Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 010618 verlies verdienvermogen na mishandeling

RBAMS 010618 verlies verdienvermogen, smartengeld (2500) en studievertraging (onbestreden, 8000 cf richtlijn DLR) na mishandeling 

2 De feiten
2.1.
Op 14 maart 2014 heeft zich tijdens de sportles op de (toenmalige) school van partijen een geweldsincident voorgedaan waarbij [gedaagde] [eiser] in zijn gezicht heeft geslagen. Ten tijde van het incident was [eiser] 19 jaar oud en [gedaagde] 16 jaar oud.

2.2.
Na de klap verloor [eiser] korte tijd zijn bewustzijn en is hij overgebracht naar het AMC ziekenhuis in Amsterdam, afdeling intensive care. [eiser] vertoonde spasmes en hij had een breuk aan de linkerzijde van zijn kaak. Tijdens een operatie is de linkerkaak met behulp van platen en spalken hersteld. [eiser] heeft vier dagen in het ziekenhuis verbleven.

2.3.
Aan de ouders van [eiser] heeft [naam 1] van het ROCva, waaraan [eiser] destijds zijn opleiding volgde, op 1 april 2014 onder meer geschreven:

“(…) Enige tijd geleden hebben ik u een brief gestuurd over deelname van [eiser] ( [eiser] , kantonrechter) aan het proefexamen rekenen. (…) Omdat [eiser] door de vervelende omstandigheden van de laatste tijd niet of nauwelijks deel heeft kunnen nemen aan de voorbereidingen voor dit examen lijkt het ons deelname nu niet opportuun. In de loop van het volgende studiejaar vinden er nog twee proefexamens plaats, [eiser] deel name daaraan lijkt nu meer voor de hand te liggen. (…)”

2.4.
Bij brief van 8 oktober 2015 heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade. [gedaagde] heeft de aansprakelijkheid niet aanvaard.

2.5.
[gedaagde] is bij uitspraak van de kinderrechter van 26 augustus 2016 veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, wegens zware mishandeling. [eiser] heeft zich in de strafprocedure gevoegd als benadeelde partij. Zijn vordering is toegewezen tot een bedrag van € 1.351,50, bestaande uit € 601,50 materiële schadevergoeding en € 750,00 immateriële schadevergoeding. In het overige deel van de vordering is [eiser] niet ontvankelijk verklaard. Het vonnis is onherroepelijk. [gedaagde] heeft het bedrag van € 1.351,50 aan [eiser] betaald.

2.6.
Een brief van GZ psycholoog [naam 2] van 31 oktober 2016 luidt onder meer als volgt:

“(…) Informatie over de behandeling:

Dhr. [eiser] is van 29-12-2015 tot en met 27-07-2016 bij onze zorginstelling in behandeling geweest vanwege impuls regulatie problemen. De klachten zijn mogelijk geluxeerd door een aantal traumatische gebeurtenissen in zijn leven die hem erg onzeker hebben gemaakt, bij een persoonlijke stijl die eerder neigt tot het opkroppen van gevoelens en deze niet bespreekbaar durven maken, dan tot zich durven uiten waar hij mee zit en op deze wijze minder last heeft van inpulsdoorbraken vanuit frustraties. (…) Ook zijn er enkele sessies geweest met EMDR n.a.v. een traumatische gebeurtenis waarbij cliënt fysiek is mishandeld. (…)”

2.7.
In het op verzoek van de gemachtigde van [eiser] uitgebrachte medisch advies van revalidatiearts [naam 3] van 18 september 2017 staat, voor zover van belang:

“(…) Conclusie en bespreking

3. Wat waren de klachten/afwijkingen en onderzoeksbevindingen na de schadeveroorzakende gebeurtenis en bestaan deze klachten/afwijkingen nog steeds?

Bij uw cliënt ( [eiser] , kantonrechter) ontstond er een hersenschudding als gevolg van de mishandeling van 14 maart 2014. Uw cliënt verloor na e mishandeling kortdurend het bewustzijn. Daarnaast ontstond er een breuk in de linker onderkaak die moest worden geopereerd. Verder ontstonden er verwerkingsproblemen waarvoor gespecialiseerde psychologische hulp noodzakelijk was.

4. Welke diagnose is er gesteld door de behandelend sector en wat is de betekenis daarvan?

Bij uw cliënt is er sprake van verwerkingsproblemen met daarnaast een hersenschudding en een breuk in de linker onderkaak.

5. Welke behandelingen zijn toegepast, wat was het resultaat van deze benoemde behandelingen, zijn deze behandelingen in uw optiek adequaat geweest en is uw indruk dat de benadeelde adequate zorg ontvangt/adequaat wordt behandeld?

De behandeling heeft bestaan uit een operatieve ingreep waarbij de breuk werd gereponeerd en gefixeerd met osteosynthesemateriaal. Daarnaast heeft uw cliënt behandeling gekregen met cognitieve gedragstherapie en EMDR door een GZ-psycholoog.

(…)

De klachten, het klachtenverloop, de onderzoeksbevindingen en de door de behandelend sector gestelde diagnose zijn consistent met de toedracht van de mishandeling.

7. Welke beperkingen vloei(d)en uit de klachten en/of afwijkingen voort? En wat kunt u in zijn algemeenheid zeggen over de (eventuele) gevolgen van deze beperkingen voor de belastbaarheid van cliënt?

Er zijn gedurende enkele maanden beperkingen geweest ten aanzien van het eten en drinken. Er zijn problemen geweest met de gebithygiëne waardoor er cariës in een verstandskies is opgetreden. De onderste twee verstandskiezen moesten operatief worden verwijderd.

Voor het verwijderen van de verstandskiezen moest uw cliënt worden verwezen naar een kaakchirurg omdat er vanwege de doorgemaakt onderkaakbreuk het osteosynthesemateriaal aanwezig was.

Verder zijn er beperkingen ten aanzien van mentaal en psychisch functioneren, en die duren mogelijk ook nog voort vanwege de verwerkingsproblemen die uw cliënt heeft gekregen, waarvoor zoals voormeld aangegeven een behandeling bij GZ-psycholoog werd gegeven.

8.Wat kunt u zeggen met betrekking tot de belastbaarheid op het gebied van opleiding en/of arbeid, zelfwerkzaamheid, huishoudelijke taken en op het gebied van sport, hobby en recreatie? In hoeverre is deze belastbaarheid aangetast als gevolg van het door het ongeval ontstane letsel?

Uw cliënt is enkele weken uitgevallen voor zijn bijbaantjes en heeft een jaar studievertraging opgelopen.

(…)

Voorafgaand aan het ongeval bestonden er mijn inziens geen aanwijzingen voor relevante pre-existente klachten en afwijkingen.

Er bestonden voor de schadeveroorzakende gebeurtenis bij uw cliënt geen klachten en afwijkingen die uw cliënt thans nog heeft of die de huidige klachten en afwijkingen zouden kunnen verklaren.

10. Is er een medische eindtoestand bereikt? (…)

Voor wat betreft de breuk in de onderkaak lijkt er een medische eindsituatie te zijn bereikt. Wel bevindt er zich in de kaak nog osteosynthesemateriaal dat mogelijkerwijs in de toekomst zou moeten worden verwijderd.

In verband daarmee adviseer ik u om bij de afwikkeling van deze casus een voorbehoud op te nemen voor al die problemen die er zouden kunnen ontstaan indien het osteosynthesemateriaal moet worden verwijderd.

Voor wat betreft de verwerkingsproblemen is het niet helemaal duidelijk of er op dit moment nog restverschijnselen bestaan en welke omvang die hebben.

(…)

Er zijn bij uw cliënt geen klachten of afwijkingen aanwezig, noch bestaat er aanleiding te vermoeden dat uw cliënt, zou de mishandeling hem niet zijn overkomen, met dezelfde klachten en afwijkingen geconfronteerd zou worden. (…)”

3.Het geschil
3.1.
[eiser] vordert samengevat, na eisvermeerdering, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

I. a. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 21.081,54, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dagvaarding met betrekking tot de materiële schade en vanaf het schade-evenement met betrekking tot de immateriële schade;

b. [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de nog niet ingetreden, maar in de toekomst alsnog mogelijke schade door of in verband staande met het verwijderen van het osteosynthesemateriaal uit de mond van [eiser] , met uitstel van de begroting van deze nog niet ingetreden schade op de voet van artikel 6:105 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW);

II. in verband met latere begroting van de nog niet ingetreden schade verwijzing

naar de schadestaatprocedure en

III. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.

3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] jegens hem een onrechtmatige daad heeft gepleegd door hem op 14 maart 2014 te mishandelen. Als gevolg van het handelen van [gedaagde] heeft [eiser] schade geleden en zal hij schade lijden.

Het betreft materiële schade (verlies aan verdienvermogen, studievertraging, medische kosten, reis- en parkeerkosten en overige materiële schade) en immateriële schade (smartengeld). [gedaagde] dient die schade aan [eiser] te vergoeden, aldus [eiser] .

3.3.
[gedaagde] voert verweer.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
4.1.
Tussen partijen staat het onrechtmatig handelen van [gedaagde] vast.

4.2.
De schade die moet worden vergoed op grond van artikel 6:162 BW bestaat uit vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft (artikel 6:95 BW). [eiser] vordert vergoeding van vermogensschade en smartengeld. De verschillende gevorderde schadeposten zullen hierna worden beoordeeld.

Verlies verdienvermogen

4.3.
[eiser] vordert ten eerste een bedrag van € 1.059,88 als verlies aan verdiencapaciteit. Ten tijde van de mishandeling, aldus [eiser] , was hij op basis van een 0-urencontract werkzaam bij de Lidl. Als gevolg van de mishandeling heeft hij gedurende een deel van de maand maart en in de maanden april en mei 2014 niet kunnen werken. Vanaf juni 2014 heeft hij tevergeefs geprobeerd zijn werk te hervatten, waarna hij in september 2014 afscheid heeft genomen van zijn werkgever. De gevorderde bedragen, het gemiddelde salaris van € 227,15 per maand minus het ontvangen salaris, hebben betrekking op de maanden april 2014 tot en met oktober 2014.

4.4.
Het verlies aan verdienvermogen tot en met april 2014 staat naar het oordeel van de kantonrechter in oorzakelijk verband met het incident. Gezien de aard en de ernst van het incident zoals in deze zaak aan de orde, is aannemelijk dat [eiser] in de eerste weken na het incident niet in staat was zijn werk te hervatten. Dit wordt tevens ondersteund door het advies van de medisch adviseur (r.o. 2.7) die tot de conclusie komt dat [eiser] enkele weken is uitgevallen voor zijn bijbaantjes. [gedaagde] voert aan dat aan dit advies geen waarde mag worden gehecht, echter de kantonrechter ziet geen aanleiding om dit advies buiten beschouwing te laten. Dat de medisch adviseur teveel waarde zou hebben gehecht aan de lezing van [eiser] is daartoe onvoldoende. Uit het advies volgt namelijk dat de medisch adviseur kennis heeft genomen van diverse medische stukken. Voor zover [gedaagde] de conclusies van het rapport concreet heeft bestreden zal daarop, voor zover van belang, per gevorderde schadepost worden ingegaan.

4.5.
In het licht van de ernst van de mishandeling en de conclusie van de medisch adviseur dat [eiser] enkele weken na het ongeval is uitgevallen, heeft [gedaagde] zijn verweer dat causaal verband tussen het verlies aan verdienvermogen in de eerste weken na het incident en de mishandeling ontbreekt onvoldoende handen en voeten gegeven. Dat ligt anders ten aanzien van het verlies aan verdienvermogen na april 2014. De enkele stelling van [eiser] dat hij zij werkzaamheden niet (volledig) kon oppakken is, tegenover het verweer van [gedaagde] , niet concreet onderbouwd. In het medisch advies, waarop [eiser] zich beroept, staat niet dat hij gedurende een periode van zes maanden niet kon werken. Integendeel, de medisch adviseur heeft het over enkele weken. Andere stukken die de stelling van [eiser] op dit punt onderbouwen, zijn niet in het geding gebracht. Dat betekent dat de vordering voor zover deze ziet op verlies aan verdienvermogen na april 2014 wordt afgewezen.

[eiser] stelt het verlies over de maand maart (uitgaande van de salarisstrook van april) op een bedrag van € 141,28 en over de maand april (uitgaande van de salarisstrook van mei) op € 226,95. Bij die bedragen is uitgegaan van het gemiddelde salaris van € 227,15 per maand minus de ontvangen bedragen. Deze bedragen, van in totaal € 368,23, worden toegewezen.

Het verweer van [gedaagde] dat bij gebreke van een werkrooster van [eiser] niet vaststaat dat [eiser] het aantal gevorderde uren ook zou hebben gewerkt, wordt gepasseerd. Onder overlegging van meerdere salarisstroken heeft [eiser] in voldoende mate onderbouwd wat zijn gemiddelde salaris was. Bij de begroting van de schade acht de kantonrechter het redelijk daarvan uit te gaan.

4.6.
[eiser] vordert daarnaast een vergoeding wegens verlies aan inkomsten uit zijn werk bij de brandweer. Het verlies aan verdiencapaciteit zal gezien het voorgaande worden beperkt tot en met april 2014. [eiser] heeft diverse salarisstroken in het geding gebracht. Zijn loonstroken lopen, aldus [eiser] , twee maanden achter op het aantal gewerkte uren. De loonstrook van de maand mei heeft derhalve betrekking op de werkzaamheden in de maand maart. Nu [eiser] moet worden geacht de helft van die maand in staat te zijn geweest te werken – de mishandeling vond medio maart 2014 plaats – zal de kantonrechter het verlies aan verdienvermogen over die maand begroten op een bedrag van € 26,40, zijnde de helft van het over die maand gevorderde bedrag. De schade over de maand april wordt aan de hand van de salarisstrook van juni 2014 begroot op een bedrag van € 111,11.

4.7.
Een bedrag van € 479,34 is dan ook toewijsbaar.

Studievertraging

4.8.
[eiser] vordert ter zake van studievertraging een bedrag van € 8.000,00. Het examen voor het onderdeel ‘beveiliger’ vond plaats op 18 maart 2018. Nu het incident plaatsvond op 14 maart 2014 en [eiser] daarna nog vier dagen in het ziekenhuis heeft verbleven tengevolge van het incident, moet de omstandigheid dat [eiser] dit examen niet heeft gemaakt, als een direct gevolg van het incident worden aangemerkt. Ook het niet kunnen doorlopen van het examen op 15 mei 2018, waarvoor [eiser] een oproep had ontvangen, is te beschouwen als een gevolg van het incident. Zoals in het voorgaande al is overwogen was [eiser] tot enkele weken na het ongeval niet in staat tot het verrichten van werkzaamheden. De kantonrechter acht aannemelijk dat [eiser] zich in de gegeven omstandigheden in die periode evenmin in voldoende mate kon voorbereiden op zijn examens. Daarbij speelt ook de ernst van het ongeval mee en de gevolgen daarvan voor [eiser] . [eiser] kon de eerste weken na het ongeval enkel vloeibaar eten. Uit de brief van de onderwijsinstelling waaraan [eiser] zijn opleiding volgde (r.o. 2.3), blijkt dat de eerstvolgende gelegenheid om het examen af te leggen, in het volgende studiejaar was gelegen. Daarmee acht de kantonrechter aannemelijk dat de studievertraging overwegend het gevolg is van het incident. [gedaagde] voert aan dat niet vaststaat dat [eiser] de examens zou hebben gehaald, echter die onzekerheid dient in de gegeven omstandigheden en gelet op de normoverschrijding door [gedaagde] voor rekening en risico te komen van [gedaagde] .

Als onweersproken gelaten zal het bedrag van € 8.000, dat [eiser] heeft berekend aan de hand van ‘De Letselschade Richtlijn Studievertraging’, worden toegewezen.

Medische kosten

4.9.
De gevorderde daggeldvergoeding van € 112,00 wegens het verblijf in het ziekenhuis en het eigen risico van € 367,84 heeft [eiser] reeds gevorderd in de strafprocedure en die kosten zijn toegewezen. Die posten zijn dan ook niet meer toewijsbaar in deze procedure.

4.10.
[eiser] vordert daarnaast een bedrag van € 72,42 voor medicijnen en € 403,49 voor psychologische en tandheelkundige zorg over het jaar 2015.

4.11.
Tegenover de betwisting van de gemaakte kosten voor medicijnen heeft [eiser] zijn vordering niet concreet onderbouwd. Het had voor de hand gelegen dat [eiser] stukken in het geding zou hebben gebracht waaruit die kosten zouden blijken. Dat heeft hij niet gedaan. Bij gebreke van enige onderbouwing wordt de vordering ten aanzien van de vergoeding van medicijnen afgewezen.

4.12.
De vordering wordt voor het overige toegewezen. [gedaagde] betwist het bestaan van causaal verband tussen de tandheelkundige zorg in 2015 en het incident. De kantonrechter overweegt dat als gevolg van het incident een breuk is opgetreden aan de linkerzijde van de kaak van [eiser] . [eiser] is in verband daarmee geopereerd. Daarbij is een plaat met schroefjes geplaatst. Dat [eiser] daardoor ten minste enige weken na het ongeval slechts beperkt zijn gebit kon verzorgen, is niet bestreden. Ook de medisch adviseur heeft geconcludeerd dat uit de ongevalsgerelateerde klachten een beperking is voortgevloeid met betrekking tot de hygiëne van het gebit. Dat [eiser] vervolgens verschillende problemen heeft ondervonden aan zijn gebit, acht de kantonrechter voldoende toegelicht. Die gevolgen moeten worden toegeschreven aan het incident. De kosten die [eiser] heeft voldaan in verband met die gevolgen en die niet zijn vergoed door de zorgverzekeraar, komen dan ook voor rekening van [gedaagde] . [gedaagde] heeft onvoldoende gesteld ter staving van zijn beroep op schending van de schadebeperkingsplicht door [eiser] , zodat dat beroep faalt. In de stukken staat weliswaar dat sprake is van een slechte mondhygiëne en dat aan [eiser] poetsinstructies zijn gegeven, echter dat dit (mede) heeft geleid tot de tandheelkundige zorg die aan [eiser] is verleend in 2015, is op basis van de gegevens in deze procedure niet komen vast te staan. Hierbij neemt de kantonrechter tevens in overweging dat het [gedaagde] is geweest die [eiser] in de positie heeft gebracht dat hij problemen heeft gekregen met zijn kaak en gebit. Voor zover niet kan worden vastgesteld of de gebitsproblemen mede kunnen worden toegeschreven aan een slechte gebitshygiëne, dient de onzekerheid daarover in de gegeven omstandigheden voor rekening van [gedaagde] te komen.

Reis- en parkeerkosten

4.13.
Nu de gevorderde reis- en parkeerkosten (€ 172,71) niet zijn weersproken, zullen deze worden toegewezen onder aftrek van een bedrag van € 100,00, welk bedrag al in de strafprocedure is toegewezen. In totaal wordt een bedrag van € 72,71 toegewezen.

Overige materiële schade

4.14.
De gevorderde kosten van de kaartjes voor een theatervoorstelling (€ 29,50) worden afgewezen nu in de strafprocedure de vordering op dat punt al is toegewezen.

4.15.
[eiser] vordert de kosten van het medisch advies van € 406,56. Het advies is uitgebracht om de omvang van het letsel van [eiser] in kaart te brengen, aldus [eiser] .

De kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert dienen te worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW. [eiser] heeft aanspraak op vergoeding van die kosten voor zover het redelijke kosten betreft. Gelet op de vastgestelde normoverschrijding door [gedaagde] worden de kosten als redelijk aangemerkt, temeer nu, zoals uit de overwegingen van de kantonrechter volgt, de te vergoeden schade nog niet geheel is vergoed en [gedaagde] tot op heden niet bereid is gebleken meer schade te vergoeden dan hij reeds heeft gedaan. Onder die omstandigheden is het alleszins redelijk dat ter onderbouwing van de schade een medisch advies wordt gevraagd. Het medisch advies omvat meer dan enkel een samenvatting van het dossier, zoals [gedaagde] betoogt, zodat de kantonrechter [gedaagde] niet volgt in zijn stelling dat het medisch advies geen meerwaarde heeft. Nu de hoogte van de kosten niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.

Smartengeld

4.16.
Over het door [eiser] gevorderde bedrag aan smartengeld van in totaal € 10.000,00 wordt als volgt geoordeeld. Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] niet heeft onderbouwd dat hij psychisch letsel heeft en, zo daarvan sprake is, dat tussen dat letsel en het incident geen causaal verband bestaat, slaagt niet. Uit de brief van de psycholoog van 31 oktober 2016 (r.o. 2.6) volgt dat [eiser] psychische problemen heeft gehad en dat hij daarvoor is behandeld. Het psychisch letsel staat daarmee vast. In de brief van de psycholoog staat dat enkele sessies hebben plaatsgevonden met EMDR naar aanleiding van een traumatische gebeurtenis waarbij [eiser] fysiek is mishandeld. In het medisch advies staat verder dat gespecialiseerde psychologische hulp noodzakelijk was wegens verwerkingsproblemen die het gevolg waren van het incident. De klachten, het klachtenverloop, de onderzoeksbevindingen en de door de behandeld sector gestelde diagnose zijn consistent met de toedracht van de mishandeling, aldus het medisch advies. De kantonrechter acht gelet op de brief van de psycholoog en het medisch advies aannemelijk dat het psychisch letsel het gevolg is van het incident. Daarbij betrekt de kantonrechter dat [eiser] als gevolg van de mishandeling buiten bewustzijn is geraakt, dat hij enkele dagen opgenomen is geweest in het ziekenhuis en dat hij vervolgens te kampen heeft gehad met de problemen aan zijn kaak/gebit. Aannemelijk is dat [eiser] daarvan ook op psychisch vlak de gevolgen heeft ondervonden. [eiser] heeft verder concreet beschreven in welke zin hij problemen heeft ondervonden na de mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij bemerkte dat het incident gevolgen heeft gehad voor de wijze waarop hij met andere personen omgaat en dat hij ook bij zijn werkzaamheden problemen heeft ondervonden in de omgang met mensen. Dat heeft hem doen besluiten om enige tijd na het incident psychische hulp te zoeken. Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat [eiser] lichamelijk letsel heeft opgelopen en op andere wijze in zijn persoon is aangetast doordat hij een psychische beschadiging heeft opgelopen als gevolg van de mishandeling. Daarom maakt hij aanspraak op smartengeld op grond van artikel 6:106 BW.

Dat de psycholoog schrijft over ‘een aantal traumatische gebeurtenissen’ kan geen reden zijn om te concluderen dat het letsel niet meer in oorzakelijk verband staat tot het incident. De kantonrechter heeft geen aanwijzing dat, de mishandeling weggedacht, [eiser] ook dan psychische hulp zou hebben gezocht. Dit wordt onderschreven door het medisch advies. Verder past bij een normoverschrijding als de onderhavige een ruime toerekening.

4.17.
De kantonrechter heeft bij de begroting van smartengeld de vrijheid rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. Daarbij wordt acht geslagen op bedragen die in vergelijkbare gevallen door de rechter zijn toegekend. [eiser] heeft als gevolg van de mishandeling lichamelijk letsel opgelopen. Daarnaast is door de mishandeling een psychische beschadiging opgetreden. In zijn dagelijks functioneren heeft [eiser] belemmeringen ondervonden als gevolg van het ongeval. Ook heeft hij studievertraging opgelopen. Verder weegt de kantonrechter mee dat [eiser] thans niet onder behandeling van een arts staat en dat, aldus het medisch advies, ten aanzien van het letsel aan de onderkaak een medische eindsituatie lijkt te zijn bereikt. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat een bedrag aan smartengeld van € 2.500,00 in overeenstemming is met het leed dat [eiser] heeft ondervonden en met eerdere uitspraken van rechters. In de strafprocedure is ter zake van smartengeld al een bedrag van € 750,00 toegewezen, zodat een resterend bedrag van € 1.750,00 in deze procedure toewijsbaar is.

Toekomstige schade

4.18.
[eiser] stelt dat hij in de toekomst mogelijk schade zal lijden door, of in verband staande met, het verwijderen van het osteosynthesemateriaal uit zijn mond. Hij heeft zijn stelling op dat punt echter onvoldoende onderbouwd. Op dit moment wordt [eiser] niet behandeld voor problemen met zijn gebit of kaak. Volgens de medisch adviseur lijkt een medische eindsituatie te zijn bereikt. Mogelijk dient er nog osteosynthesemateriaal te worden verwijderd. Het enkele feit dat mogelijk materiaal moet worden verwijderd, acht de kantonrechter te onzeker voor toewijzing van de vordering op basis van artikel 6:105 BW. Bij gebreke van een nadere onderbouwing waaruit blijkt dat met voldoende mate van zekerheid de gevorderde schade zal intreden, zal de vordering worden afgewezen.

Slotsom en rente

4.19.
De volgende bedragen zullen worden toegewezen:

- Verlies verdienvermogen: € 479,34

- Studievertraging € 8.000,00

- Medische kosten € 403,49

- Reis- en parkeerkosten € 72,71

- Kosten medisch advies € 406,56

- Smartengeld € 1.750,00

Totaal € 11.111,60

ECLI:NL:RBAMS:2018:4196