Hof Arnhem 021007 arb. desk. treedt buiten grenzen van door Rb. gegeven opdracht
- Meer over dit onderwerp:
Hof Arnhem 021007 arb. desk. treedt buiten grenzen van door Rb. gegeven opdracht; nieuw arb. desk. onderzoek bevelen
4. Grief 1 is ertegen gericht dat de rechtbank in het tussenvonnis van 2 augustus 2006 het deskundigenrapport van [deskundige 2] terzijde heeft gelegd en heeft beslist dat er een nieuw deskundigenbericht van een arbeidsdeskundige dient te komen. In grief 4 wordt betoogd dat de rechtbank blijkens het tussenvonnis van 21 januari 2004 uitgaat van een te strikt criterium voor de beoordeling van de klachten en beperkingen van [appellant].
De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5. Vooropgesteld moet worden dat, zoals ook de rechtbank in haar vonnis van 16 juli 2003 heeft overwogen, na het door [deskundige 1] uitgebrachte deskundigenrapport tussen partijen niet langer in geschil is dat causaal verband bestaat tussen het ongeval en de klachten van [appellant], alsmede dat de klachten samenhangen met een post whiplash syndroom.
5.1 Partijen blijven echter verdeeld aangaande de beantwoording van de vraag of, en zo ja in welke mate de uit bedoelde klachten voortvloeiende beperkingen van invloed zijn op het (kunnen) verrichten van loonvormende arbeid door [appellant]. Voor wat betreft dit punt is deskundige voorlichting door een arbeidsdeskundige derhalve geboden.
5.2 Het hof is met de rechtbank van oordeel dat, uitgaande van de door [deskundige 1] in zijn rapportage vastgestelde beperkingen, voor de arbeidsdeskundige ook uitsluitend die rapportage als grondslag heeft te dienen. Het gaat er immers in dit geschil om welke de gevolgen van die - tussen partijen vaststaande - beperkingen zijn.
5.3 De uitkomsten van de overige door [appellant] in het geding gebrachte deskundigenrapportages (zoals het in eerste aanleg als productie 33 overgelegde medisch onderzoeksverslag van de verzekeringsarts mevrouw [verzekeringsarts 1] d.d. 18 februari 2003 en het als productie 36 overgelegde rapport d.d. 7 juli 2003 van de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 1]) zijn, in het licht van het hiervoor in 5.1 gestelde, voor de arbeidsdeskundige slechts van belang indien en voor zover deze overige rapportages uitdrukkelijk of impliciet door [deskundige 1] in zijn rapportage zijn verwerkt. Dit laat onverlet dat deze rapportages moeten worden aangemerkt als bewijsmiddelen in de zin van art. 152 Rv en uit dien hoofde zouden kunnen bijdragen aan (mogelijk) door [appellant] (nader) te leveren bewijs.
6. Uit de rapportage van [deskundige 2] blijkt dat hij als leidraad voor de beantwoording van de vraagstelling heeft laten dienen een door de verzekeringsarts [verzekeringsarts 2] op 31 augustus 2004 uitgebracht rapport, dat op 28 november 2004 en 9 januari 2005 naar aanleiding van door partijen gemaakte opmerkingen nog is aangevuld.
6.1 Het stond [deskundige 2] in beginsel vrij om ter uitvoering van de hem door de rechtbank gegeven opdracht gebruik te maken van de diensten van de verzekeringsarts [verzekeringsarts 2], zolang dit paste binnen deze hem, [deskundige 2], gegeven opdracht. Die opdracht luidde: "Voor de te benoemen arbeidsdeskundige zal uit-sluitend de rapportage door [deskundige 1] als grondslag hebben te dienen".
6.2 Verzekeringsarts [verzekeringsarts 2] heeft echter, zoals blijkt uit zijn rapportage, niet volstaan met het verbinden van een belastbaarheidspatroon aan de door [deskundige 1] in zijn rapportage vermelde beperkingen, maar heeft een eigen onderzoek gedaan en daarbij geconstateerde gegevens en feiten gebruikt voor het formuleren van een nieuwe diagnose. [deskundige 2] heeft vervolgens op het rapport van [verzekeringsarts 2] voortgebouwd en dit als leidraad laten dienen voor de beantwoording van de hem door de rechtbank voorgelegde vraagstelling. Naar het oordeel van het hof is [deskundige 2] daarmee buiten de grenzen getreden van de hem door de rechtbank gegeven opdracht.
6.3 Het hof is dan ook, evenals de rechtbank, van oordeel dat de rapportage van [deskundige 2] in dit geding niet kan dienen ter beantwoording van de vraag naar de mate van arbeidsongeschiktheid van [appellant].
6.4 Dit betekent dat er aanleiding bestaat opnieuw een onderzoek door een arbeidsdeskundige te bevelen ter beantwoording van de reeds door de rechtbank in haar vonnis van 21 januari 2004 geformuleerde vragen.
6.5 De grieven falen. LJN BB5285