RBROT 120325 samenloop WAM/Werkmaterieel- en werk-/landbouwmaterieelverzekering na ongeval met graafmachine; bijdrage tot maximaal verzekerde som, cf. methode Wansink
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 120325 samenloop WAM/Werkmaterieel- en werk-/landbouwmaterieelverzekering na ongeval met graafmachine; bijdrage tot maximaal verzekerde som, cf. methode Wansink
2De zaak in het kort
Tussen verzekeraars NN en Allianz is in geschil wie van hen (voor welk deel) moet opkomen voor de letselschade van een zzp’er, die door werkzaamheden met een graafmachine gewond is geraakt. Bij NN was door de eigenaar van de graafmachine een werk-/landbouwmaterieelverzekering afgesloten. Bij Allianz had de aannemer voor de graafmachine een WAM/Werkmaterieelverzekering afgesloten. NN stelt dat zich een samenloop van verzekeringen als bedoeld in artikel 7:961 BW voordoet en dat Allianz overeenkomstig dit wetsartikel naar evenredigheid van de bedragen waarvoor elk van beiden door het slachtoffer had kunnen worden aangesproken, zal bijdragen. Allianz is het daar niet mee eens en voert daarnaast het verweer dat haar bijdrage lager is dan door NN gesteld omdat de door haar verzekerde som gemaximeerd is tot € 100.000.
De rechtbank stelt NN in het gelijk waar zij stelt dat sprake is van de in artikel 7:961 BW bedoelde samenloop. Op het punt van de maximering van de verzekerde som is de rechtbank het eens met Allianz. De vorderingen van NN worden daarom slechts gedeeltelijk toegewezen. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
3De feiten
3.1.
Bij rioolwerkzaamheden in Amsterdam op 28 augustus 2017 is [persoon A] een ongeluk overkomen door een graafmachine, waardoor hij ernstig letsel heeft opgelopen aan zijn rechteronderarm, -hand en -pols. [persoon A] was als zzp’er werkzaam voor [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), het aannemingsbedrijf dat de rioolwerkzaamheden uitvoerde.
3.2.
[bedrijf 1] had de graafmachine tezamen met een machinist, zzp’er [persoon B] (hierna: [persoon B] ), ‘gehuurd’ van [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) op basis van een ‘overeenkomst inhuur materieel en manuren’. [bedrijf 2] was eigenaar van de graafmachine. De graafmachine werd ten tijde van het ongeluk bestuurd door [persoon B] .
3.3.
[bedrijf 2] had bij NN een werk-/landbouwmaterieelverzekering (hierna ook: de WLM-verzekering) afgesloten, waarvan NN 100% risicodrager is. De verzekerde som voor personenschade onder de WLM-verzekering bedraagt € 5.600.000,- met een eigen risico van € 500,-. De polisvoorwaarden van de WLM-verzekering bepalen in artikel 1.3 onder b dat als verzekerden worden aangemerkt “eigenaar, houder, bezitter, gebruiker en bestuurder van het object”. “Het object” is volgens het polisblad van de WLM-verzekering de graafmachine.
3.4.
[bedrijf 1] had zowel voor “eigen werkmaterieel” als voor “werkmaterieel van derden” bij Allianz een zogenoemde Bouwend Nederland Infra WAM/Werkmaterieelverzekering (hierna ook: de WAM/Werkmaterieelverzekering) afgesloten. Van deze verzekering zijn Allianz en NN elk voor 50% risicodrager.
3.5.
Het polisblad van de WAM/Werkmaterieelverzekering vermeldt als verzekerde bedragen: € 5.600.000,- per gebeurtenis inzake schade aan personen “door eigen niet-gekentekend werkmaterieel” en € 100.000,- per gebeurtenis inzake schade aan personen “door niet-gekentekend werkmaterieel van derden”, met een eigen risico per gebeurtenis van € 1.500,- voor bovengrondse schade en € 2.350,- voor ondergrondse schade.
3.6.
Op het polisblad van de WAM/Werkmaterieelverzekering worden als de verzekerde objecten gedefinieerd:
“Verzekerde objecten Eigen werkmaterieel
Een en ander volgens polisvoorwaarden artikel 2.2.
Werkmaterieel derden
Een en ander volgens polisvoorwaarden artikel 4.3”
3.7.
De polisvoorwaarden van de WAM/Werkmaterieelverzekering luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
Art. 2 Definities
2.1
Verzekerde(n)
a. het Bouwend Nederland-lid die volgens het verzekeringsbewijs uitdrukkelijk door verzekeraars als verzekerde is aanvaard (…)
b. de gebruikers zoals o.m. huurder, houder, bezitter, exploitant, opdrachtgever (*)
c. de eigenaar (voor zover het object in huurkoop, lease of iets dergelijks is verkregen)
d. de bestuurder, machinist en de passagiers van de verzekerde objecten
De werkgever van de in dit artikel genoemde personen indien deze als zodanig aansprakelijk is, voor de door hem veroorzaakte schade.
De verzekerden worden ten opzichte van elkaar en onderling als derden beschouwd.
(…).
(*) De onder b genoemde meeverzekerden zijn uitsluitend verzekerd indien en voorover de onder a genoemde verzekerde een in het polisblad genoemde verzekerde voor of na een schade hiertoe schriftelijk toestemming verleent.
2.2
Verzekerde objecten
Niet-gekentekende motorrijtuigen (eigendom van verzekerde, geleasd, in huurkoop e.d.), exclusief bromfietsen, hierna te noemen: verzekerde objecten.
(…)
Inzake werkmaterieel van derden is in art.4.3 een aanvullende dekking opgenomen.
Art. 3 Omschrijving van de dekking
De verzekering dekt de aansprakelijkheid van verzekerden wegens schade aan personen en/of zaken (w.o. ook te verstaan dieren) evenals de daaruit voortvloeiende schade toegebracht binnen Europa met of door:
3.1
het verzekerde object;
(…)
Art. 4 Uitbreiding van de dekking
(…)
4.3
Werkmaterieel van derden
4.3.1
Deze verzekering dekt tevens de aansprakelijkheid van de verzekerde wegens schade aan personen en/of zaken toegebracht binnen Europa met of door in het kader van werkzaamheden van de in art.2.2 genoemde verzekerden gebruikte niet gekentekende motorvoertuigen (exclusief bromfietsen) van derden, met dien verstande dat:
4.3.1.1 het verzekerd maximum in afwijking van art.5 € 100.000,-- per gebeurtenis bedraagt en de vergoedingen conform artt.5.1 t/m 5.5 onderdeel uitmaken van het verzekerd maximum (…)”
3.8.
Toen [persoon A] vergoeding van zijn schade van haar vorderde, heeft NN de schade in behandeling genomen op de door [bedrijf 2] bij haar afgesloten WLM-verzekering.
4De vordering en het verweer
4.1.
NN vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-
zal verklaren voor recht dat de schade van [persoon A] zowel op de WLM-verzekering van NN als op de WAM/Werkmaterieelverzekering van Allianz is gedekt ex artikel 7:961 BW en dat NN op basis daarvan een vorderingsrecht heeft op Allianz;
-
zal verklaren voor recht dat de hoogte van het vorderingsrecht van NN op Allianz ex artikel 7:961 lid 3 BW moet worden vastgesteld aan de hand van de zogenaamde methode Wansink,
met veroordeling van Allianz in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de nakosten onder de bepaling dat Allianz wettelijke rente verschuldigd is over deze kosten wanneer zij deze niet binnen veertien dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis heeft voldaan.
4.2.
NN baseert haar vordering op de volgende stellingen. Er is sprake van samenloop van de verzekeringen bij NN en Allianz als in artikel 7:961 BW bedoeld. Partijen zijn het erover eens dat de bestuurder van de graafmachine, [persoon B] , aansprakelijk is voor de schade van [persoon A] . De beide polissen dekken die aansprakelijkheid. Ook de aansprakelijkheid van [bedrijf 1] (op grond van artikel 6:170 BW) is onder beide verzekeringen gedekt. Ook Allianz moet dus opkomen voor de schade van [persoon A] en daarom heeft NN een vorderingsrecht op Allianz.
4.3.
Allianz concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van NN in de kosten van de procedure met de verplichting dat zij de nakosten en wettelijke rente daarover verschuldigd zal zijn als zij deze niet binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis heeft betaald. Op het verweer van Allianz gaat de rechtbank hierna, waar nodig, nader in.
5De beoordeling
Rechtsmacht
5.1.
Omdat Allianz statutair gevestigd is in België, rijst de vraag of de rechtbank bevoegd is. Dat is het geval, omdat de rechtsbetrekking tussen partijen ter vrije bepaling van partijen staat en Allianz in de procedure is verschenen zonder de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te betwisten (zie artikel 26 Brussel I bis-Verordening).
Toepasselijk recht
5.2.
In zowel de polisvoorwaarden van de WLM-verzekering als de polisvoorwaarden van de WAM/Werkmaterieelverzekering is opgenomen dat Nederlands recht van toepassing is op de verzekeringsovereenkomsten. Hoewel de verzekeringsovereenkomsten niet tussen de partijen in deze procedure zijn gesloten en een rechtskeuze in de polisvoorwaarden dus niet de rechtsverhouding tussen partijen bepaalt, past de rechtbank Nederlands recht toe omdat partijen in hun processtukken consequent verwijzen naar Nederlandse wetsartikelen en jurisprudentie. Zij hebben hiermee een rechtskeuze in de zin van artikel 14 lid 1 en onder a van de Rome II-verordening gemaakt.
Samenloop van verzekeringen (artikel 7:961 BW)
5.3.
Samenloop van verzekeringen doet zich voor als eenzelfde belang voor dezelfde periode, tegen hetzelfde gevaar en ten behoeve van dezelfde verzekerde onder meer dan één verzekering is gedekt. Artikel 7:961 BW heeft als uitgangspunt dat de verzekerde elk van de betrokken verzekeraars had kunnen aanspreken. Dat is in deze zaak het geval.
5.4.
Zowel de WLM-verzekering als de WAM/Werkmaterieelverzekering zijn aansprakelijkheidsverzekeringen. [persoon A] kon NN aanspreken omdat [persoon B] de schade van [persoon A] had veroorzaakt en onder de WLM-verzekering als “bestuurder van het object”, de graafmachine, verzekerd is. Op grond van artikel 7:954 BW kon [persoon A] NN rechtstreeks tot vergoeding van zijn letselschade aanspreken. [persoon A] zou ook Allianz hebben kunnen aanspreken tot vergoeding van zijn schade. Tussen partijen is niet in geschil dat [persoon B] aansprakelijk is voor de door het ongeval met [persoon A] veroorzaakte letselschade. [persoon B] is ook onder de polis van Allianz verzekerd als bestuurder van de graafmachine, die als een “verzekerd object” in de polisvoorwaarden kwalificeert.
5.5.
Het verweer van Allianz dat [persoon A] niet als zodanig onder haar verzekering is gedekt, treft geen doel, aangezien [persoon B] wel onder haar verzekering verzekerd is en [persoon A] rechtstreeks van Allianz betaling van zijn letselschade kon verlangen (art. 7:954 BW).
5.6.
Voor samenloop als bedoeld in artikel 7:961 BW is, anders dan Allianz aanvoert, niet vereist dat NN aan [persoon B] of namens [persoon B] aan [persoon A] uitkering heeft gedaan. Het verweer van Allianz dat [persoon A] [persoon B] niet aansprakelijk heeft gesteld en dat NN aan [persoon A] uitkeringen heeft gedaan omdat [persoon A] [bedrijf 2] aansprakelijk zou hebben gesteld, doet voor de vraag of sprake is van samenloop van verzekeringen als bedoeld in artikel 7:961 niet ter zake. Waar het, zoals al gezegd, bij artikel 7:961 BW op aankomt, is dat hetzelfde belang van dezelfde verzekerde onder meerdere polissen is gedekt, en die situatie doet zich hier voor omdat beide verzekeringen dekking geven in het geval van aansprakelijkheid van [persoon B] .
Belang van NN bij vordering
5.7.
Allianz heeft nog aangevoerd dat NN geen belang heeft bij haar vordering omdat Allianz regres kan nemen (op NN of haar verzekeringnemer [bedrijf 2] ) voor het bedrag dat zij aan NN zou moeten betalen op grond van artikel 6:102 lid 1 BW, gelet op de contractuele afspraken die daarover tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn gemaakt, en artikel 6:170 lid 3 BW, voor zover wordt uitgekeerd op grond van aansprakelijkheid van [persoon B] . NN bestrijdt dit. NN wijst erop dat Allianz niet subrogeert in de rechten van de verzekerde wanneer zij op grond van de verzekeringsrechtelijke samenloop aan NN moet betalen.
5.8.
Het standpunt van NN is juist. De uitkeringsplichten van de afzonderlijke verzekeraars vormen geen hoofdelijke verbintenissen, aangezien aan geen van de in artikel 6:6 lid 2 BW opgenomen vereisten is voldaan en artikel 6:102 BW toepassing mist. Evenmin wordt de verzekeraar die heeft betaald, gesubrogeerd in de rechten van de verzekerde. Daarom regelt lid 3 van artikel 7:961 BW het onderling verhaal afzonderlijk.
5.9.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de onder 1 gevorderde verklaring voor recht kan worden gegeven.
De verzekerde som onder de WAM/Werkmaterieelverzekering is gemaximeerd
5.10.
Tegen de onder 2 gevorderde verklaring voor recht heeft Allianz ten slotte in zoverre verweer gevoerd dat onder haar polis maximaal € 100.000,- verzekerd is. Zij verwijst daarvoor naar de artikelen 4.3.1 en 4.3.1.1 van de polisvoorwaarden van de WAM/Werkmaterieelverzekering en de omschrijving op het polisblad. De door [bedrijf 1] gebruikte graafmachine was niet van haar, maar door haar gehuurd van eigenaar [bedrijf 2] . De graafmachine was dus geen “eigen werkmaterieel”, maar “werkmaterieel van derden” en daarom is de vergoedingsplicht van Allianz (naast die van NN als mede 50% risicodrager) maximaal € 100.000,-.
5.11.
NN ziet dat anders. Volgens haar valt de graafmachine onder de in artikel 2.2 van de polisvoorwaarden van de WAM/Werkmaterieelverzekering van Allianz genoemde verzekerde objecten en is de huur door [bedrijf 1] van de graafmachine van [bedrijf 2] gelijk te stellen aan de in dat artikel genoemde leaseconstructie, waarbij sprake is van een operational lease. Er is volgens NN dus geen sprake van een object van een derde als bedoeld in artikel 4.3 van de polisvoorwaarden: de graafmachine was op de bouwplaats intensief en uitsluitend in gebruik bij [bedrijf 1] . Aan artikel 4.3 van de polisvoorwaarden van de Allianz-polis, dat een uitbreiding van de dekking behelst, wordt dan ook niet toegekomen en de verzekerde som is dan ook niet gemaximeerd tot € 100.000,-, aldus NN.
5.12.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.13.
Het gaat hier om de uitleg van de bepalingen op het aan [bedrijf 1] verstrekte polisblad tezamen met de toepasselijke polisvoorwaarden van de WAM/Werkmaterieelverzekering, specifiek de artikelen 2.1, 2.2 en 4.3 (4.3.1). Het antwoord op de vraag hoe die bepalingen moeten worden uitgelegd is met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de betreffende bepalingen zijn gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting, omdat gesteld noch gebleken is dat over de betreffende bepalingen is onderhandeld.
5.14.
Op het aan [bedrijf 1] verstrekte polisblad wordt vermeld dat voor twee typen “Verzekerde objecten” dekking wordt verleend, namelijk voor: a) “eigen werkmaterieel”, een en ander volgens artikel 2.2 van de polisvoorwaarden en b) “werkmaterieel derden”, een en ander volgens polisvoorwaarden artikel 4.3. Voor schade toegebracht aan personen door het “eigen werkmaterieel” geldt, zoals op het polisblad wordt vermeld, een maximale verzekerde som van € 5.600.000,- per gebeurtenis, en voor schade door “werkmaterieel van derden” geldt een maximale verzekerde som van € 100.000,- per gebeurtenis. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen goede reden om “eigen werkmaterieel” anders op te vatten dan als werkmaterieel dat in eigendom is bij degene op wiens naam de polis is gesteld, in dit geval verzekeringnemer [bedrijf 1] , en om de woorden “werkmaterieel (van) derden” te begrijpen als werkmaterieel dat in eigendom is bij derden, dus anderen dan [bedrijf 1] .
5.15.
De op de WAM/Werkmaterieelverzekering toepasselijke polisvoorwaarden leiden niet tot een andere conclusie. De rechtbank kan in zoverre met NN meegaan dat artikel 2.2 van de polisvoorwaarden van de WAM/Werkmaterieelverzekering op het eerste gezicht niet alleen betrekking lijkt te hebben op het werkmaterieel dat [bedrijf 1] zelf in eigendom heeft, maar ook op werkmaterieel dat zij van derden heeft geleased of in huurkoop heeft, gezien de toevoeging “(eigendom van verzekerde, geleasd, in huurkoop e.d.)”. In zoverre is deze tekst van die polisbepaling onduidelijk en op zichzelf bezien misschien ook wel verwarrend. Dat is echter toch geen goed argument om de tekst op het polisblad anders uit te leggen dan hiervoor is vermeld. Het doet namelijk geen afbreuk aan het gegeven dat volgens het polisblad “eigen werkmaterieel” is verzekerd tot een bedrag van € 5.600.000,- per gebeurtenis en dat naar gewoon spraakgebruik “eigen werkmaterieel” moet worden begrepen als het werkmaterieel dat eigendom van de verzekeringnemer is. De terminologie die in de uitbreiding van de dekking van de verzekering in artikel 4.3.1 van de polisvoorwaarden wordt gebruikt, geeft steun aan deze uitleg. De verzekering beoogt blijkens deze bepaling óók dekking te verlenen voor “werkmaterieel van derden”, dus voor werkmaterieel dat eigendom van derden is, zij het dat dan een lagere verzekerde som geldt van € 100.000,-. De kennelijke achtergrond van deze bepalingen is dat deze derden dit werkmaterieel van hen zelf behoren te verzekeren. In overeenstemming hiermee is dat [bedrijf 2] en [bedrijf 1] in de tussen hen gesloten ‘overeenkomst inhuur materieel en manuren’ hebben afgesproken dat [bedrijf 2] (als eigenaar van de graafmachine die zij aan [bedrijf 1] verhuurt) voor een (primaire) verzekering van de graafmachine zorgdraagt. Hieraan doet niet af dat [bedrijf 2] feitelijk mogelijk niet conform die afspraak heeft gehandeld, door geen verzekering met een “voor-u-clausule” af te sluiten (maar een WLM-verzekering met een harde “na-u-clausule”, zoals die ook voorkomt in de WAM/Werkmaterieelverzekering die [bedrijf 1] heeft afgesloten).
5.16.
De rechtbank bereikt dan ook de conclusie dat, omdat de graafmachine geen eigen werkmaterieel van [bedrijf 1] was, maar werkmaterieel van derden, te weten van [bedrijf 2] , een maximale verzekerde som van € 100.000,- geldt, zodat Allianz naar NN verder ook niet heeft bestreden niet tot een hoger bedrag kan worden aangesproken.
5.17.
Het voorgaande brengt mee dat de onder 2 gevorderde verklaring voor recht kan worden gegeven met dien verstande dat volgens de polisvoorwaarden van Allianz de verzekerde som is gemaximeerd tot € 100.000,-.
Proceskosten
5.18. NN en Allianz worden over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. De rechtbank compenseert de proceskosten daarom.
Geen uitvoerbaar bij voorraad verklaring
5.19.
De rechtbank zal een verklaring voor recht geven en geen proceskostenveroordeling uitspreken. Het vonnis zal daarom niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
6De beslissing
De rechtbank:
6.1.
verklaart voor recht dat de schade van [persoon A] zowel op de werk/landbouwmaterieelverzekering van NN als op de WAM/Werkmaterieelverzekering van Allianz is gedekt ex artikel 7:961 BW en dat NN op basis daarvan een vorderingsrecht heeft op Allianz;
6.2.
verklaart voor recht dat de hoogte van het vorderingsrecht van NN op Allianz ex artikel 7:961 lid 3 BW moet worden vastgesteld aan de hand van de zogenaamde methode Wansink, met dien verstande dat volgens de polisvoorwaarden van Allianz de verzekerde som is gemaximeerd tot € 100.000,-. Rechtbank Rotterdam 12 maart 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:8745