RBDHA 021122 obv gezamenlijke arbeidsdesk. expertise kan niet worden vastgesteld dat verzoeker carrière zou hebben gemaakt zoals geschetst
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 021122 obv gezamenlijke arbeidsdesk. expertise kan niet worden vastgesteld dat verzoeker carrière zou hebben gemaakt zoals geschetst
- verzocht en toegewezen: 21,2 uur x € 265 + 21% = € 6797,78
2
De feiten
2.1.
Op 19 september 2012 is [verzoeker01] in Den Haag, terwijl hij op zijn fiets reed, aangereden door een auto. De auto was voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij NN.
2.2.
NN heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.3.
[verzoeker01] heeft als gevolg van de aanrijding een onderbeenfractuur en een hersenkneuzing opgelopen. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hij als gevolg van het ongeval te kampen heeft met blijvende (cognitieve) klachten en beperkingen en dat hij daardoor (im)materiële schade heeft geleden en nog lijdt.
2.4.
[verzoeker01] is afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk. Twee weken voor het ongeval was hij gestart aan de bacheloropleiding ‘International Studies’ aan de Universiteit Leiden. Hij is met goede resultaten afgestudeerd in juli 2017.
2.5.
In de loop der jaren hebben op gezamenlijk verzoek diverse expertises plaatsgevonden, waaronder een neurologische expertise door dr. [naam03] , een neuropsychologische expertise door drs. [naam04] en een orthopedische expertise door dr. [naam05] .
2.6.
[verzoeker01] heeft na het afronden van zijn studie eerst gewerkt voor werkgevers in Antwerpen en Brussel. Daarna is hij teruggegaan naar het Verenigd Koninkrijk. Daar is hij sinds januari 2019 werkzaam voor IBM, op dit moment in de functie van Senior Consultant Data Governance & Protection . Volgens [verzoeker01] gaat dat niet goed: hij kan zich lastig concentreren, terwijl aandacht voor detail en het snel verwerken van (veel) informatie juist belangrijk zijn. [verzoeker01] heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn klachten het gevolg zijn van het ongeval, en dat hij daardoor carrièrekansen misloopt.
2.7.
Op 17 mei 2021 hebben partijen arbeidsdeskundige mevrouw [naam06] (‘de arbeidsdeskundige’ of ‘ [naam06] ’) gezamenlijk verzocht een arbeidsdeskundig onderzoek uit te voeren. In dat verband heeft de advocaat van [verzoeker01] aan [naam06] het volgende geschreven:
“( ... ).
6.
Aan de orde is de vraag welk arbeids- en daarbij behorend inkomensperspectief er zou zijn geweest als cliënt het ongeval niet was overkomen. Met andere woorden: er wordt u gevraagd om een ‘would be’ onderzoek te verrichten naar het mogelijke carrièrepad van cliënt op de Nederlandse arbeidsmarkt en welk inkomen cliënt daarmee verdiend zou hebben.
7.
Meer specifiek is aan de orde welke kansen cliënt zou hebben gehad op de Nederlandse arbeidsmarkt indien het ongeval hem niet zou zijn overkomen gezien zijn persoonlijkheid, attitude, algemene ontwikkeling, intelligentie, talenkennis, opleidingsniveau, ambitie, motivatie, doorzettingsvermogen etc., etc.
( ... ).
Vraagstelling
1) Wat is de opleiding, wat is het arbeidsverleden en wat zijn de specifieke beroepsvaardigheden, competenties en beroepsaffiniteiten van betrokkene. Wilt u dit zoveel mogelijk onderbouwen met objectieve gegevens zoals studiekeuzes, schoolrapporten, diploma’s, beoordelingen etc.
2) Wat waren de redelijke verwachtingen over de toekomstige ontwikkelingen, indien het ongeval hem niet zou zijn overkomen, rekening houdend met de antwoorden op vraag 1 en verder ook gezien zijn persoonlijkheid, attitude, algemene ontwikkeling en familiaire omstandigheden, opleidingsniveau, voorkomen, motivatie, enzovoort (alle aspecten die relevant zijn voor een potentiële werkgever dan wel een opdrachtgever). Kunt u een beeld schetsen van de bijbehorende inkomsten (startsalaris, eindsalaris en de tussenliggende salarisontwikkeling).
3) Wilt u daarbij ook uitgebreid onderzoek doen naar de meest voorkomende carrières die volgen op de door betrokkene afgeronde studie. Kunt u bij die meest voorkomende carrières ook een beeld schetsen van de bijbehorende inkomsten ( ... ).”
2.8.
Het arbeidsdeskundig onderzoek is verricht op 1 juni 2021. [naam06] heeft op 31 juli 2021 een concept van haar arbeidsdeskundig rapport aan partijen gestuurd.
2.9.
Op 4 november 2021 heeft de advocaat van [verzoeker01] – voor zover van belang – de volgende reactie op het conceptrapport aan [naam06] gestuurd:
“( ... ).
2)
de familiaire en sociale situatie
11.
Ik ben van mening dat er onvoldoende informatie is gegeven over de sociale- en familiaire achtergrond van cliënt en dat die derhalve onvoldoende is meegewogen. Ik heb de vrijheid genomen om daar nader onderzoek naar te doen en dat volgt hieronder. (…).
4)
IBM Bands
25.
De bands, die staan vermeld op pagina 4 van uw rapportage, geven het vermoedelijke carrièreverloop van [verzoeker01] weer bij IBM. Als dit in verband wordt gebracht met bovengenoemde cv’s kan er worden geconcludeerd dat allen binnen de familie [verzoeker01] zich ontwikkelen van een startersfunctie binnen een organisatie en zich opwerken tot een functie binnen de directie.
26.
Daarnaast is er vanuit [naam07] (manager van cliënt bij IBM) een overzicht toegezonden van het gemiddelde promotieperspectief per band. Hierbij wordt rekening gehouden met het promotieperspectief van een normaal functionerende medewerker. Onderstaand treft u het overzicht.
Band 6 – Analyst – 2 years
Band 7 – Associate – 2 years
Band 8 – Principal – 2 -> 3 years
Band 9 – Senior Principal – 2 -> 3 years
Band 10 – Director – 3 years
27.
Na de functies als director zijn er binnen IBM nog meer/hogere functies. Zo kan uit de mails van [naam07] worden opgemaakt dat het evident is dat er nog hogere ‘bands’ zijn na de functie van Director. ( ... ). Uiteraard is dan van belang dat [verzoeker01] na 11 jaar actief zou zijn geworden binnen één van deze topfuncties. Voor de verdere inhoud van bovenstaand verwijs ik u naar de bijlage.
( ... ).
Conclusie
( ... ).
31.
Allen binnen de familie [verzoeker01] zijn gepromoveerd van een startersfunctie naar een functie binnen de directie van een wereldwijd opererende organisatie. De verwachting is dan ook dat [verzoeker01] dit voorbeeld had gevolgd.
( ... ).
33.
Vanuit het perspectief van een manager binnen IBM wordt een situatie geschetst waarbij er circa 11 jaar nodig is om naar een functie binnen de directie van een grote wereldwijd opererende organisatie te promoveren. Op basis van bovenstaande factoren had [verzoeker01] binnen 10-11 jaar de functie van directeur kunnen bereiken.
( ... ).”
Als bijlage bij de brief heeft de advocaat van [verzoeker01] e-mailberichten van de (voormalig) leidinggevende van [verzoeker01] bij IBM, [naam07] , meegestuurd.
2.10.
Op 29 november 2021 heeft [naam06] als volgt gereageerd:
“( ... ).
2)
De familiaire en sociale situatie
U heeft mij bij aanvang van de opdracht informatie verschaft over enkele familieleden van betrokkene. ( ... ).
Specifiek ten aanzien van de nieuwe informatiebronnen die u aandraagt: ik ben zeer geïnteresseerd in wat ik zie en ben evengoed geïnteresseerd in wat ik niet zie. Zo lijkt mij dat betrokkene afkomstig is van twee opa’s en niet één. Een evenwichtig onderzoek zal beide lijnen van de stamboom dan in kaart moeten brengen. Kort en goed is mijn visie hierover het volgende: alles in beschouwing nemende denk ik dat nader onderzoek hiernaar een zeer geringe tot geen invloed zal hebben op de uitkomsten van het onderzoek, juist omdat een loopbaan van een individu van doen heeft met tal van factoren.
Mochten partijen graag zien dat ik hier een verdiepingsslag in aanbreng, dan voer ik dat graag uit, maar dan wil ik graag op onafhankelijke en evenwichtige wijze de gegevens kunnen onderzoeken. dan zou ik graag de volledige familie van betrokkene in kaart willen brengen en hun loopbaangegevens onderzoeken. ( ... ).
( ... ).
4)
IBM Bands
Ten aanzien van punt 25 en 26: ik had niet de mogelijkheid om in contact te treden met de manager van betrokkene, u kreeg dit wel. Het is fijn dat de gegevens m.b.t. banden bij PFG/IBM zijn vrijgekomen. Ik heb deze toegevoegd aan de definitieve rapportage.
( ... ).
Conclusie
U heeft een reactie verwoord naar aanleiding van mijn conceptrapport. Waar het correcties betreft, heb ik deze gewijzigd in de rapportage. Eveneens heeft u zelf aanvullend onderzoek verricht en nieuwe feiten en documenten aangedragen. Ik hoop dat u begrijpt, dat ik bij het uitvoeren van onafhankelijk onderzoek, ik niet uw conclusies 1-op-1 kan overnemen op basis van uw onderzoek. ( ... ).”
2.11.
Op 29 november 2021 heeft [naam06] het definitieve rapport afgegeven. Op de inhoud van het definitieve rapport gaat de rechtbank in de beoordeling in.
2.12.
Op 30 november 2021 heeft NN een financieel voorstel gedaan om de zaak definitief te regelen. Zij heeft [verzoeker01] ook de mogelijkheid van mediation, dan wel aanmelding van de zaak bij de Kamer voor Langlopende Letselschadezaken in overweging gegeven.
2.13.
[verzoeker01] heeft het voorstel van NN afgewezen.
3
Het geschil
3.1.
[verzoeker01] verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verklaart voor recht dat NN bij de berekening van de schade ten gevolge van het verlies aan arbeidsvermogen in de situatie zonder ongeval de volgende carrièrestappen moet aanhouden:
Age 27 | Band 6 2018: Analyst | £ | 40.500 |
Age 28 | Band 6 2019: Analyst | 40.500 | |
Age 29 | Band 7 2020: Associate | 55.291 | |
Age 30 | Band 7 2021: Associate | 55.291 | |
Age 31 | Band 8 2022: Principal | 68.933 | |
Age 32 | Band 8 2023: Principal | 68.933 | |
Age 33 | Band 8 2024: Principal | 68.933 | |
Age 34 | Band 9 2025: Senior Principal | 104.000 | |
Age 35 | Band 9 2026: Senior Principal | 104.000 | |
Age 36 | Band 9 2027: Senior Principal | 104.000 | |
Age 37 | Band 10 2028: Director | 160.000 | |
Age 38 | Band 10 2029: Director | 160.000 | |
Age 39 | Band 10 2030: Director | 160.000 |
althans dat de rechtbank in goede justitie verklaart hoe de situatie zonder ongeval als uitgangspunt moet dienen voor de berekening van het verlies aan arbeidsvermogen, met veroordeling van NN in de kosten van dit deelgeschil, begroot op € 6.797,78, vermeerderd met de (reis)kosten voor de zitting en griffiekosten.
3.2.
[verzoeker01] legt aan het verzoek ten grondslag dat hij als gevolg van het ongeval kampt met klachten en beperkingen, die ertoe leiden dat hij achterloopt op de carrière die hij zou hebben gehad als het ongeval hem niet was overkomen. Uit het arbeidsdeskundig rapport van [naam06] en de e-mails van [naam07] volgt dat [verzoeker01] in dat geval een glanzende carrière zou hebben gehad bij een (internationale) organisatie, althans dat hij de carrièreladder van IBM volledig zou hebben doorlopen en in iets meer dan 10 jaar director (met bijbehorend salaris) zou zijn geworden, aldus [verzoeker01] .
3.3.
NN voert verweer. Volgens NN is de door [verzoeker01] verzochte verklaring voor recht niet in lijn met de bevindingen van [naam06] .
Voorwaardelijk tegenverzoek
3.4.
NN verzoekt, indien noodzakelijk bij tegenverzoek, dat de rechtbank voor recht verklaart dat het rapport van [naam06] bij de schaderegeling als bi ndend uitgangspunt geldt, hetgeen onder meer inhoudt dat in het kader van de schadepost verlies aan verdienvermogen bij de hypothetische situatie zonder ongeval uit moet worden gegaan van ‘beroepsrichting 2’ met de daarbij behorende carrièrestappen en salarisindicaties zoals weergegeven in het deskundigenrapport (€ 2.500 (start); € 5.250 (midden) en € 8.000 (eind) - salaris); met afwijzing dan wel matiging van de door [verzoeker01] gestelde kosten van het geding.
3.5.
[verzoeker01] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4
De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Deze zaak heeft internationale aspecten, gelet op de woonplaats van [verzoeker01] . De rechtbank moet daarom ambtshalve onderzoeken of zij bevoegd is over de zaak te oordelen. Als dit zo is, moet zij ook ambtshalve onderzoeken naar welk materieel recht het gevorderde moet worden beoordeeld.
4.2.
Het verzoek betreft een burgerlijke of handelszaak en is ingesteld na 10 januari 2015, zodat de zogenoemde Herschikte EEX-Verordening (Brussel I bis -Verordening) van toepassing is. Op grond van artikel 4 lid 1 van deze verordening is de Nederlandse rechter bevoegd van het geschil kennis te nemen. Het gaat immers om een verbintenis uit onrechtmatige daad en het schadetoebrengende feit heeft zich voorgedaan in Den Haag. NN heeft haar statutaire zetel binnen het arrondissement Den Haag. Deze rechtbank is op grond van artikel 1019x Rv zowel relatief als absoluut bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Deze bevoegdheid van de Nederlandse rechter is in overeenstemming met artikel 7 lid 1 WAM. Op grond van artikel 4 van de Verordening betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (‘Rome II’) is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad, het recht van het land waar de schade zich voordoet. Dat is Nederland en dus is Nederlands recht van toepassing op deze zaak. Niet gesteld of gebleken is dat partijen een andere rechtskeuze hebben gemaakt.
Inhoudelijke beoordeling
4.3.
Niet in geschil is dat [naam06] op gezamenlijk verzoek van partijen is ingeschakeld en dat partijen het eens waren over de aan haar voor te leggen vraagstelling. Partijen zijn daarom gebonden aan de uitkomsten van de expertise, tenzij er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren bestaan tegen (de inhoud of wijze van totstandkoming van) het deskundigenrapport. Hiervan is onder meer sprake wanneer het rapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica. Dat van een dergelijke situatie sprake is, is gesteld noch gebleken. De bevindingen van [naam06] gelden dus als uitgangspunt.
4.4.
[naam06] heeft, voor zover hier relevant, de door partijen gestelde vragen als volgt beantwoord:
“ Antwoord op vraag 2:
( ... )
Ik ga ervan uit dat de instroom op de arbeidsmarkt voor betrokkene, het ongeval meegemaakt hebbend, niet veel verschilt van de situatie waarin het ongeval moet worden weggedacht. ( ... ). Betrokkene geeft aan dat hij waarschijnlijk in Nederland was blijven wonen. Voor onderstaande analyse lijkt dat niet veel verschil te maken. Mede omdat betrokkene ervan uitgaat dat hij de eerste jaren na het afronden van zijn masteropleiding op redelijk gelijke wijze doorgekomen zou zijn, zie ik geen reden om daar vanaf te wijken.
Vervolgens wordt de vraag relevant hoe een carrièreverloop bij Promontory Financial Group / IBM er doorgaans uitziet. Momenteel ontvangt betrokkene een bruto jaarsalaris van £ 40.500,- per jaar bij een 35-urige werkweek. Onderstaand in Tabel 1 zien we het interne functiehuis van deze organisatie. De salarisgegevens heb ik hier zelf aan toegevoegd op basis van deskresearch. ( ... ).
Uiteraard is het niet zo dat iedere werknemer die instroomt als data privacy analist, uiteindelijk directeur wordt; dat komt numeriek niet uit. Ik heb onderzoek verricht naar 14 LinkedIn-profielen van mensen die als analist hebben gewerkt bij Promontory Financial Group / IBM. Uit deze profielen maak ik op dat de stap van analist naar associate een logische bijna automatische stap is. Deze stap zien we in vrijwel alle profielen terugkeren, tenzij iemand het bedrijf verlaat om bij een ander bedrijf te gaan werken. Van de 14 subjecten zijn er 7 opgeklommen tot Principal, waarvan 3 tot Senior Principal (allemaal binnen Promontory Financial Group / IBM). Zoals ik in hoofdstuk 6 zal uitleggen, kunnen wij hier geen statische representativiteit aan toekennen; het is beeldvormend materiaal.
In het kader van het correctierecht merkt de belangenbehartiger op, dat hij aanvullend onderzoek heeft verricht en in dit kader contact heeft gehad met de heer [naam07] (manager van betrokkene). De emailberichten van de heer [naam07] zijn bijgevoegd in de bijlage (bijlage V). Onderstaand treft u ter correctie / aanvulling de banden en de promotiesnelheid volgens de heer [naam07] .
Band 6 analist 2 jaar
Band 7 Associate 2 jaar
Band 8 Principal 2 jaar
Band 9 Senior Principal 2 -> 3 jaar
Band 10 Director 2 -> 3 jaar
( ... ). Betrokkene controleert en analyseert de interne processen van bedrijven ten aanzien van de geldende privacywetgeving. Dit heeft raakvlakken met het juridische, met het verwerken en beheersen van data en met het toetsen op compliance.
Van de 14 geanalyseerde LinkedIn-profielen hebben er 11 een juridische achtergrond op bachelor- en/of masterniveau. Bij de huidige werkgever zijn er mensen als analist ingestroomd met masteropleidingen in onder meer internationaal recht, management, e-government, wiskunde, actuariële wetenschappen, computer- en communicatiewetenschapen.
Het lijkt mij dat bovenstaande studies directe raakvlakken hebben met de functie van data privacy officer en het werkveld. De studies die betrokkene heeft gedaan, hebben dat niet zozeer. Dit hoeft waarschijnlijk geen contra-indicatie te betekenen om toch deze functie uit te kunnen oefenen. Ik denk dat Promontory Financial Group / IBM mensen met meer out-of-the-box studies wel laat instromen in de functie van analist; in de praktijk wordt dan waarschijnlijk bekeken hoe iemand zich ontwikkelt. En dat kan op verschillende manieren uitpakken.
Betrokkene heeft eind vorig jaar een minder positieve review gekregen van zijn manager, waarin specifiek is aangegeven dat betrokkene nog niet op niveau presteerde ten aanzien van zijn aandacht voor details en accuratesse en volledigheid van geschreven werk. Als ik dit in verband breng met de 14 geanalyseerde profielen, waarvan er 11 een juridische achtergrond hebben vaak op masterniveau, dan zou ik mij kunnen voorstellen dat het voor betrokkene met zijn specifieke opleidingsachtergrond moeilijk is om te wedijveren met juristen die bij uitstek getraind zijn in het zeer gedetailleerd wet- en regelgeving te lezen, te interpreteren en toe te passen. Heeft iemand geen rechtenstudie gedaan, maar wel een masterstudie met betrekking tot datamanagement en de toenemende digitalisering van overheden, dan heeft deze werknemer andere kennis in huis waardoor hij zich dit werkveld snel eigen kan maken.
De aanknopingspunten op basis van kennis en vaardigheden zijn in mijn optiek moeilijker te vinden binnen de studies van betrokkene. (…). De opleiding die eigenlijk écht zou aansluiten bij deze functie, is die van business analist, en vreemd genoeg worden die mensen niet geworven. Ik neem daaruit mee, dat het doorlopen van een rechtenstudie zeker geen vereiste is om in het werkveld van betrokkene aan het werk te komen. Een rechtenstudie is geen ideale vooropleiding voor deze baan. International Studies en de Europaeum-master zijn dat evenmin. In hoeverre de vooropleiding nu wel of geen invloed heeft op het kunnen slagen binnen de functie van analist en te kunnen doorstromen naar het volgende niveau, kan ik moeilijk beoordelen. Dit zijn thema’s die in mijn optiek besproken zouden moeten worden met de werkgever van betrokkene, om dit in zijn volledigheid te kunnen duiden. Ik heb dit aan betrokkene gevraagd, maar hij gaf aan dat hij dit liever niet wil.
Componenten binnen het voorkeursgedrag van betrokkene, zoals weinig genegen zijn tot pragmatisme, eerder een hang naar focus dan naar afwisseling; en behoefte aan orde en structuur, zijn aspecten die hem in zijn huidige functie goed kunnen ondersteunen. Wanneer hij binnen een bedrijf opklimt tot leidinggevende, met name als hij zich echt bezig zou moeten houden met people management, dan zijn er aspecten die hem mogelijk meer moeite kosten. Dit heeft van doen met lagere sociale empathie en een hoger abstractieniveau. Luisteren, inlevingsvermogen en conflicthantering liggen niet direct binnen het voorkeursgedrag. Dit wil niet zeggen dat betrokkene dit niet zou kunnen of willen, maar het lijken geen aspecten waar hij van nature graag op leunt.
Ten aanzien van de beantwoording van vraag 1, werp ik in hoofdstuk 4 de vraag op waar ik betrokkene moet plaatsen op het Geesteswetenschappen-versus-werkzaam binnen financiële instelling-cotinuüm. Ook bij het beantwoorden van deze vraag is dit voor mij een relevant aspect en vraag ik mij af in hoeverre de huidige branche hem op langere termijn kan boeien op al zijn interessegebieden. Dit is uiteraard een vraag die vrijwel niet te beantwoorden is. Ik merk daarbij direct op dat het ook niet de functie van een baan hoeft te zijn om het individu op alle facetten en alle interessegebieden tegemoet te komen.
Afgaande op het totale profiel zou ik verwachten dat betrokkene op professioneel vlak goed in staat had moeten zijn om verticale stappen in zijn carrière te maken en een leidinggevende positie in te nemen. ( ... ). Of hij heel makkelijk bij de huidige werkgever én vanuit de huidige functie verticale stappen had kunnen maken, kan ik onvoldoende beoordelen.
( ... ).
Antwoord op vraag 3:
Ik heb de meest voorkomende carrières die volgen op de door betrokkene afgeronde studie onderzocht door enerzijds informatie uit de uitstroom van ex-alumni op te vragen bij de Universiteit Leiden en anderzijds door profielen op LinkedIn te bestuderen van mensen die dezelfde masteropleiding hebben gevolgd als betrokkene. Profielen die overduidelijk dezelfde individuen betroffen heb ik ontdubbeld in mijn analyse. Ik heb bekeken in welke beroepsrichtingen zij werkzaam waren en heb hierbij de navolgende verdeling gemaakt:
Beroepsrichting 1: werkzaam in bestuursorganen (semi)overheid, (inter)nationaal
Beroepsrichting 2: werkzaam in de zakelijke particuliere sector (inter)nationaal
Beroepsrichting 3: werkzaam in onderzoek, wetenschap en onderwijs
Beroepsrichting 4: werkzaam in journalistiek / uitgeverij
Per beroepsrichting heb ik vervolgens bekeken in welke beroepen zij werkzaam zijn en heb op basis daarvan sub categorieën aangemaakt. Vervolgens heb ik per subcategorie geturfd hoeveel profielen in de betreffende subcategorie werkzaam zijn.
( ... ).
Teneinde de vraag volledig te beantwoorden, heb ik per beroepsrichting de salarisgegevens onderzocht van de beroepsgroep, die het sterkst vertegenwoordigd is. ( ... ).
Salaris informatie bruto per maand | |||
Beroepsrichting 2: werkzaam in de zakelijke particuliere sector (inter)nationaal | |||
Consultant / adviseur | |||
Start | Midden | Eind | |
€ 2.500,- | € 5.250,- | € 8.000,- | |
Informatie afkomstig uit de Nationale Beroepengids (zie Bijlage I: Salarisinformatie no. 42). |
( ... ).
De antwoorden van vraag 2 en 3 verschillen van elkaar, omdat betrokkene nauwelijks geïnteresseerd is in een carrière binnen het onderwijs / onderzoek. Betrokkene denkt evenmin dat hij in een overheidsfunctie of een semioverheidsinstituut zou zijn gaan werken. Vaak moet men daarvoor vloeiend Nederland beheersen. ( ... ).
Derhalve is het naar mijn opvatting aannemelijk dat betrokkene het meest geïnteresseerd was - en nog steeds is - in de internationaal georiënteerde zakelijke / particuliere sector/het bedrijfsleven. Daarmee is het niet uit te sluiten dat betrokkene toch ooit had kunnen werken in sector 1 ( ... ). Echter, ik acht het sterk aannemelijker dat hij zijn focus daadwerkelijk zou leggen op sector 2 en daar iets zou verzilveren.
4
BESCHOUWINGEN EN OVERWEGINGEN
Ten aanzien van vraag 1
Met betrekking tot zijn studiekeuze en zijn keuze richting werk merk ik het volgende op: betrokkene maakt duidelijk dat hij een toppositie in het bedrijfsleven ambieerde, het liefst in internationale setting. Mijn gedachte was in eerste instantie: waarom studeert iemand dan geen bedrijfskunde of fiscale economie of iets dergelijks? Betrokkene deed zowel zijn bachelor- als zijn masterstudie aan de faculteit Geesteswetenschappen. Dat is niet per se de meest gelukkige keuze als de focus ligt op veel geld verdienen en een zakelijke carrière opbouwen. De voormalig zakelijk directeur van de bacheloropleiding International Studies sprak van een opvallend idealistisch karakter van het overgrote merendeel van deze studentenpopulatie. Betrokkene paste volgens hem ook prima in dit plaatje. ( ... ).
Hij heeft nu zijn eerste carrièrestappen gezet en werkt bij een financiële instelling in Londen. Voor mij voelt dit niet per se als een nooit eerder vertoonde tegenstelling, maar zeker wel als een groot verschil. Ik heb dit met betrokkene besproken. Hij geeft aan dat er een verschil is in wat men doet in hobby en vrije tijd, versus wat men doet voor de carrière. Toch heeft betrokkene zijn gehele studietijd, waarmee hij mede zijn carrière heeft opgebouwd, gespendeerd aan de faculteit Geesteswetenschappen. Ook de TMA Beroepsinteresse Analyse laat bijvoorbeeld een erg hoge score zien op ‘werken bij overheidsinstellingen’. Betrokkene is hier verbaasd over en had een veel lagere score verwacht. Met andere woorden: bij mij bestaat het vermoeden dat betrokkene van nature wat meer hangt naar / meer interesse heeft in maatschappelijk georiënteerde loopbanen, dan hijzelf vindt / wenselijk acht. ( ... ).”
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het rapport van [naam06] geen aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat [verzoeker01] , het ongeval weggedacht, in tien jaar tijd zou zijn doorgegroeid tot de functie van director bij een organisatie zoals IBM of dat hij een soortgelijk salarisverloop zou hebben gehad. Dat zij tot een dergelijke constatering komt, blijkt uit niets.
4.6.
[verzoeker01] heeft ter zitting bepleit dat [naam06] zijn standpunt ondersteunt en vindt dat de onder 3.1 genoemde (salaris)informatie als uitgangspunt moet dienen, omdat zij de informatie van [naam07] aan het definitieve rapport heeft toegevoegd. De rechtbank volgt hem daarin niet.
4.7.
[naam06] schrijft in haar definitieve rapport nergens dat zij na ontvangst van genoemde informatie tot de conclusie komt dat de door [verzoeker01] genoemde salaristabel en promotiesnelheid moeten worden gevolgd en dat zij haar eerdere conceptrapport (dus) in die zin heeft aangepast. In tegendeel. In de brief van dezelfde dag schrijft [naam06] dat zij genoemde informatie aan de definitieve rapportage zal toevoegen, maar dat zij als onafhankelijk deskundige de conclusies van [verzoeker01] niet kan overnemen (2.10). [naam06] refereert weliswaar in het definitieve rapport aan de informatie van [naam07] , maar zij baseert haar conclusies niet op die informatie. Dat is ook logisch, omdat NN er terecht op heeft gewezen dat [naam07] geen concrete uitlatingen doet over de carrièrekansen van [verzoeker01] en dat hij erop wijst dat een promotie afhankelijk is van diverse factoren (“ Of course, promotion is linked to many factors including the business performance and the performance of the individual, relative to other members of the team at the same level”) . [naam06] kón haar conclusie over het waarschijnlijke carrièreverloop van [verzoeker01] , als het ongeval hem niet zou zijn overkomen, dan ook niet baseren op de (algemene) informatie van [naam07] .
4.8.
Daarbij komt dat [naam06] vaststelt dat er weinig aanknopingspunten zijn tussen de door [verzoeker01] gevolgde studie, zijn persoonlijkheid en zijn huidige functie en dat de opleidingsachtergrond en beroepsaffiniteit van [verzoeker01] “ wellicht eerder of later voor hobbels op de weg zouden kunnen zorgen ”. Ook schrijft [naam06] dat bepaalde leidinggevende aspecten minder goed passen bij de persoonlijkheid van [verzoeker01] , en dat zij zich afvraagt “in hoeverre de huidige branche hem op langere termijn kan boeien op al zijn interessegebieden.”
4.9.
Vervolgens concludeert [naam06] : “ Afgaande op het totale profiel zou ik verwachten dat betrokkene op professioneel vlak goed in staat had moeten zijn om verticale stappen in zijn carrière te maken en een leidinggevende positie in te nemen. ( ... ). Of hij heel makkelijk bij de huidige werkgever én vanuit de huidige functie verticale stappen had kunnen maken, kan ik onvoldoende beoordelen .” Met andere woorden: op basis van de bevindingen van [naam06] kan niet worden vastgesteld dat [verzoeker01] , als het ongeval hem niet was overkomen, daadwerkelijk binnen tien jaar carrière zou hebben gemaakt op de manier waarop hij die zelf schetst. Sterker nog: [naam06] vindt het “ sterk aannemelijker ” dat [verzoeker01] , gelet op zijn studierichting, persoonlijkheid en voorkeuren “ zijn focus daadwerkelijk zou leggen op sector 2 en daar iets zou verzilveren ”. Bij ‘sector 2’ hoort het salarisniveau zoals weergegeven in de tabel van het rapport (zie de geciteerde tabel onder 4.4). Dit salarisniveau wijkt af van het salarisniveau in de tabel die [verzoeker01] wenst te hanteren (3.1). Al met al betekent dit dat er niet van kan worden uitgegaan dat de salarisgegevens die [verzoeker01] heeft geschetst, maatgevend zijn voor het berekenen van het verlies aan verdienvermogen.
4.10.
Bij deze stand van zaken moet het verzoek van [verzoeker01] worden afgewezen en kan het (voorwaardelijk) tegenverzoek van NN worden toegewezen.
4.11.
Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. [verzoeker01] heeft ter zitting verteld hoe ingrijpend het ongeval voor hem is. Hij heeft het gevoel dat hij stilstaat, dat hij links en rechts wordt ingehaald door mensen die jonger zijn dan hijzelf en dat het ongeval zijn (gezins)leven beïnvloedt. Hij voelt zich “ het zwarte schaap van de familie ”, omdat iedereen het beter lijkt te doen dan hij. Daarbij komt dat het ongeval inmiddels ruim tien jaar geleden is gebeurd en dat partijen nog altijd niet tot een oplossing zijn gekomen. Om die reden heeft de rechtbank ook tijdens de zitting de mogelijkheid van mediation of het aanmelden van de zaak bij de Kamer voor Langlopende Letselschadezaken met partijen besproken. [verzoeker01] gaf toen te kennen dat hij eerst een oordeel wilde over zijn verzoek. De rechtbank geeft partijen dringend in overweging om nu op zoek te gaan naar een snelle manier om een definitieve oplossing te vinden voor hun verschillen van inzicht.
Kosten van het deelgeschil
4.12.
Volgens [verzoeker01] heeft zijn advocaat 21,2 uur aan de zaak besteed tot aan het moment van de mondelinge behandeling. De advocaat van [verzoeker01] hanteert een uurtarief van € 265 exclusief 21% btw. Exclusief griffierecht komen de totale kosten neer op een bedrag van € 6.797,78 (inclusief btw), nog te vermeerderen met reistijd en tijd voor de zitting.
4.13.
Volgens NN komen de kosten van het deelgeschil niet voor vergoeding in aanmerking althans moeten deze worden gematigd naar 8 uur.
4.14.
Artikel 1019aa lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) bepaalt dat de rechtbank de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek van het slachtoffer en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Dat geldt ook als een verzoek in deelgeschil wordt afgewezen. Begroting kan alleen achterwege blijven als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van zo’n situatie is geen sprake. De rechtbank zal de kosten van deze procedure begroten.
4.15.
Gelet op de aard van de zaak en het aantal (hier voorliggende) geschilpunten (te weten één), gaat het om een overzichtelijke zaak. Dit neemt niet weg dat de procedure wordt gecompliceerd doordat [verzoeker01] geen Nederlands spreekt, waardoor (medische) stukken moeten worden vertaald. Ook verloopt de communicatie betrekkelijk moeizaam vanwege de taalbarrière en de verwerkingssnelheid van [verzoeker01] . Ook de mondelinge behandeling heeft lang geduurd vanwege de omvang van de discussie en het feit dat alles voor [verzoeker01] moest worden vertaald. De rechtbank zal de kosten (inclusief zittingstijd en reiskosten) daarom in redelijkheid begroten op € 6.797,78 inclusief btw, te vermeerderen met € 314 aan griffierecht = € 7.111,78 in totaal. Omdat de aansprakelijkheid van NN vaststaat, zal zij worden veroordeeld deze kosten aan [verzoeker01] te betalen.
4.16.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
5
De beslissing
De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat partijen gebonden zijn aan het deskundigenrapport van [naam06] , hetgeen onder meer inhoudt dat in het kader van het verlies aan verdienvermogen bij de hypothetische situatie zonder ongeval uit moet worden gegaan van ‘beroepsrichting 2’ met de daarbij behorende carrièrestappen en salarisindicaties zoals weergegeven in het deskundigenrapport (€ 2.500 (start); € 5.250 (midden) en € 8.000 (eind) -salaris);
5.2.
begroot de kosten van dit deelgeschil aan de zijde van [verzoeker01] als bedoeld in artikel 1019aa Rv op een bedrag van € 7.111,78 en veroordeelt NN om deze kosten binnen veertien dagen aan [verzoeker01] te betalen; ECLI:NL:RBDHA:2022:11734