa aansprakelijk is voor de door [A] geleden en te lijden schade ten gevolge van het bedrijfsongeval. De kantonrechter heeft [A] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de aard en de omvang van de schade. 

De verdere standpunten van [A] 
2. [A] heeft een rapportage van 23 april 2012 overgelegd, opgemaakt door [naam], verzekeringsarts bij het Karu Medisch Adviesbureau. De verzekeringsarts heeft de gevolgen van het bedrijfsongeval in kaart gebracht na een gesprek met [A] op 23 april 2012 en kennisneming van enkele stukken. De verzekeringsarts schrijft, voor zover hier van belang, onder meer het volgende:  

“ Gegevens behandelend sector 
Brief chirurg SEH UMCG 29-09-2010 (…) 
Brief plastisch chirurg UMCG d.d. 01-11-2010 (…) 
Rapportage Arbeidsinspectie d.d. 28-12-2010 (…) 

Onderzoek 
(…) Bij buigen blijft de kleine teen achter, evenals de teen ernaast (maar in mindere mate). Bij strekken (= optrekken)van de tenen blijft de kleine teen duidelijk achter. 
Sensibiliteit kleine teen is voor aanraken en kop-punt duidelijk afgenomen. Er is geen pijnaangifte. (…)   
Cliënt kan wel hurken, maar dit geeft druk op de voorvoet wat als onprettig wordt ervaren. 
Er wordt enige spieratrofie van het onderbeen rechts waargenomen (35,5 vs 36) 

Beschouwing 
(…) Bij onderzoek wordt het restbeeld geobjectiveerd, waarbij mn opvalt dat de afwikkeling van de rechter voet niet optimaal is tgv verminderde functie kleine teen en als gevolg van de opgetreden gevoelloosheid kleine teen. De pijnklachten in het onderbeen (en ook in het bovenbeen) kunnen geduid worden als gevolg van een verminderde functie de rechter voet, waardoor cliënt zijn spieren in onderbeen en bovenbeen anders is gaan belasten. 

Beloop belastbaarheid 
(…) In de periode vanaf medio november (nadat het gips eraf ging) tot ca 8 weken nadien heeft cliënt zijn mobiliteit geleidelijk kunnen opbouwen. Dit dient als revalidatiefase beschouwd te worden. 
Vanaf 1-2-11 is cliënt weer belastbaar zoals onder belastbaarheid staat vermeld. 

Belastbaarheid 
De klachten en bevindingen leiden tot een verminderde belastbaarheid. 
Qua aard van de beperkingen kan gesteld worden dat cliënt beperkt is voor al die activiteiten waarbij -min of meer- langdurige druk op de voorvoet rechts wordt uitgeoefend. E.e.a. komt voor bij staan op de voorvoet; bij klimmen op een ladder, bij hurken en bij lopen. (…) 

Voor wat betreft de mate waarin geldt dat er geen argumenten zijn cq aanleiding is om af te wijken van hetgeen cliënt zelf aangeeft. E.e.a. betekent dat cliënt circa ½ uur aaneen kan lopen (incidenteel wat langer); na elk half uur moet worden afgewisseld met korte tijd zitten. Hurken max ¼ uur. Springen met afzet van de rechter voorvoet moet vermeden worden. Cliënt is aangewezen op stevig schoeisel. Cliënt kan tot een halfuur staan, echter zodra het vooral op de voorvoet aankomt zijn deze periodes korter. Tillen en dragen is qua gewichten (tot 23 kg conform de Arbowet) mogelijk, echter zodra hierbij in een houding moet worden gestaan waarbij er langere tijd druk op de voorvoet moet worden uitgeoefend, dient dit vermeden te worden. Ladder klimmen dient beperkt voor te komen. Kortere (in tijd beduidend korter dan ½ uur aaneen) stukken lopen en staan zijn wel mogelijk. Cliënt dient zwaar duwwerk te vermijden, daar ook hierbij extra druk op de voorvoet wordt uitgeoefend. 

Prognose 
Thans is er sprake van een eindsituatie. Het is niet meer aannemelijk dat er nog verbetering zal optreden. De verminderde beweeglijkheid van de kleine teen is blijvend; e.e.a. geldt ook voor het gevoelsverlies. Er zijn geen behandeladviezen welke tot verbetering van de belastbaarheid zal leiden.” 

3. [A] heeft gesteld dat de door hem als gevolg van het bedrijfsongeval geleden en te lijden schade € 32.041,25 bedraagt. Hij heeft een bedrag van € 23.300,00 aan nettoloon gemist. Vanaf het bedrijfsongeval tot de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, 29 september 2010 tot 29 oktober 2010, heeft hij vanwege zijn arbeidsongeschiktheid geen extra uren kunnen werken en derhalve € 1.400,00 netto ontvangen van Ha-sa. Hij had € 2.600,00 netto (€ 650,00 per week) kunnen verdienen als hij in die periode had kunnen werken. In de periode van 29 oktober 2010 tot 1 februari 2011 heeft [A] vanwege zijn door het ongeval ontstane beperkingen niet kunnen werken en dus geen inkomsten gehad. Hij mist over deze periode € 8.450,00 aan nettoloon. Vanaf 1 februari 2011 was [A] weer in staat werkzaamheden te verrichten, maar in de periodes februari 2011 tot 1 april 2011 en juli, augustus en half september 2011 had hij geen werk. Over deze perioden mist hij € 13.650,00 aan nettoloon. [A] stelt dat wanneer hij geen bedrijfsongeval had gehad, hij zijn werk en loon zou hebben behouden. Nu is hij terecht gekomen op een zeer moeilijke arbeidsmarkt. Voorts vordert [A] € 7.500,00 aan smartengeld. [A] zal door zijn blijvende beperkingen moeilijker aan werk kunnen komen en minder kunnen verdienen. Hij ervaart bovendien beperkingen in zijn vrije tijd. Ten slotte vordert [A] een bedrag van € 1.041,25 voor het inschakelen van de verzekeringsarts en een bedrag van € 200,00 aan overige kosten zoals het reizen naar het ziekenhuis en mensen die hem hebben vergezeld om te vertalen. 

De verdere standpunten van Ha-sa 
4. Ha-Sa heeft de stellingen van [A] betwist. Zij betwist dat er sprake is van een verminderde belastbaarheid zoals door de verzekeringsarts is geconcludeerd. Zijn onderzoeksactiviteiten hebben zich slechts beperkt tot een gesprek met [A] en de beoordeling van de reeds aanwezige stukken. Aanvullend bewijs is niet overgelegd. De aard en de omvang van de gestelde schade is door [A] niet (voldoende) onderbouwd. 

5. Ha-sa stelt zich op het standpunt dat medio november 2010 sprake was van een medische eindsituatie en dat [A] op dat moment restloos was genezen van het bedrijfsongeval. Zij wijst op een verklaring van een plastisch chirurg van 1 november 2010 “diagnose strekpeesletsel dig IV en V rechtervoet. Het beloop was gunstig.” Ook wijst zij op een verklaring van de pensionhoudster waarin staat dat [A] het gips voortijdig heeft verwijderd en hij niet naar een vervolgafspraak is geweest. Ook is [A] op 4 november 2010 nog op de bouwplaats geweest. Hij heeft toen niets opgemerkt over nog bestaand letsel of arbeidsongeschiktheid. Het rapport van de verzekeringsarts is niet adequaat en kan niet dienen als onafhankelijk deskundigenbericht. Tot de datum van einde dienstverband, 29 oktober 2010, heeft Ha-sa het reguliere salaris doorbetaald. Volgens Ha-sa was [A] vanaf medio november 2010 in staat inkomen te verwerven. Dat [A] daarna bij tijd en wijle geen werk had staat niet in causaal verband met het bedrijfsongeval. Daarnaast stelt Ha-sa dat de arbeidsovereenkomst van [A] ook was geëindigd als het bedrijfsongeval zich niet had voorgedaan. Ha-sa verwijst naar een afschrift uit de smartengeldgids overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat in een soortgelijk geval een bedrag van € 331,00 werd toegekend. De kosten van de verzekeringsarts kunnen niet als schade worden aangemerkt. De kosten van € 200,00 zijn niet onderbouwd. 

De verdere beoordeling 

Verlies arbeidsvermogen 
6. Vast staat dat [A] in de periode van het bedrijfsongeval, 29 september 2010, tot de datum van uitdiensttreding, 29 oktober 2010, loon heeft ontvangen van Ha-sa. [A] stelt dat hij, door het bedrijfsongeval, in die maand geen extra uren heeft kunnen werken en zodoende inkomsten mist. Ha-sa heeft betwist dat hij in die periode loon is misgelopen. De kantonrechter overweegt dat [A] zijn standpunt dat hij die peropde, het ongeval weggedacht, € 2.600,00 netto had kunnen verdienen, in plaats van de ontvangen (afgeronde) € 1.400,00 netto, geenzins heeft onderbouwd. Het had op zijn weg gelegen loonspecificaties en/of urenstaten in het geding te brengen waaruit een en ander blijkt. Nu Ha-sa heeft aangevoerd dat zijn salaris voor en na het bedrijfsongeval gelijk was en daarvan salarisstroken heeft laten zien, gaat de kantonrechter voorbij aan de stelling van [A]. Er dient dan ook in rechte van te worden uitgegaan dat Ha-sa het reguliere salaris van [A] heeft doorbetaald. 

7. Ter zake van de periode na 29 oktober 2010 overweegt de kantonrechter het volgende. Ha-sa is bereid uit te gaan van een periode van arbeidsongeschiktheid van [A] tot half november 2010. Gesteld noch gebleken is dat er aan deze arbeidsongeschiktheid andere redenen dan het bedrijfsongeval ten grondslag liggen, zodat daarmee het causale verband is gegeven. In het tussenvonnis van 29 februari 2012 heeft de kantonrechter reeds geoordeeld dat Ha-sa aansprakelijk is voor de door [A] geleden schade ten gevolge van het bedrijfsongeval. Het in de periode van 29 oktober 2010 tot 15 november 2010 gederfde loon, ervan uitgaande dat [A] in november 2010 een bedrag van € 1.400,00 netto had kunnen verdienen, zal de kantonrechter begroten op (afgerond) € 745,00 netto en dienovereenkomstig toewijzen. 

8. Partijen zijn verdeeld over de vragen of [A] na half november 2010 weer arbeidsgeschikt was of dat zijn arbeidsongeschiktheid heeft voortgeduurd en of er restklachten bestaan ten gevolge van het bedrijfsongeval. [A] heeft ter staving van hetgeen hij heeft gesteld, arbeidsongeschiktheid tot 1 februari 2011 en nadien blijvende bestaande beperkingen, de rapportage van 23 april 2012 van verzekeringsarts Den Hollander in het geding gebracht. Met betrekking tot het rapport overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de rapportage blijkt dat de arts heeft vastgesteld dat er op de datum van het bezoek, 23 april 2012, restklachten aanwezig waren. Anders dan Ha-sa heeft aangevoerd, heeft de arts naar het oordeel van de kantonrechter zijn bevindingen niet gebaseerd op een enkel gesprek met [A] en de reeds aanwezige stukken, maar ook zelfstandig onderzoek verricht naar de medische situatie van de kleine teen en voet van [A]. De arts heeft geconcludeerd dat er sprake is van een verminderde functie van de kleine teen en dat er een beperking aanwezig is voor alle activiteiten waarbij langdurige druk op de rechter voorvoet wordt uitgeoefend. Als gevolg van een verminderde functie van de rechtervoet kan [A] pijn hebben in het gehele been. 

9. Ondanks het in april 2012 nog aanwezige restbeeld, heeft [A] gesteld dat hij vanaf april 2011 weer heeft gewerkt als ijzervlechter en dat hij vanaf 1 februari 2011 weer arbeidsgeschikt is. Uit de rapportage blijkt naar het oordeel van de kantonrechter geenzins wat in de periode vanaf half november 2010 tot 1 februari 2011 de (andere) klachten van [A] zijn geweest en al helemaal niet dat hij niet in staat moet zijn geweest werkzaamheden te verrichten. [A] heeft dat ook niet op een andere wijze nader onderbouwd. Zo heeft hij niet inzichtelijk gemaakt wanneer de door hem gestelde vier medische controles hebben plaatsgevonden en hoe de medische situatie destijds werd beoordeeld. De stelling dat [A] na medio november 2010 nog arbeidsongeschikt zou zijn, is derhalve onvoldoende onderbouwd. Dat geldt ook voor de stelling dat hij door de overgehouden klachten beperkingen ondervindt op de arbeidsmarkt. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het door [A] gevorderde bedrag aan gemiste inkomsten na half november 2010 niet kan worden toegewezen. 

Smartengeld 
10. [A] heeft voorts een bedrag aan smartengeld gevorderd. Parijen verschillen van mening over de hoogte van het bedrag dat in het onderhavige geval passend is. De kantonrechter oordeelt als volgt. Smartengeld vormt een naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij de begroting dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden, waaronder in het bijzonder de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. Tevens dient bij de begroting te worden gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, een en ander met inachtneming van de sinds de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding. 

11. Het gaat hier om een ongeval waarbij Ha-sa als werkgever onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van het letsel dat bij [A] is ontstaan. Het letsel bestond uit peesletsel in de rechtervoet. Nadat de pezen waren gehecht, heeft hij onderbeengips gekregen. De kantonrechter gaat uit van het letsel zoals dat is beschreven in de rapportage van 23 april 2012 van de verzekeringsarts, zoals in rechtsoverweging 8 kort is samengevat. De kantonrechter begrijpt dat uit dit letsel voortvloeit dat [A] hier hinder van ondervindt en in zijn hobby’s kan worden beperkt. Gebleken is dat hij wel weer in staat is om zijn eigen werk uit te voeren. Gelet op hetgeen rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegekend, zal de kantonrechter, alle omstandigheden in aanmerking nemende, een bedrag van € 2.000,00 toewijzen aan smartengeld. 

Kosten van de verzekeringsarts 
12. Nu het door [A] in het geding gebrachte rapport van de verzekeringsarts geen inzicht heeft gegeven in de medische situatie tot april 2012, maar wel heeft geleid tot vaststelling van de restklachten vanaf die datum is de kantonrechter van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden redelijk is dat partijen beiden de helft van de kosten voor deze rapportage dragen. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 520,00 toewijzen. 

Overige kosten 
13. De kantonrechter is het met Ha-sa eens dat [A] geen deugdelijke onderbouwing heeft gegeven voor de gemaakte reiskosten en vertalingen. Deze kosten komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking. 

Buitengerechtelijke kosten 
14. Ha-sa heeft in haar conclusie van antwoord betwist dat zij de gevorderde buitengerechtelijke kosten is verschuldigd omdat er volgens haar geen andere werkzaamheden zijn verricht dan die noodzakelijk zijn ter voorbereiding van de zaak. Het had dan ook op de weg van [A] gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen. Nu hij dit niet heeft gedaan, zal de kantonrechter de buitengerechtelijke kosten afwijzen. 

Proceskosten 
15. Gelet op de uitkomst van deze procedure zal Ha-sa worden veroordeeld in de proceskosten. Omdat [A] met een toevoeging procedeert, zal de kantonrechter bepalen dat zowel het gemachtigdensalaris als 75% van de zuivere explootkosten (artikel 40 Besluit vergoeding rechtsbijstand) aan de griffier moeten worden voldaan. De overige kosten moeten aan [A] worden betaald.  LJN BY8805