Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 120722 straf; smartengeld vanwege ernstig hersenletsel € 350.000,00, VAV tenminste € 200.000,00

RBDHA 120722 straf; smartengeld vanwege ernstig hersenletsel € 350.000,00, VAV tenminste € 200.000,00

De vordering namens [benadeelde partij 3]

De verschillende gevorderde bedragen zullen hierna op volgorde van het namens het slachtoffer overgelegde overzicht worden behandeld.

Immateriële schade

Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat het slachtoffer rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd en nu dit deel van de vordering door de verdediging niet is betwist, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 350.000,00. Dit gezien de ernst van het letsel, de blijvende gevolgen die het slachtoffer aan het bewezenverklaarde heeft overgehouden en gezien de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegewezen. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van
€ 350.000,- toewijzen.

Eigen risico

De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post ‘eigen risico’ betreffende de zorgverzekering, een bedrag van € 770,00 toewijzen, nu kan worden vastgesteld dat het slachtoffer in de jaren 2021 en 2022 het volledige eigen risico heeft verbruikt en/of zal moeten verbruiken. Bovendien kan worden vastgesteld dat het verplichte eigen risico in deze jaren door de overheid is bepaald op € 385,- per jaar.

De rechtbank zal het slachtoffer voor het overige (de toekomstige schade over 45 jaar) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van deze post, aangezien de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het slachtoffer kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Tablet

De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘tablet’, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank verwerpt het verweer dat causaal verband ten opzichte van het bewezenverklaarde ontbreekt. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 175,99 toewijzen.

Kleding

De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘kleding’, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank verwerpt het verweer dat causaal verband ten opzichte van het bewezenverklaarde ontbreekt. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 130,21 toewijzen.

Reiskosten

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van het slachtoffer de vordering ten aanzien van de post ‘reiskosten’ gewijzigd vanwege het tijdsverloop en een totaalbedrag van € 3.754,03 gevorderd. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘reiskosten’, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De raadsvrouw van het slachtoffer heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van verplaatste schade in de zin van artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 6:107, eerste lid onder a, van het Burgerlijk Wetboek. Zij heeft er voorts op gewezen dat derden zich sinds 1 januari 2019 kunnen voegen ter zake van de kosten die zij ten behoeve van het slachtoffer hebben gemaakt. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de ouders van het slachtoffer reiskosten hebben moeten maken om haar te ondersteunen en te bezoeken in het ziekenhuis en de revalidatiekliniek. Hoewel aan de ouders op grond van artikel 6:107 BW een eigen recht op schadevergoeding toekomt ter zake van deze verplaatste schade en zij zich op grond van artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering ter zake daarvan kunnen voegen in het strafproces, doet dat niet af aan de bevoegdheid van het slachtoffer om, als benadeelde partij, ook zelf vergoeding van deze schade te vorderen. Gelet hierop zal de rechtbank het gevorderde bedrag van
€ 3.754,03 toewijzen.

Ziekenhuis- en revalidatiedaggeld

De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘ziekenhuis- en revalidatiedaggeld’, is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ter grootte van het gevorderde bedrag van € 6.935,00 en wijst dit bedrag toe.

Verlies verdienvermogen

Betreffende het inkomensverlies van het slachtoffer en de eigen bijdrage die voldaan zal moeten worden in het kader van de Wet Langdurige Zorg (hierna: Wlz) is door expertisebureau [naam expertisebureau] een berekening gemaakt en ter onderbouwing bij de vordering gevoegd. De berekening van de schadeposten is zeer complex, mede gezien de omstandigheid dat het grotendeels op aannames gebaseerde toekomstige schade betreft.

Het is echter evident dat het slachtoffer verlies van verdienvermogen door het onder 1 bewezenverklaarde feit heeft geleden en nog zal lijden in de toekomst. Naar het oordeel van de rechtbank zal dit – schattenderwijs begroot – in ieder geval een bedrag van € 200.000,00 zijn, welk bedrag voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, voor zover het betreft de post ‘verlies verdienvermogen’, niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank overweegt daartoe dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat zonder uitgebreid onderzoek onzeker is hoe groot de toekomstige inkomstenderving dat uitgaat boven het hiervoor vermelde toe te kennen bedrag zal zijn. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Factuur expertisebureau [naam expertisebureau]

Nu de rechtbank het rapport van [naam expertisebureau] niet heeft gebruikt voor de begroting van de schade in verband met verlies verdienvermogen, zal de rechtbank de benadeelde partij in de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘factuur expertisebureau’, niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Griffiekosten verzoek mentor en bewindvoering

De vordering voor zover deze betrekking heeft op de post ‘griffiekosten verzoek mentor bewindvoering’ is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De raadsvrouw van het slachtoffer heeft aangevoerd dat ook ten aanzien van deze post sprake is van verplaatste schade. Zonder het onder 1 bewezenverklaarde feit zou er nooit een verzoek tot bewindvoering zijn ingediend, waardoor de ouders van het slachtoffer rechtstreeks schade hebben geleden door het feit, ter grootte van het gevorderde bedrag van € 85,00. De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen.

Factuur medisch adviseur

De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘factuur medisch adviseur’, is namens de verdachte niet betwist en namens het slachtoffer voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ter grootte van het gevorderde bedrag van € 242,00. De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen.

Conclusie

De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 562.092,23, bestaande uit € 212.092,23 aan materiële schade en € 350.000,00 aan immateriële schade.

De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 4 juli 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.

Proceskostenveroordeling verdachte

Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen en de benadeelde partij gedeeltelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal de verdachte als overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, maar ziet de rechtbank aanleiding die veroordeling te beperken tot 2/3 van de proceskosten. De rechtbank begroot deze kosten op basis van het ‘Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven’ op € 23.994,00 (gebaseerd op 6 punten in een zaak met een geldswaarde van boven de € 1.000.000,00 ) x 2/3 = € 15.996,00. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel

De verdachte zal voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover het slachtoffer aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 578.088,23, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juli 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde partij 3] ECLI:NL:RBDHA:2022:6727