Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 150915 begroting verlies verdienvermogen zelfstandig stratenmaker over periode tot hartfalen

Hof Arnhem-Leeuwarden 150915 internetonderzoek niet onrechtmatig; opzet misleiding niet aangetoond; verzekeraar heeft € 81.319,60 onverschuldigd betaald;
- begroting verlies verdienvermogen zelfstandig stratenmaker over periode tot hartfalen

in vervolg op: rb-almelo-211211-als-gevolg-van-ongeval-niets-meer-kunnen-lijkt-nogal-mee-te-vallen-onverschuldig-betaalde-schadevergoeding

Verlies verdienvermogen

4.43.
Bij het begroten van een schade als deze moet rekening worden gehouden met een redelijke verwachting over toekomstige ontwikkelingen. De rechter dient bij die schadebegroting de goede en kwade kansen met betrekking tot de loopbaan van de benadeelde in te schatten.

4.44.
Ten tijde van het ongeval was [appellant] ruim 56 jaar. Hij was bekend met COPD. In oktober 2004 is hij voor ernstige hartklachten onder behandeling gekomen van een cardioloog en in verband daarmee is hij op 14 maart 2005, twee jaar na het ongeval, geopereerd en zijn vijf bypasses aangebracht. Die hartklachten zijn niet door het ongeval veroorzaakt, althans daarvoor zijn in dit dossier geen feitelijke aanknopingspunten. De hartklachten zouden, het ongeval weggedacht, over een zekere periode eveneens arbeidsongeschiktheid hebben veroorzaakt. Deze schade kan ex artikel 6:98 BW dan ook niet worden toegerekend aan Aegon. Dat betekent dat het verlies verdienvermogen over de periode dat ook de hartklachten tot arbeidsongeschiktheid zouden hebben geleid, voor rekening van [appellant] blijft (vergelijk HR 2 februari 1990, ECLI:NL:HR:1990:AB7897).

4.45.
Uit het rapport van [R] d.d. 14 oktober 2009 (productie 10 bij inleidende dagvaarding) blijkt dat de revalidatiebehandeling ten aanzien van de hartproblematiek is beëindigd in november 2005. Uit het rapport van [A] d.d. 21 maart 2006 blijkt dat [appellant] in januari 2006 in verband met zijn hartklachten nog onder controle was van een revalidatie-arts. Rekening houdend met een uitloopperiode schat het hof de periode dat [appellant] als gevolg van het hartfalen arbeidsongeschikt zou zijn geweest op een jaar. Gedurende deze periode is het verlies van verdienvermogen dan voor zijn eigen rekening. Voor de periode daarna is het hof van oordeel dat [appellant] - het ongeval weggedacht - wel in zijn bedrijf zou zijn gaan werken, maar niet meer in het uitvoerende werk als stratenmaker. Het ongeval weggedacht zou [appellant] dan na zijn revalidatie als gevolg van de hartoperatie - vanaf maart 2006 - immers 59 jaar oud zijn geweest, bekend met COPD en hartpatiënt. Uit het rapport van arbeidsdeskundige [C] (productie 6 bij inleidende dagvaarding) blijkt dat ook in situatie 2, de situatie waarin het ongeval wel wordt weggedacht maar het hartfalen niet, [appellant] in enige mate beperkt zou zijn geweest, met name ten aanzien van het frequent buigen en het frequent zware lasten dragen tijdens het werk. Uit het rapport van Van Dalen &Van der Eijk (productie 32 bij inleidende dagvaarding, p. 9-10), blijkt dat het aantal strakenmakers ouder dan 55 jaar in 2008 een percentage bedroeg van 9,1%. Onder die omstandigheden acht het hof het, in zoverre afwijkend van het rapport van [C], aannemelijk dat het fysiek zware beroep van stratenmaken voor [appellant] - 59 jaar oud en in enigerlei mate beperkt door COPD en hartklachen - te zwaar zou zijn geworden en dat hij zich tot aan zijn pensioen zou hebben toegelegd op acquisitie en sponsoring alsmede administratieve taken binnen zijn bedrijf. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat [appellant] ook na het ongeval in staat was tot het verrichten van acquisitiewerkzaamheden en administratieve werkzaamheden. [appellant] organiseerde immers de clinic met [K], deed mee met tourtochten van de wielerclub, was nog - zij het minder dan voorheen - actief bij voetbalclub Heracles en was in staat om jaarlijks naar Curaçao te reizen, alsmede op wintersport te gaan. Het hof ziet niet in - in zoverre rekening houdend met de beperkte bruikbaarheid van de deskundigenberichten gezien het onderpresteren van [appellant] (ook jegens de deskundigen in de anamnese) - dat [appellant] dan niet óók in staat zou zijn geweest tot het verrichten van fysiek niet zwaar belastende acquisitiewerkzaamheden en administratieve werkzaamheden. Over de periode na maart 2006 heeft [appellant] dan ook geen schade geleden wegens verlies van verdienvermogen. Hij was immers, zo oordeelt het hof, tot de werkzaamheden in staat die hij ook zonder ongeval zou hebben verricht.

4.46.
Dat betekent dat het hof - met de rechtbank - van oordeel is dat het verlies van verdienvermogen dient te worden begroot over de periode van het ongeval (4 december 2003) tot 14 maart 2005 (de uitval wegens hartklachten). Het betreft een periode van ongeveer 16 maanden. Bij de begroting van dit verlies van verdienvermogen zal het hof aansluiten bij het rapport van Van Dalen & Van der Eijk. Uit dit rapport blijkt dat de netto schade over 2004 € 11.207,00 bedraagt en over 2005 € 8.617. Het hof begroot de schade over de periode van 1 januari 2005 tot 14 maart 2005 op 73/365 x € 8.617 = € 1.723,40. De schade wegens verlies van verdienvermogen over de periode 4 december 2003 tot en met 31 december 2003 wordt ex aequo et bono begroot op € 750,00. De totale schade wegens verlies van verdienvermogen bedraagt dus € 13.680,40.

ECLI:NL:GHARL:2015:6816