Rb Middelburg 010306 slachtoffer vordert waardeverlies van aandelen na faillissement bv
- Meer over dit onderwerp:
Rb Middelburg 01-03-06 slachtoffer vordert waardeverlies van aandelen na (niet ongevalsgerelateerd) faillissement eigen BV. afgewezen
4.1 De vordering van [eiser] moet in al haar varianten worden afgewezen. De grondslag van zijn vordering is steeds de schade die hij stelt te lijden of te hebben geleden in de vorm van waardeverlies van zijn aandelen in de vennootschap. Zonder ongeval, zo stelt [eiser] en daaruit voortvloeiende arbeidsongeschiktheid zou het bedrijf in ieder geval gedurende een zekere periode een hogere winst hebben gerealiseerd, waardoor zijn aandelen meer waard zouden zijn geweest. Wat hiervan ook zij; aangezien het bedrijf thans failliet is en als onweersproken vaststaat dat het faillissement door opheffing zal eindigen en de vennootschap wordt beëindigd, zijn de aandelen in het bedrijf, voor zover het thans nog bestaat, in ieder geval nu niets meer waard. [eiser] heeft gesteld dat het faillissement niet samenhangt met het ongeval. Dit betekent dat ook indien het ongeval niet had plaatsgevonden het bedrijf in een faillissement zou zijn geëindigd en de waarde van de aandelen van [eiser] nihil zou zijn geweest. Voor dit waardeverlies is ZLM niet aansprakelijk te houden.
Tussentijds waardeverlies is geen op geld waardeerbare vermogensschade. De waarde van de aandelen gaat steeds op en neer, afhankelijk van de vermogenspositie van de vennootschap. Ook al zou de vermogenspositie tijdelijk nadelig zijn beïnvloed door de verminderde inzetbaarheid van [eiser] ten gevolge van het ongeval, dan leidt dit niet tot voor vergoeding in aanmerking komende vermogensschade.
4.2 Gelet op hetgeen hierboven is overwogen behoeft het debat tussen partijen voor het overige geen beoordeling meer. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. LJN AY7317
4.1 De vordering van [eiser] moet in al haar varianten worden afgewezen. De grondslag van zijn vordering is steeds de schade die hij stelt te lijden of te hebben geleden in de vorm van waardeverlies van zijn aandelen in de vennootschap. Zonder ongeval, zo stelt [eiser] en daaruit voortvloeiende arbeidsongeschiktheid zou het bedrijf in ieder geval gedurende een zekere periode een hogere winst hebben gerealiseerd, waardoor zijn aandelen meer waard zouden zijn geweest. Wat hiervan ook zij; aangezien het bedrijf thans failliet is en als onweersproken vaststaat dat het faillissement door opheffing zal eindigen en de vennootschap wordt beëindigd, zijn de aandelen in het bedrijf, voor zover het thans nog bestaat, in ieder geval nu niets meer waard. [eiser] heeft gesteld dat het faillissement niet samenhangt met het ongeval. Dit betekent dat ook indien het ongeval niet had plaatsgevonden het bedrijf in een faillissement zou zijn geëindigd en de waarde van de aandelen van [eiser] nihil zou zijn geweest. Voor dit waardeverlies is ZLM niet aansprakelijk te houden.
Tussentijds waardeverlies is geen op geld waardeerbare vermogensschade. De waarde van de aandelen gaat steeds op en neer, afhankelijk van de vermogenspositie van de vennootschap. Ook al zou de vermogenspositie tijdelijk nadelig zijn beïnvloed door de verminderde inzetbaarheid van [eiser] ten gevolge van het ongeval, dan leidt dit niet tot voor vergoeding in aanmerking komende vermogensschade.
4.2 Gelet op hetgeen hierboven is overwogen behoeft het debat tussen partijen voor het overige geen beoordeling meer. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. LJN AY7317