Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 120225 geen letsel; dekking voor verzekerde die woning en bedrijfsgebouw in brand steekt o.i.v geestelijke stoornis

RBZWB 120225 geen letsel; dekking voor verzekerde die woning en bedrijfsgebouw in brand steekt o.i.v geestelijke stoornis

2De feiten

2.1.

In de nacht van woensdag 31 mei op donderdag 1 juni 2023 steekt [verzekerde] zijn woning en bedrijfsgebouw in brand. Het bedrijfsgebouw brandt volledig af. De woning brandt grotendeels af. De politie houdt [verzekerde] die nacht aan. Op donderdagavond brengt ambulancepersoneel [verzekerde] naar Emergis, waar [verzekerde] verblijft op de afdeling High Intensive Care (HIC). Er volgt geen strafrechtelijke vervolging.

2.2.

De woning is, inclusief de inboedel, verzekerd bij ZLM. Het bedrijfsgebouw is, inclusief inventaris, elektronica en landbouwmaterieel, verzekerd bij De Zeeuwse.

2.3.

In de afzonderlijke voorwaarden van de inboedel- en woonhuisverzekering van ZLM staat:

‘(…)

Wat is verzekerd?
Deze verzekering dekt schade aan uw [inboedel en woonhuis] die is ontstaan door een plotselinge gebeurtenis die de verzekerde niet kon voorzien of verwachten.
(…)

Wat is niet verzekerd?
De verzekering biedt geen dekking als de schade is veroorzaakt door of te maken heeft met:

  • -

    opzettelijk of roekeloos handelen door de verzekerde. Niet verzekerd is schade die de verzekerde met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt of verergerd. (…) Als verzekerde handelt u roekeloos als u zich buitengewoon onvoorzichtig gedraagt of iets nalaat, waardoor de kans groot is dat er schade ontstaat en u dat wist of redelijkerwijs had moeten weten;

  • -

    gedrag van verzekerde dat afwijkt van wat van hem verwacht mag worden;

  • -

    strafbare feiten of illegale activiteiten zoals hennepteelt;
    (…)’

2.4.

In de afzonderlijke voorwaarden van de bedrijfsgebouwenverzekering, de inventaris-/goederenverzekering en de bedrijfsschadeverzekering van De Zeeuwse staat:

‘(…) Eigen schuld
De maatschappij vergoedt geen schade die de verzekeringnemer of een verzekerde met opzet, al dan niet bewuste roekeloosheid of al dan niet bewuste merkelijke schuld heeft veroorzaakt. (…)’

In de voorwaarden van de milieuschadeverzekering van De Zeeuwse staat:

‘(…)

3.5.Merkelijke schuld/roekeloosheid/opzet
Niet gedekt zijn schade en kosten als gevolg van opzet, al dan niet bewuste roekeloosheid of al dan niet bewuste merkelijke schuld of merkelijke nalatigheid van de verzekeringnemer of een verzekerde.
(…)’

In de voorwaarden van de elektronicaverzekering van De Zeeuwse staat:

‘(…)

Artikel 6. Uitsluitingen
Niet verzekerd is (…):


(…)

6.6.

Opzet
schade die de verzekerde met opzet, al dan niet bewuste roekeloosheid of al dan niet bewuste roekeloosheid of al dan niet bewuste merkelijke schuld heeft veroorzaakt. (…)’

In de voorwaarden van de landbouwmaterieelverzekering van De Zeeuwse staat:

‘(…)

2.1.1

Welke schade vergoeden wij niet?
Wij bieden een ruime dekking. Maar niet alles is verzekerd. De volgende algemene uitsluitingen gelden voor alle onderdelen van de Landbouwverzekering.
Wij vergoeden geen schade:
(…)
k. die door opzet of bewust roekeloos handelen van een verzekerde is veroorzaakt;
(…)’

2.5.

Op 7 juni 2023 neemt onderzoeksbureau I-TEK, ingeschakeld door ZLM en De Zeeuwse, een verklaring bij [verzekerde] af op de afdeling HIC. In die verklaring, met de door [verzekerde] aangebrachte aanpassingen, staat:

‘(…) Achteraf gezien was het een domme actie van mij. Het was ook een impulsieve actie.

(…)

Ik heb tegen de eerste agent die ik zag, gezegd dat ik het zelf heb aangestoken. Ik zal er geen doekjes om winden. (…) Er waren veel mankementen en problemen met mijn materieel en dat was in die nacht voor mij de druppel die de emmer deed overlopen.

Er gebeuren de laatste periode veel rare dingen met mijn machines, er worden andere messen onder mijn zitmaaier geplaatst en mijn tractoren lekken dan weer wel en dan weer geen olie. Mijn machines worden gesaboteerd (…)

In de nacht van 31 mei op donderdag 1 juni 2023 was ik aan het werk met een tractor en een spuit. (…) Het spuiten ging niet goed, want de spuitstraat ging de verkeerde kant op. Het leek wel of de wind de straal de verkeerde kant op stuurde, terwijl er helemaal geen wind stond. Mijn tractor ging tijdens het rijden ook steeds naar links en rechts. Ik denk dat de hydraulische besturing van mijn tractor was gesaboteerd. Er gebeurden allemaal rare dingen door dat saboteren en opeens was de maat voor mij vol. Ik was het helemaal zat.

Ik heb toen brand gesticht met kartonnen dozen en een gasbrander in mijn loodsen. Deze kartonnen dozen had ik naast houten fruitboxen geplaatst, zodat deze ook zouden gaan branden. Ik zal op een plattegrond aangeven waar ik de brand in de loodsen heb aangestoken. Ik heb op diezelfde manier ook twee tractoren, een zitmaaier en een oude caravan in de loodsen in brand gestoken. Ik kan mij die nacht nog wel goed herinneren. Ik denk dat ik omstreeks 03:00 uur de loodsen in brand heb gestoken. Ik ben achter in de loods begonnen en heb zo naar voren gewerkt. Ik was nog wel zo bij mijn positieven dat ik rekening heb gehouden met mijn vluchtroute. Ik heb alles heel rustig gedaan.

Daarna ben ik naar mijn woning gegaan en heb papieren in mijn kantoor met mijn gasbrander aangestoken. Mijn gasbrander was nog niet leeg. Ik denk dat ik daarna naar de woonkamer ben gegaan en dat ik daar ook papieren in de brand heb gestoken, maar dat weet ik niet zeker.

Ik was zo klaar met alle sabotages en alle papieren, dat ik mijn bedrijfsadministratie in mijn kantoor heb aangestoken.

Ik heb die nacht niets uit de woning of loodsen gehaald om die spullen nog eventueel te redden. (…) Ik heb die brand niet aangestoken om geld van de verzekering te krijgen, maar ik was gewoon helemaal klaar met die sabotages en dat papierwerk.

Na het aansteken van het vuur in de loodsen en in de woning ben ik buiten blijven staan. Ik heb op geen enkel moment de gedachte gehad om het vuur te blussen. Ik vond het wel best zo.

Ik heb al ongeveer 10 jaar psychische klachten en heb daar de nodige medicijnen voor gekregen, maar die slikte ik niet altijd. De medicijnen hadden vervelende bijwerkingen. Ik heb deze medicijnen een bepaalde periode voorafgaand aan de brand niet geslikt en dat ging goed.

(…)’

2.6.

Op 15 september 2023 brengt medisch [adviseur 2] in opdracht van [verzekerde] een advies uit. In dit advies staat:

‘(…)
De heer [verzekerde] is bekend met een (per definitie chronische) paranoïde waanstoornis met regelmatig agressieve impulsdoorbraken. Daarom werd/wordt hij door FACT begeleid en kreeg hij medicatie. Eerst was dat met injecties (ik neem aan maandelijks) en later met tabletten. Hij had een zorgmachtiging en blijkbaar was de situatie eind maart 2023 dusdanig stabiel dat deze dan beëindigd werd. Hij is echter zelf gestopt met het innemen van de noodzakelijke medicatie. Het is dan voorspelbaar dat op enig moment een (sub)acute psychische decompensatie met opnieuw paranoïde wanen zal optreden.

Dat is eind mei 2023 daadwerkelijk gebeurd: hij dacht dat zijn bedrijf gesaboteerd werd en dit gefilmd werd. Dat was in zijn wanen een reden om zijn bedrijf en woning in brand te steken.

Gezien zijn chronische ernstige psychische problematiek met acute decompensatie, kan de brandstichting hem echter niet verweten worden. Hij heeft immers in een waan en impuls die brand aangestoken en heeft slechts een beperkt ziekte-inzicht en ziekte-besef.
Ook het op eigen initiatief staken van de medicatie kan hem niet verweten worden. Het is bekend dat therapietrouw bij dergelijke patiënten een probleem is en daarom wordt dikwijls gekozen voor het toedienen van de medicatie via injecties, wat door een derde gebeurt. (…)’

2.7.

Op 28 november 2023 brengt medisch [adviseur 2] in opdracht van [verzekerde] een advies uit. In dit advies staat:

‘(…)
Na de brandstichting werd [ [verzekerde] ] een 3-tal weken op de High Intensive Care van Emergis opgenomen. Uit [het bericht van [psychiater 1] van 13 oktober 2023] blijkt dat zijn psychose daarna niet volledig over was. Dat was pas het geval in september [2023]. Dan kwam pas het besef en het inzicht van de gevolgen van de brandstichting vanuit zijn psychotisch toestandsbeeld. De psychiater vermeldt dan ook dat hij wilsonbekwaam geacht moet worden gedurende de eerdere periode door gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht.

In zijn psychotische belevingen was er achterdocht naar zijn fruitteeltbedrijf toe, maar ook naar hulpverleners, waardoor hij tegenover hen (begeleiders van FACT) niet eerlijk was. Zoals uit andere informatie bekend, had hij dan ook op eigen initiatief zijn antipsychotische medicatie gestopt. Dat heeft ertoe geleid dat zijn psychotische belevingen toenamen, waardoor hij zijn eigen fruitteeltbedrijf en woning in brand gestoken heeft.

(…)

Concluderend wordt door de psychiater aangegeven dat [ [verzekerde] ] op het moment van de brandstichting wilsonbekwaam was.

(…)’

2.8.

Op 22 december 2023 brengt medisch [adviseur 1] in opdracht van ZLM een advies uit. In dit advies staat:

‘(…)

Retrospectief oordeelt de behandelend psychiater dat er bij de opname na de brandstichting sprake was van onvolledig herstel van het psychotisch toestandsbeeld met wilsonbekwaamheid door gebrek aan ziekte-inzicht en ziekte-besef.
Uit eerder ontvangen informatie bleek overigens dat de zorgmachtiging eind maart 2023 was afgelopen vanwege een stabiele situatie.
Eerder bleek ook dat verzekerde op eigen initiatief enkele maanden voorafgaand aan de brandstichting was gestopt met medicatie waardoor hij zich m.i. in omstandigheden had gebracht die hebben geleid tot een psychotische decompensatie.

Bij de beoordeling van wils(on)bekwaamheid gaat het om het vermogen van besluitvorming oftewel het vermogen om de gevolgen van een beslissing te begrijpen.
Uit eerder ontvangen informatie bleek dat de executieve functies (o.a. planning, organisatie, doelgericht gedrag en taakinitiatief) bij de opname na de brandstichting intact waren. Verzekerde vertelde tijdens de opname na de brandstichting ook geen spijt te hebben van de brandstichting, maar het wel zonde te vinden van zijn woning en de tractoren.
Dit suggereert dat verzekerde de gevolgen van zijn beslissing tot brandstichting wel overzag. De aanwezigheid van een psychiatrische stoornis i.c. een paranoïde psychose, maakt nog niet wilsonbekwaam.

(…)’

2.9.

Op 9 oktober 2024 brengt medisch [adviseur 2] in opdracht van [verzekerde] een advies uit. In dit advies staat:

‘(…)
We beschikken nu over de contacten van het FACT-team van de laatste 3 maanden vóór de brandstichting. Hij maakte daarbij een relatief goede indruk en zijn zorgmachtiging was per 28 maart 2024 verlopen. Toch sliep hij slecht en piekerde hij veel vanuit paranoïde gedachten dat men hem o.a. op zijn bedrijf saboteerde.
Er werd gesproken over het verminderen van de antipsychotische medicatie, maar uit andere informatie is bekend dat hij deze op eigen houtje al gestopt had.
Daardoor is zijn psychose toegenomen en heeft hij op 31 mei 2023 vanuit zijn paranoïde gedachten brand gesticht. Diezelfde dag had hij nog contact gehad met het FACT-team. (…) Na de brandstichting heeft hij tegen de begeleider van het FACT-team gezegd dat hij Emergis om de tuin heeft geleid, omdat ze anders “weer met pillen zouden komen”. Het gevoel van de begeleider van FACT was dat hij (na de brandstichting) absoluut de gevolgen van zijn handelen niet overzag. Mijns inziens was hij dus wilsonbekwaam.

(…)’

2.10.

In de rapportage van sociaal psychiatrisch [verpleegkundige] van 1 juni 2023 staat:

‘(…) Dhr heeft zeer kalm doch op een paranoïde wijze vertelt dat hij Emergis om de tuin heeft geleid wat betreft zijn gedachten dat hij klaar was met zijn bedrijf. Als hij zijn gedachten had uitgesproken dat was Emergis weer met pillen gekomen. Dhr heeft verklaard aan de GGD-arts dat hij zijn bedrijf niet meer wilde voortzetten en dat hij bewust zijn bedrijf op vier plaatsen in de brand heeft gestoken want hij wil in een huurhuis wonen en van de bijstand leven. Kan absoluut niet de gevolgen van zijn handelen overzien. GGD-arts vind dhr paranoïde en vraagt om beoordeling van dhr. (…)’

2.11.

In de rapportage van [systeemtherapeut] van 1 juni 2023 staat:

‘(…) heeft in eerste instantie niet zoveel zin om te praten. Iets later geeft hij toch meer ruimte en vertelt wat hem zoal bezighoudt en wat hem gedreven heeft. Deels zijn dat vanuit dossier bekende zaken (over achterdocht, gevoel gesaboteerd te worden en gefilmd). Vannacht ging hij landbouwgif spuiten en toen kwam er wind en kreeg hij de gedachte dat er met zijn gif was gerommeld en toen was hij het beu en besloot brand te stichten (hij had de hoop opgegeven dat het ooit nog zou stoppen). Idee was: als ik mijn bedrijf niet meer heb, zullen “ze” stoppen en kan ik in huurhuis in alle rust gaan wonen. Over de andere consequenties (komst politie, evt straf, opname) had hij niet nagedacht.
(…)’

2.12.

In de rapportage van [psychiater 2] van 1 juni 2023 staat:

‘(…)
Opvallend is het feit, dat hij helemaal niet over de gevolgen heeft nagedacht, het gevaar bagatelliseert en laconiek over doet, dat hij nu dakloos is. Zijn beredeneringen zijn onlogisch en niet te volgen. Hij wilde van het bedrijf af, omdat “ze” dan ook zouden stoppen met pesten en hij heeft het huis aangestoken om in een huurhuis te kunnen wonen.
Er is absoluut geen sprake van ziektebesef of inzicht, hij dreigt zelfs met suïcide als hij ooit weer verplicht zal worden om medicatie in te nemen.
De ZM was in maart 2023 verlopen, het depot in oktober omgezet naar orale medicatie, die hij nauwelijks heeft ingenomen. Hij heeft bewust tegen FACT medewerkers niets over de sabotages en de pesterijen verteld, omdat hij dan weer depotmedicatie zou krijgen.
Tijdens het hele gesprek blijft hij vriendelijk, er moet veel moeite en geduld gedaan worden om inhoudelijk meer over zijn gedachten en belevingen te horen te krijgen. Hij is onverschillig over gevolgen en het gevaar, het gesprek voelt erg benauwend.

We zien een paranoïde psychotische Nederlandse man met een uitgebreid waansysteem, die kil over komt, weinig schuldgevoelens, geen spijt, die over de gevolgen van zijn impulsieve handelingen niet heeft nagedacht. Oriëntatie in trias intact, cognitieve functies intact. Geen aanwijzing voor hallucinaties, geen dwang of drang.
Stemming indifferent, affect vlak, weinig modulatie.
Doet suïcidale uitspraken als hij ooit weer medicatie zal moeten innemen (geef mij dan maar een pistool, dan is het leven voor mij niets meer waard, dan maak ik een einde aan).

C/ paranoïde psychose met ernstig gevaarlijk impulsief gedrag

(…)’

2.13.

In de rapportage van [arts] staat:

‘(…)

Het betreft een 51-jarige gescheiden man met recidiverende paranoïde psychotische decompensatie gepaard met agressieve impuls controle problematiek (uit achterdocht), waarvoor meermaals klinische opnames geïndiceerd waren. (…)

Actueel: Patiënt is met crisismaatregel opgenomen op de HC i.v.m. paranoïde decompensatie waarbij pt zijn bedrijf in huis in brand heeft gestoken vanuit paranoïde belevingen. Luxerende factor: op eigen initiatie gestaakt met medicatie en stress van zijn bedrijf. Onderliggende factoren: Veel onvrede met hoe zijn leven en zijn relatie is verlopen, na een jeugd met veel traumatische ervaringen.

(…)’

3Het geschil

3.1.

[verzekerde] vordert na eiswijziging dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

1. voor recht verklaart dat ZLM alsook De Zeeuwse gehouden is dekking te verlenen ter zake de polissen zoals afgesloten met ZLM en De Zeeuwse ter zake de brand(en) op het perceel van de heer [verzekerde] , te [woonplaats] , op of omstreeks 1 juni 2023;

2. ZLM en De Zeeuwse afzonderlijk veroordeelt, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzekerde] , de buitengerechtelijke kosten, zoals door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente, vanaf de dag der opeisbaarheid, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

3. ZLM en De Zeeuwse afzonderlijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten, welke nakosten € 132,00 belopen als betaling binnen 14 dagen na het wijzen van vonnis plaatsvindt en € 199,00 indien betaling niet binnen 14 dagen na vonniswijziging plaatsvindt, in laatstgenoemd geval te vermeerderen met alle noodzakelijke kosten van betekening van het vonnis, executoriale beslaglegging, (over)betekening van gelegde beslagen en de kosten van de executie zelf, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis.

3.2.

[verzekerde] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Volgens [verzekerde] moeten ZLM en De Zeeuwse dekking verlenen, omdat hem van de brandstichting geen verwijt kan worden gemaakt. Hij leed ten tijde van de brandstichting namelijk aan een geestesstoornis, een paranoïde psychose.

3.3.

ZLM voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [verzekerde] . Volgens ZLM is de schade van [verzekerde] niet gedekt, omdat deze schade is veroorzaakt door opzettelijk of roekeloos handelen van [verzekerde] , afwijkend gedrag van [verzekerde] en/of een strafbaar feit (brandstichting). Tot slot is er geen sprake van een plotselinge gebeurtenis die [verzekerde] niet kon voorzien of verwachten.

3.4.

De Zeeuwse voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [verzekerde] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [verzekerde] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente. Volgens De Zeeuwse hoeft geen dekking te worden verleend, omdat niet is gebleken dat [verzekerde] geen enkel verwijt kan worden gemaakt van de brandstichting.

4De beoordeling

Inleiding

4.1.

In deze zaak staat de vraag centraal of ZLM en De Zeeuwse op grond van de verzekeringsovereenkomsten verplicht zijn de schade van [verzekerde] te vergoeden die is ontstaan door de brand die [verzekerde] in de nacht van 31 mei op 1 juni 2023 heeft gesticht. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en licht dit oordeel hierna toe.

Eiswijziging

4.2.

Op de mondelinge behandeling heeft [verzekerde] de eis gewijzigd, in die zin dat wordt gevorderd dat ZLM en De Zeeuwse afzonderlijk, in plaats van hoofdelijk, worden veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. ZLM heeft bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging, stellende dat het uitgangspunt is dat een eiswijziging tijdig wordt ingediend en zij niet tijdig kennis heeft kunnen nemen van de gewijzigde eis.

4.3.

Zolang de rechtbank nog geen eindvonnis heeft gewezen, is [verzekerde] bevoegd zijn eis te wijzigen of te vermeerderen. ZLM heeft het recht hiertegen bezwaar te maken, op de grond dat wijziging of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde.1

4.4.

De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van strijd met de eisen van een goede procesorde en laat de eiswijziging toe. ZLM heeft zich in de conclusie van antwoord kunnen verweren tegen de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. ZLM heeft zich ook uitdrukkelijk verweerd tegen de buitengerechtelijke kosten. Een van de verweren van ZLM is dat er geen sprake kan zijn van een hoofdelijke veroordeling van ZLM en De Zeeuwse in de buitengerechtelijke kosten. Dat [verzekerde] zijn eis vervolgens wijzigt naar aanleiding van dit verweer, kan voor ZLM dan ook geen verrassing zijn. Daarnaast heeft ZLM tijdens de mondelinge behandeling kunnen reageren op de eiswijzing.

Eigen schuld

4.5.

Op grond van artikel 7:952 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vergoedt de verzekeraar geen schade aan de verzekerde die de schade met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt. Dit wetsartikel is van regelend recht, wat betekent dat hiervan in de polisvoorwaarden kan worden afgeweken. Zowel ZLM als De Zeeuwse heeft hiervoor (diverse) bedingen in de polisvoorwaarden opgenomen.

4.6.

Wanneer een verzekerde zelf schade toebrengt aan een verzekerde zaak en daarbij onder invloed van een geestelijke stoornis handelt, kan dit betekenen dat hij niet opzettelijk heeft gehandeld. Een geestelijke stoornis kan namelijk het vermogen van ‘weten’ en/of ‘willen’ zodanig aantasten dat van opzet geen sprake is. Deze conclusie kan worden getrokken wanneer de psychische afwijking het vermogen tot weten en/of willen in belangrijke mate heeft beperkt, zonder dat vereist is dat de verzekerde ieder inzicht in de draagwijdte en gevolgen van zijn gedragingen mist gelet op het ingrijpende gevolg van het niet gedekt zijn van de schade. Als iemand door zijn gemoedstoestand de gevolgen van zijn handelen niet kan overzien, ontbreekt het ‘weten’. Wanneer iemand door zijn gemoedstoestand niet in staat is zichzelf te weerhouden van bepaald gedrag, ontbreekt het ‘willen’, omdat hij niet meer kan kiezen tussen wel of niet handelen. In zulke gevallen kan een verzekeraar geen succesvol beroep doen op opzet. Indien ondanks een geestelijke stoornis toch sprake is van weten en willen, kan die stoornis alsnog het verwijtbare karakter van het opzettelijke handelen wegnemen. Dat is het geval wanneer iemand door zijn geestelijke stoornis niet in staat is zijn wil vrij te vormen, doordat hij geen alternatieven kan afwegen en op basis daarvan keuzes kan maken. Een beroep van de verzekeraar op merkelijke schuld of roekeloosheid slaagt ook niet wanneer de verzekerde door zijn geestelijke stoornis geen verwijt kan worden gemaakt.2

4.7.

De rechtbank stelt vast dat [verzekerde] niet opzettelijk heeft gehandeld en geen verwijt kan worden gemaakt van de brandstichting, en overweegt daartoe als volgt. [psychiater 2] , die [verzekerde] beoordeelde in de nacht van de brandstichting, diagnosticeerde [verzekerde] met een paranoïde psychose met ernstig gevaarlijk impulsief gedrag. Verder volgt uit zijn rapportage en de rapportage van sociaal psychiatrisch [verpleegkundige] dat [verzekerde] de gevolgen van zijn handelen niet kon overzien. De psychiater rapporteert dat [verzekerde] helemaal niet over de gevolgen nadacht en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige geeft aan dat [verzekerde] absoluut niet in staat was de gevolgen van zijn handelen te overzien. Bovendien blijkt uit de rapportages van zowel [systeemtherapeut] als [psychiater 2] dat [verzekerde] geen alternatieven kon afwegen en daaruit keuzes kon maken. De systeemtherapeut rapporteert dat [verzekerde] de hoop had opgegeven dat de ‘sabotages’ ooit zouden stoppen, en dat [verzekerde] dacht dat ‘ze’ zouden stoppen door brand te stichten, wat ook door de psychiater wordt bevestigd. Tot slot komt uit de rapportage van [psychiater 2] naar voren dat bij [verzekerde] geen enkel ziektebesef of -inzicht aanwezig was.

4.8.

In de voorgaande overwegingen heeft de rechtbank vastgesteld dat [verzekerde] ten tijde van de brandstichting niet opzettelijk heeft gehandeld en hem geen verwijt kan worden gemaakt. Volgens ZLM en De Zeeuwse zijn zij desondanks niet gehouden om de schade van [verzekerde] te vergoeden, omdat [verzekerde] zijn medicijnen niet heeft ingenomen.

4.9.

ZLM verwijt [verzekerde] roekeloos handelen. Op grond van de polisvoorwaarden van ZLM handelt [verzekerde] roekeloos wanneer hij zich buitengewoon onvoorzichtig gedraagt of iets nalaat, waardoor de kans groot is dat er schade ontstaat en [verzekerde] dat wist of redelijkerwijs had moeten weten. Gezien de medische voorgeschiedenis van [verzekerde] , waarbij hij lange tijd afhankelijk was van gedwongen medicatie, en de risico’s van stoppen met de medicijnen, het opnieuw ontwikkelen van paranoïde wanen, stelt ZLM dat de kans op schade groot was en dat [verzekerde] dat wist of redelijkerwijs had moeten weten.

4.10.

De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit de stellingen van ZLM blijkt niet dat [verzekerde] wist of redelijkerwijs had moeten weten dat het niet innemen van zijn medicijnen zou leiden tot het in brand steken van zijn woning of anderszins het veroorzaken van schade. De rechtbank kan hoogstens vaststellen dat [verzekerde] redelijkerwijs had moeten weten dat hij opnieuw paranoïde wanen zou ontwikkelen door te stoppen met zijn medicijnen. De brandstichting is een stap verder, die niet kan worden vastgesteld. Relevant hierbij is dat [verzekerde] al maanden was gestopt met het innemen van zijn medicijnen. Dat [verzekerde] volgens zijn zoon enkele jaren geleden in een psychose over brandstichting sprak, brengt daar geen verandering in. Van een eerdere (poging tot) brandstichting is niet gebleken. Andere feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat [verzekerde] wist of redelijkerwijs had moeten weten dat hij bij het niet innemen van zijn medicijnen brand zou (willen) stichten of anderszins schade zou (willen) veroorzaken, zijn niet naar voren gebracht.

4.11.

Volgens De Zeeuwse is er sprake van culpa in causa in civielrechtelijke zin. De Zeeuwse stelt zich op het standpunt dat [verzekerde] zichzelf bewust in een situatie van psychische instabiliteit heeft gebracht door te stoppen met het innemen van zijn medicijnen.

4.12.

De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. De Zeeuwse verwijst naar het culpa in causa-arrest van de strafkamer van de Hoge Raad, dat betrekking heeft op zelfintoxicatie, namelijk het gebruik van cocaïne.3 Het gebruik van drugs, die niet zonder reden verboden zijn, staat erom bekend de geestestoestand te beïnvloeden. In deze zaak gaat het echter om het niet innemen van medicijnen. Het niet innemen van medicijnen is – in tegenstelling tot het gebruik van drugs – niet de oorzaak van de aantasting van de geestestoestand. De oorzaak van de aantasting van iemands geestesvermogen bij het niet innemen van medicijnen is juist de onderliggende medische aandoening. Daarnaast is niet gebleken dat [verzekerde] zichzelf bewust in een situatie van psychische instabiliteit heeft gebracht. Uit de rapportage van [psychiater 2] blijkt juist dat [verzekerde] absoluut geen ziektebesef en -inzicht had.

Gedrag van verzekerde dat afwijkt van wat hem verwacht mag worden

4.13.

ZLM beroept zich verder op de polisvoorwaarde die bepaalt dat de verzekering geen dekking biedt als de schade is veroorzaakt door of te maken heeft met gedrag van verzekerde dat afwijkt van wat hem verwacht mag worden, ook omdat [verzekerde] zijn medicijnen niet heeft ingenomen.

4.14.

In het midden kan blijven of het, gelet op zijn ziektebeeld, van [verzekerde] mocht worden verwachten dat hij zijn medicijnen zou innemen. De rechtbank oordeelt namelijk dat het niet innemen van medicijnen door [verzekerde] niet als rechtens relevante oorzaak van de brandschade kan worden aangemerkt. De rechtens relevante schadeoorzaak is gelegen in het in brand steken van de woning door [verzekerde] . Het niet innemen van medicijnen heeft vanzelfsprekend niet direct de brandschade veroorzaakt. Bovendien is niet gebleken dat het in brand steken van de woning door [verzekerde] een redelijkerwijs te verwachten gevolg was van het stoppen met de medicatie. Dat [verzekerde] maandenlang geen medicijnen gebruikte zonder dat dit tot (brand)schades leidde, ondersteunt dit oordeel. Dat de toename van psychische problemen bij het stoppen met medicijnen redelijkerwijs te verwachten was, is onvoldoende om het niet innemen van de medicijnen als rechtens relevante oorzaak van de brand aan te merken.

Plotselinge gebeurtenis die de verzekerde niet kon voorzien of verwachten

4.15.

ZLM beroept zich ook op de polisvoorwaarde waarin staat dat schade die is ontstaan door een plotselinge gebeurtenis die de verzekerde niet kon voorzien of verwachten is gedekt. ZLM stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van schade die is ontstaan door een plotselinge gebeurtenis die [verzekerde] niet kon voorzien of verwachten. Volgens ZLM had [verzekerde] kunnen voorzien of verwachten dat schade zou ontstaan door de manier waarop hij brand heeft gesticht, zelfs als wordt vastgesteld dat [verzekerde] leed aan een psychische afwijking. ZLM verwijt in dit verband [verzekerde] ook dat hij zijn medicatie niet langer innam. [verzekerde] had namelijk kunnen voorzien dat het staken van zijn medicatie op enig moment zou leiden tot psychische decompensatie, met een merkelijke kans op het ontstaan van schade.

4.16.

Gelet op het oordeel van de rechtbank dat het beroep van ZLM op eigen schuld niet slaagt omdat [verzekerde] niet opzettelijk heeft gehandeld en geen verwijt kan worden gemaakt, kan ook het beroep op deze polisvoorwaarde geen stand houden. ZLM heeft in dit kader geen (andere) feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel zouden moeten luiden. Dat geldt ook voor het niet innemen van de medicijnen door [verzekerde] . Niet is gebleken dat (brand)schade een voor [verzekerde] voorzienbaar of te verwachten gevolg zou zijn van het niet innemen van zijn medicijnen.

Strafbare feiten

4.17.

ZLM beroept zich daarnaast op de polisvoorwaarde die bepaalt dat de verzekering geen dekking biedt als de schade is veroorzaakt door of te maken heeft met strafbare feiten. ZLM stelt zich op het standpunt dat [verzekerde] zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting. Of [verzekerde] daarvoor strafbaar is, is volgens ZLM niet relevant. Strafbaarheid is namelijk geen vereiste voor toepassing van deze polisvoorwaarde, wat volgens ZLM duidelijk is.

4.18.

De laatste volzin van artikel 6:238 lid 2 BW bepaalt dat bij twijfel over de betekenis van een beding, de voor [verzekerde] gunstigste uitleg prevaleert (contra proferentem-uitleg). [verzekerde] heeft terecht een beroep op dit wetsartikel gedaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

4.19.

De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsovereenkomsten tussen ZLM en [verzekerde] (de inboedel- en woonhuisverzekering) moeten worden aangemerkt als consumentenovereenkomsten. Voor de toepassing van de contra proferentem-uitleg is vereist dat er redelijkerwijs twijfel bestaat over de betekenis van de desbetreffende polisvoorwaarde. Of van dergelijke twijfel sprake is, moet worden beoordeeld aan de hand van de regels voor uitleg. Bij de uitleg van een verzekeringsovereenkomst zijn de wederzijdse redelijke verwachtingen van de verzekeraar en de verzekeringnemer bepalend (Haviltex). In praktische zin komt het aan op de betekenis die [verzekerde] redelijkerwijs aan de polisvoorwaarde mocht toekennen, aangezien niet is onderhandeld over de inhoud van de verzekeringsovereenkomst. Indien op basis van deze maatstaf redelijkerwijs twijfel over de betekenis van de polisvoorwaarde bestaat, geldt de voor [verzekerde] gunstigste uitleg.

4.20.

Volgens ZLM gaat het om feiten die strafbaar zijn gesteld in het Wetboek van Strafrecht (Sr). Artikel 157 Sr heeft betrekking op het opzettelijk stichten van brand. Artikel 158 Sr gaat over brand die te wijten is aan schuld. Gelet op deze wetsartikelen mocht [verzekerde] er redelijkerwijs van uitgaan dat deze uitsluitingsgrond niet van toepassing is, zolang hij niet opzettelijk handelde en de brand niet aan zijn schuld te wijten is. De uitleg van ZLM dat het niet relevant is of [verzekerde] strafbaar is, vindt geen steun in de tekst van de polisvoorwaarden. Als ZLM het risico van schade als gevolg van geestelijke stoornissen had willen uitsluiten, had zij dit expliciet in de polisvoorwaarden moeten opnemen. Het zou namelijk – zoals de Hoge Raad heeft overwogen – maatschappelijk onwenselijk zijn als verzekerden bij het aangaan van een verzekeringsovereenkomst al zouden moeten anticiperen op het risico van geestelijke stoornissen om vast te stellen of schade als gevolg daarvan gedekt is.4 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 12 februari 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:739

1Artikel 130 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

2HR 27 maart 1987, ECLI:NL:HR:AG5566.

3HR 9 juni 1981, ECLI:NL:HR:1981:AC0902.

4HR 27 maart 1987, ECLI:NL:HR:AG5566.

5HR 13 juni 2014, ECLI:NL:2014:1405, r.o. 3.6.

6HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1815, r.o. 3.10.2.