RBMNE 220622 whiplash; Delta V 5, hoofd- en nekpijn niet gerelateerd aan ongeval; neuroloog meldt dat niet uitgesloten is dat [ eiser ] klachten zou hebben kunnen ontwikkelen
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 220622 whiplash; Delta V < 5, geen causaal verband tussen ongeval en psychische en lichamelijke klachten
- partijen gebonden aan rapportages neuroloog, psychiater en neuropsycholoog; geen zwaarwegende of steekhoudende bezwaren
- hoofd- en nekpijn niet gerelateerd aan ongeval; neuroloog meldt dat niet uitgesloten is dat [ eiser ] klachten zou hebben kunnen ontwikkelen
- Rb oordeelt o.b.v. rapportage psychiater dat gestelde ptss, somatisch- symptoomstoornis, depressieve stoornis en paniekstoornis niet gerelateerd is aan ongeval
Eerder al op het LSA Letselschade Magazine, nu ook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBMNE:2022:2761
2.
De overwegingen
inleiding
2.1.
Op 26 december 2012 is [ eiser ] betrokken geraakt bij een verkeersongeval. [ eiser ] is als bestuurder van zijn Rover van achteren aangereden door een automobilist die bij a.s.r. verzekerd was. De aansprakelijkheid voor het ongeval heeft a.s.r. erkend.
hoe is het toen verder gegaan?
2.2.
Partijen zijn met elkaar in gesprek gegaan om de schade die [ eiser ] door het ongeval lijdt in kaart te brengen. Partijen zijn daarbij verwikkeld geraakt in een discussie over de causaliteit: [ eiser ] stelt dat hij door het ongeval onder andere nek- en hoofdpijn klachten en ernstige psychiatrische problematiek (ptss, somatisch- symptoomstoornis, depressieve stoornis en paniekstoornis) heeft opgelopen, terwijl het ongeval volgens a.s.r. niet zo'n impact kan hebben gehad dat sprake kan zijn van dergelijke jarenlang voortdurende klachten zoals [ eiser ] stelt. Er was volgens a.s.r. namelijk sprake van een zodanig laag verschil in snelheid tussen de twee auto's, een lage Delta V (minder dan 5), dat de gezondheidsproblemen van [ eiser ] niet door het ongeval kunnen zijn veroorzaakt.
verschillende onderzoeken door deskundigen
2.3.
Om duidelijkheid te krijgen over het causaal verband tussen de gezondheidskiachten die [ eiser ] stelt te ervaren en het ongeval heeft [ eiser ] bij rechtbank Gelderland een verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht ingediend. Daarop heeft onder leiding van de rechtbank een onderzoek door neuroloog dr. W.I.M. Verhagen plaatsgevonden. Verhagen heeft daarvan een rapport van 7 oktober 2014 opgesteld. Daarna heeft, ook onder leiding van rechtbank Gelderland, een onderzoek door klinisch neuropsycholoog drs. E. van der Scheer plaatsgevonden. Het rapport van dat onderzoek is van 28juli 2015.
Partijen hebben vervolgens in onderling overleg besloten een psychiatrische expertise te laten doen. Dit onderzoek is gedaan door psychiater drs. J.P.A. van Eck. Zijn rapport dateert van 12 februari 2018. Van Eck heeft voor zijn onderzoek gebruik gemaakt van aanvullend neuropsychologisch hulponderzoek door klinisch neuropsycholoog dr. J.F.M. de Jonghe, die zijn bevindingen opnam in een rapport van 29 juni 2017.
wat is het punt?
2.4.
Met de uitkomsten van de verschillende deskundigenonderzoeken is het partijen niet gelukt het eens te worden en de schade (verder) af te wikkelen. Daaraan blijft in de weg staan het verschil van mening over het bestaan van de klachten en het causaal verband ervan met het ongeval.
2.5.
Voor [ eiser ] is overduidelijk dat zijn gezondheidsproblemen het gevolg zijn van het verkeersongeval in december 2012, er is in zijn optiek geen link met medische problemen die hij in het verleden heeft gehad. Neuroloog Verhagen deelt die mening volgens [ eiser ] . Verhagen kwalificeert zijn gezondheidsklachten, ondanks een enkele inconsistentie, tenslotte als whiplash associated disorder I/II Voor zijn psychiatrische klachten vindt [ eiser ] dat de rapportages van Van der Scheer en Van Eck niet als uitgangspunt kunnen worden genomen voor de verdere afwikkeling van zijn schade. Aan beide rapporten kleven volgens [ eiser ] klemmende en steekhoudende bezwaren. Ten eerste is bij het afnemen van de neuropsychologische tests onvoldoende rekening gehouden met de culturele achtergrond van [ eiser ] en de taalbarrière. Van der Scheer en ook Van Eck hebben zich er volgens [ eiser ] onvoldoende van vergewist of een zorgvuldige beoordeling zonder de aanwezigheid van een professionele tolk wel mogelijk was. Ten tweede wijst [ eiser ] erop dat een grotere discrepantie tussen de bevindingen van Van Eck en de bevindingen uit de behandelend sector nauwelijks mogelijk is. De conclusie van psychiater Van Eck dat bij [ eiser ] geen sprake is van een psychiatrische stoornis als gevolg van het ongeval op 26 december 2012 staat "wel erg haaks" op de bevindingen van zijn behandelend artsen (psychiaters) en psychologen (bij onder andere Altrecht) die juist wel vinden dat bij hem sprake is van ernstige psychiatrische problematiek. [ eiser ] vindt dat aan de medische informatie uit de behandelend sector meer betekenis moet worden gehecht dan aan de bevindingen van Van Eck. Uit zijn medische informatie blijkt dat bij hem sprake is van psychiatrische problematiek die wel degelijk is toe te schrijven aan het ongeval.
2.6.
Wat a.s.r. betreft moeten de uitkomsten van de onafhankelijke deskundigenonderzoeken in deze zaak doorslaggevend zijn. Aan de medische informatie uit de behandelend sector kan niet meer gewicht worden toegekend dan aan de onafhankelijke deskundigenonderzoeken die zijn gedaan. Er is ook geen sprake van steekhoudende en zwaarwegende bezwaren die maken dat die onafhankelijke expertises niet gebruikt kunnen worden. De conclusies van Van der Scheer en Van Eck moeten hier leidend zijn. Het argument van het onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal, waarmee [ eiser ] vele jaren na het ongeval en jaren na de betreffende expertises de waarde van die onderzoeken probeert aan te tasten, vindt a.s.r. ongeloofwaardig. De anamneses zijn beschreven, waaruit valt af te leiden dat [ eiser ] de vragen die hem gesteld zijn adequaat heeft kunnen beantwoorden. Nergens blijkt uit dat de taal een probleem was. Als daarvan echt sprake was dan was dat aangekaart bij de reacties op de conceptrapporten.
Uit de drie onafhankelijke onderzoeken volgt in de optiek van a.s.r. dat de klachten van [ eiser ] niet kunnen worden geobjectiveerd of niet aanwezig zijn en dat hij de klachten simuleert, overdrijft en/of inbeeldt. Er is geen sprake van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten. Het primaire standpunt van a.s.r. is dan ook dat de klachten van [ eiser ] niet bestaan. Subsidiair is a.s.r. van mening dat het causaal verband ontbreekt tussen de klachten die [ eiser ] ervaart en het ongeval van 2012.
wat vordert [ eiser ] ?
2.7.
[ eiser ] vordert - na wijziging van eis tijdens de mondelinge behandeling - dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor recht verklaart dat:
a) [ eiser ] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat bij hem sprake is van relevante gezondheidsproblemen, waaronder hoofdpijn, nekpijn en relevante psychiatrische problematiek;
b) sprake is van causaal verband tussen de gezondheidsproblemen van [ eiser ] , waaronder hoofdpijn, nekpijn en psychiatrische problematiek (zoals beschreven in de onderzoeksbevindingen van Altrecht geestelijke gezondheidszorg), en het ongeval van 26 december 2012, althans dat het ontstaan en voortduren van die problematiek aan a.s.r. kan worden toegerekend;
c) de door [ eiser ] geleden en te lijden schade het tot nu toe door a.s.r. betaalde bedrag van € 15.000 overstijgt en dat a.s.r. met betaling van dat bedrag dus nog niet finaal ten opzichte van [ eiser ] is gekweten
en
d) a.s.r. veroordeelt in de kosten van deze procedure met nakosten en rente.
deskundigenrapporten leidend? Toetsingskader.
2.8.
Voordat de rechtbank over - kort gezegd - het causaal verband zal beslissen, moet eerst beoordeeld worden of de rapporten van Van der Scheer en Van Eck daarbij gebruikt kunnen worden. Daarover verschillen partijen van mening. Als uitgangspunt geldt dat partijen in beginsel gebonden zijn aan de inhoud van een deskundigenrapport dat op verzoek van de rechtbank (Van der Scheer) of op hun gezamenlijk verzoek (Van Eck) is opgesteld. De rechtbank zal dan ook in principe de rapporten als uitgangspunt nemen bij de beoordeling van het geschil tussen partijen. Dit zou anders kunnen zijn als het rapport qua inhoud of de manier waarop het tot stand gekomen is niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs gesteld mogen worden. Zo mag van een rapport van een deskundige worden verwacht dat het onpartijdig, consistent, inzichtelijk en logisch is. Ook de manier waarop de deskundige zijn werkzaamheden heeft verricht, kan afbreuk doen aan de waarde van een deskundigenrapport. Het komt erop neer dat er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren moeten zijn in te brengen tegen dat rapport, voordat de rechtbank kan beslissen het deskundigenbericht naast zich neer te leggen. Dit betekent daarom dat van de partij die kritiek heeft op het rapport en bepleit dat het niet gevolgd kan worden, mag worden verlangd dat zij haar stellingen deugdelijk onderbouwt. Bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen waarin de conclusies van de eerste deskundige op overtuigende wijze worden tegengesproken.
ernstige bezwaren?
2.9.
Nu wordt verder ingegaan op de vraag of er sprake is van zodanige bezwaren dat de rapporten niet bruikbaar zijn. De rechtbank zal daarbij eerst ingaan op de gestelde taalproblematiek. Daarna wordt ingegaan op de vraag of de (andersluidende) informatie uit de behandelend sector tot gevolg heeft dat de rechtbank de deskundigenrapporten (van Van der Scheer en Van Eck) bij de verdere beoordeling van deze zaak terzijde moet schuiven.
taal
2.10.
Aan het argument dat aan de rapporten van Van der Scheer en Van Eck voorbij moet worden gegaan omdat [ eiser ] toen de onderzoeken plaatsvonden de Nederlandse taal onvoldoende beheerst(e) gaat de rechtbank voorbij. Uit de rapporten blijkt niet dat er een probleem is (geweest) met de taal. De zinsnedes waarnaar (de advocaat van) [ eiser ] verwijst, zijn daarvoor een onvoldoende aanwijzing. Op een (enkel) onderdeel iets niet
begrijpen of niet weten is van een andere orde dan alle vragen niet kunnen volgen of beantwoorden. De rapporten bevatten uitgebreide anamneses. Daaruit kan worden afgeleid dat [ eiser ] in staat is (geweest) de vragen te begrijpen en te beantwoorden en zich in de Nederlandse taal uit te drukken. Verder komt naar het oordeel van de rechtbank in deze context betekenis toe aan de uitkomsten van de symptoomvaliditeitstests: deze tests zijn positief uitgevallen, waarbij scores zijn behaald die onder kansniveau liggen (p. 19 rapport De Jonghe). Daarbij is genoteerd dat een eventuele taalbarrière geen aannemelijke verklaring is voor de resultaten van de symptoomvaliditeittests omdat ook de niet-talige tests positief zijn. Het presteren onder kansniveau duidt er op dat duidelijk is wat het goede antwoord is waardoor men in staat is het onjuiste antwoord te kiezen. De rechtbank vindt in deze uitkomsten van het neuropsychologisch onderzoek dan ook een sterke aanwijzing dat er geen sprake was van een taalprobleem. Aan het onderzoek van Nivel, overgelegd als productie 11 namens [ eiser ] , komt in dit verband geen betekenis toe: dat is wat in zijn algemeenheid geldt, terwijl het hier gaat om de specifieke (onderzoeks)situatie van [ eiser ] . Als er op het moment dat de onderzoeken plaatsvonden daadwerkelijk een probleem met de taal zou zijn geweest, ligt het voor de hand dat deze deskundigen daarvan melding zouden hebben gemaakt en/of het onderzoek (pas) zouden kunnen hebben voortzetten in aanwezigheid van een (professionele) tolk. Dit komt in geen van de rapporten naar voren.
behandelend sector
2.11.
Daarmee komt de rechtbank toe aan het argument van [ eiser ] dat de rapporten (met name het rapport van Van Eck) niet bruikbaar zijn omdat de uitkomsten ervan haaks staan op de zeer ernstige psychiatrische problematiek die de behandelend sector rapporteert.
Dit is zo tegengesteld aan de conclusie van Van Eck die zegt dat geen psychiatrische stoornis als gevolg van het ongeval in december 2012 kan worden vastgesteld en dat daarmee in DSM-termen sprake is van een depressieve stoornis, die op het moment (van het onderzoek, toev. rb.) volledig in remissie is (p. 11, 13 en 15 rapport Van Eck), dat dat niet kan worden gevolgd.
2.12.
Zonder afbreuk te doen aan de door [ eiser ] ervaren gezondheidsproblemen en ook zonder afbreuk te doen aan zijn overtuiging dat deze volledig terug te voeren zijn op het ongeval in december 2012, deelt de rechtbank niet het standpunt dat de rapportage van Van Eck in de relatie tot a.s.r. niet bepalend is. Dit wordt nu toegelicht.
2.13.
Van Eck heeft [ eiser ] op 15 mei 2017 onderzocht en het klinisch neuropsychologische hulponderzoek vond plaats op 12 juni 2017. Op deze onderzoeken in mei en juni 2017 heeft Van Eck (dus) zijn bevindingen gebaseerd, wat hij daarna heeft verwerkt in zijn rapport van 12 februari 2018. De informatie uit de behandelend sector waarnaar [ eiser ] verwijst dateert van na mei/juni 2017, het moment waarop zoals gezegd
Van Eck zijn conclusies gebaseerd heeft. Dat het daarna slechter met [ eiser ] gaat en er volgens Indigo sprake is van depressieve klachten (augustus 2017) betekent niet dat de diagnose die Van Eck op basis van de geestestoestand van [ eiser ] in mei/juni 2017 stelt, niet (meer) klopt. Ook de aangehaalde suïcidepogingen dateren van na de onderzoeken door Van Eck en De Jonghe, zodat ook dat geen argument is te twijfelen aan de conclusie van Van Eck dat - op het moment van zijn onderzoek - sprake is van een depressieve stoornis volledig in remissie.
Verder overweegt de rechtbank dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen een onafhankelijke onderzoek zoals Van Eck dat gevraagd is te doen en de medische behandeling die [ eiser ] bij Altrecht krijgt. Voor het behandelend circuit in de psychiatrie is leidend en bepalend wat [ eiser ] ervaart, wat dus per definitie subjectief is, en niet of in ieder geval in mindere mate ofhet daadwerkelijk (objectief) zo is, wat wel de rol en taak is van expertiserend psychiater Van Eck. Van hem wordt verwacht de problematiek te objectiveren voordat het kan worden "afgewenteld" op een aansprakelijke partij.
conclusie: onafhankelijke onderzoeken uitgangspunt
2.14.
Uit dat wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat er geen voldoende zwaarwegende en steekhoudende bezwaren zijn om voorbij te gaan aan de onafhankelijke deskundigenrapporten. Bij de verdere beoordeling van het geschil zal de rechtbank de rapporten dan ook als uitgangspunt hanteren.
bestaat de hoofd- en nekpijn en komt het door het ongeval?
2.15.
In het midden kan blijven of de hoofdpijn- en nekpijnklachten daadwerkelijk bestaan, omdat de rechtbank van oordeel is dat voor de hoofdpijn- en nekpijnklachten geldt dat causaal verband met het ongeval ontbreekt. De rechtbank leidt dit af uit de antwoorden die Verhagen geeft op vraag 2a en 2c. Daar rapporteert Verhagen: "Uit het dossier komt naar voren dat betrokkene tevoren wel klacht heeft gehad in de zin van nekklachten, rugklachten, hoofdpijn, moeite met concentreren. Een deel van deze klachten bestaat nu nog. Anderzijds moet worden vastgesteld dat betrokkene ontkent dat deze informatie in het dossier correct is." en "In het dossier wordt vermeld dat betrokkene eerder klachten heeft gehad. Om die reden is het niet uitgesloten dat hij op een later moment deze klachten opnieuw zou hebben kunnen ontwikkelen, ook wanneer hij in de periode direct voorafgaand aan het ongeval deze klacht niet had. Een en ander geldt zeker wanneer zijn anamnese juist is ten aanzien van het feit dat er geen klachten gerelateerd waren aan het ongeval dat hij eerder had doorgemaakt."
Omdat Verhagen aangeeft dat het niet uitgesloten dat [ eiser ] op een later moment deze klachten zou hebben kunnen ontwikkelen, kan de hoofd- en nekpijn niet gerelateerd worden aan het ongeval.
bestaan de psychiatrische klachten en komt dal door het ongeval?
2.16.
Of bij [ eiser ] door het ongeval sprake is van psychiatrische klachten zal de rechtbank beoordelen aan de hand van het rapport van Van Eck (en niet met de medische informatie uit de behandelend sector, zie hiervoor onder 2.14.). Zoals eerder benoemd komt Van Eck, mede door het neurologisch hulponderzoek van De Jonghe, op p. 11 van zijn rapport tot de volgende conclusie: "Op psychiatrisch gebied is er in het verleden een depressieve stoornis vastgesteld. welke inmiddels in remissie is. Er zijn geen aanwijzingen voor een andersoortige psychiatrische aandoening. Bij gevolg kan er geen psychiatrische stoornis als gevolg van het ongeval in december 2012 worden vastgesteld." Dit betekent dat niet vastgesteld kan worden dat bij [ eiser ] (ten tijde van het onderzoek door Van Eck en De Jonghe) sprake was van psychiatrische klachten. Een
causaal verband met het ongeval kan daardoor ook niet worden vastgesteld.
wat betekent dit voor de vorderingen van [ eiser ] ?
2.17.
Dat wat de rechtbank hiervoor onder 2.16 en 2.17 heeft overwogen betekent dat de gevorderde verklaringen voor recht (zie hiervoor onder punt 2.7 a tot en met c) niet toewijsbaar zijn.
wie betaalt de proceskosten?
2.18.
Over de - in eerste instantie door [ eiser ] ook gevorderde - kosten van rechtsbijstand (buitengerechtelijke kosten) hebben partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling een afspraak gemaakt. De rechtbank neemt aan dat dat verband houdt met het feit dat aansprakelijkheid is erkend. Dit is voor de rechtbank aanleiding de kosten van deze procedure te compenseren, in die zin dat iedere partij eigen kosten draagt.
Met dank aan de heer mr. J. Roth, SAP Letselschade Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2022/RBMNE-220622