Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 110412 whiplash; neuropsychologisch onderzoek aanvulling op IWMD vraagstelling t.z.v. reële, niet ingebeelde, niet voorgewende, en niet overdreven klachten

Rb Arnhem 110412 whiplash; neuropsychologisch onderzoek aanvulling op IWMD vraagstelling t.z.v. reële, niet ingebeelde, niet voorgewende, en niet overdreven klachten
2.  De feiten 
2.1.  Op 3 september 2001 is [eiseres], terwijl zij gezeten in een personenauto stilstond in een file, van achteren aangereden door een bij Sterpolis verzekerde personenauto. [eiseres] botste daarop tegen de voor haar in de file staande auto, waarna zij nogmaals werd geraakt door de voornoemde bij Sterpolis verzekerde personenauto. 

2.2.  Interpolis, de rechtsopvolger van Sterpolis, heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van de aanrijding erkend. 

2.3.  [eiseres] heeft diezelfde dag contact opgenomen met haar huisarts in verband met nek-, schouder- en hoofdpijnklachten. 

2.4.  [eiseres], geboren op [geboortedatum], is afkomstig uit [buitenland] en is in 1994 met haar dochter naar Nederland gevlucht. Sinds 1998 heeft [eiseres] de Nederlandse nationaliteit. 

2.5.  In [buitenland] heeft [eiseres] na afronding van haar middelbare schoolopleiding op een vergelijkbaar niveau als de Nederlandse HAVO-opleiding, een jaar universitair onderwijs gevolgd. In 1996 is zij in Nederland gestart met een HBO-opleiding personeel en organisatie. Die opleiding heeft zij niet afgerond. In augustus 2001 is [eiseres] gestart met de studie culturele antropologie aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Die studie heeft zij na het ongeval gestaakt. In september 2003 is [eiseres] gestart met de HBO-opleiding cultureel maatschappelijke vorming. Die opleiding heeft zij eind 2005 met goed gevolg afgerond. In september 2005 is [eiseres] gestart met de universitaire studie religiewetenschappen. 

2.6.  Voor het ongeval was [eiseres] merendeels fulltime werkzaam in diverse soorten functies. Ten tijde van het ongeval was [eiseres] - via detacheringsbureau [ ] - als administratief medewerkster/verkoopster fulltime (36 uur per week) werkzaam bij [werkgever]. Na het ongeval heeft [eiseres] onder meer met behulp van een door Interpolis beschikbaar gestelde arbeidsdeskundige getracht te reïntegreren bij onder meer [werkgever], hetgeen niet is gelukt. Per 1 februari 2003 is [eiseres] in dienst getreden bij de [werkgever II] (stichting [werkgever II]) voor 16 uur per week als sociaal cultureel medewerker. Per 1 mei 2007 heeft [eiseres] ontslag genomen bij de stichting [werkgever II], waarna zij op 1 juli 2007 een eigen onderneming is gestart die zich bezighoudt met de integratie van niet-westerse allochtonen in de samenleving. Bij de start van die onderneming is zij door een bedrijfseconomisch adviseur op kosten van Interpolis begeleid. 

2.7.  In het voortgangsverslag van Winnock reïntegratie van 23 april 2003 staat onder meer: 
‘VOORBEREIDENDE FASE: 
In aansluiting op het kennismakingsgesprek vond een multifactorieel baseline onderzoek plaats, waaruit geen contra-incidicaties voor een werkhervattingstraject naar voren kwamen. Cliënte valt uit voor haar functie als medewerker verkoop binnendienst vanwege klachten na een auto ongeval begin september 2001. De klachten zijn geduid als whiplashklachten. Cliënte rapporteert na het ongeval een breed scala aan klachten waaronder concentratie-, evenwichts- en geheugenstoornissen, slapeloosheid, vermoeidheid of gebrek aan energie en hoofd- en nekpijn. (…)’ 

2.8.  In het (ongedateerde) eindverslag van Winnock reïntegratie staat onder meer: 
‘Cliënte heeft sinds januari 2003 een nieuwe baan voor 18 uur per week. Cliënte geeft aan het hier goed naar haar zin te hebben. Het combineren van werk en privé kost haar nog moeite. Zij heeft inzicht in haar valkuilen en is daar nog mee aan het werk. Momenteel is 18 uur per week voor cliënte het maximaal haalbare.’ 

2.9.  In het besluit van UWV Gak van 19 augustus 2002 staat: 
“(…) U hebt een uitkering aangevraagd voor uw op 3 september 2001 ingetreden arbeidsongeschiktheid. U bent volgens ons niet 52 weken arbeidsongeschikt geweest. Uit ons medisch onderzoek d.d. 2 juli 2002 en arbeidskundig onderzoek d.d. 2 augustus 2002 is namelijk gebleken dat u normaal belastbaar bent zonder beperkingen uit ziekte of gebrek. (…)’. 

2.10.  In een brief van de Arbo-arts van 27 augustus 2002 aan de werkgever van [eiseres] staat onder meer: 
‘Ik acht uw medewerker momenteel volledig arbeidsongeschikt. Ik heb beoordeeld of (aangepast) werk zou kunnen worden verricht. Helaas is dit niet het geval. Ze is door UWV WAO gekeurd het advies is per einde wachttijd volledig te gaan werken. Ik heb dit met haar besproken. Ze gaat tegen deze beslissing in beroep daar ze zich nog niet tot werken in staat voelt. (…)’ 

2.11.  In een brief van de Arbo-arts van 13 september 2002 aan de werkgever van [eiseres] staat onder meer: 
‘Uw medewerker wordt momenteel weer volledig arbeidsongeschikt geacht. Ze heeft een paar dagen passend werk gedaan maar dat is mislukt. Ik heb beoordeeld of (aangepast) werk nu zou kunnen worden verricht. Helaas is dat niet het geval. Ik vraag u haar dan ook weer ziek te melden ook aan het UWV!!! Ze is met de training bij Winnock gestart en ook daar werd haar geadviseerd nog niet te werken. (…)’ 

2.12.  Het tegen het besluit van 19 augustus 2002 ingestelde beroep en hoger beroep is door respectievelijk de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep bij beslissingen van 6 november 2003 en 21 april 2006 ongegrond verklaard. 

2.13.  Op gezamenlijk verzoek van partijen heeft dr. G.W. van Dijk, neuroloog in het CWZ ziekenhuis te Nijmegen, [eiseres] onderzocht en de gezamenlijk door partijen opgestelde vragen beantwoord. In zijn rapport van 15 november 2007 staat onder meer: 
‘Samenvatting: 
Betrokkene heeft een flexie/extensietrauma doorgemaakt van haar cervicale wervelkolom zonder bewustzijnsverlies. Dit als gevolg van een auto-ongeval waarbij betrokkene zelf rijdend met lage snelheid van achteren werd aangereden door een auto die met hogere snelheid reed. Direct aansluitend aan het trauma en in de dagen, werken, maanden en jaren daarna consistente nekklachten en verminderde beweeglijkheid van de nek. Betrokkene geeft beperkingen aan op verschillende gebieden die zowel fysieke beperkingen als geestelijke beperkingen betreffen. De geestelijke beperkingen in de zin van concentratieverlies en geheugenproblemen, kunnen uit neurologisch oogpunt niet worden toegeschreven aan een cerebraal letsel als gevolg van het ongeval. Dit in verband met het ontbreken van een duidelijk trauma capitis, waarbij er geen sprake was van bewustzijnsverlies en ook geen amnesie. De ervaren beperkingen als gevolg van een verminderde belastbaarheid van met name de nek en schouders kunnen als ongevalsgevolg worden beschouwd, gezien het feit dat deze sinds het ongeval consistent aanwezig zijn geweest, betrokkene voortdurend om paramedische hulp heeft gevraagd om deze klachten te behandelen en gezien het feit dat in de gevoerde correspondentie (…) er consistent melding wordt gemaakt van een verminderde beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom. Ook mijn huidige onderzoek toonde nog een lichte beperkte functie van de cervicale wervelkolom met milde bewegingsbeperkingen en eindstandige pijn. (…) 
Zakelijk rapport 
(…) Samenvatting en bespreking: 
Uit de mij ter beschikking gestelde correspondentie omtrent betrokkene komt naar voren dat zij in aansluiting op het ongeval van 03-09-2001 beperkingen in haar functioneren ervoer als gevolg van nekklachten. Deze klachten bestonden niet voorafgaand aan het ongeval. In de paramedische behandelende sector wordt in sommige brieven melding gemaakt van een verminderde beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom en in andere brieven van een normaal beweeglijke wervelkolom. Dit ontbreken van bewegingsbeperkingen komt ook naar voren uit het onderzoek van de verzekeringsgeneeskundige Weijers d.d. 02-07-2002 en het onderzoek van de orthopedisch chirurg Feith d.d. 21-03-2002. Uit de mij ter beschikking gestelde correspondentie blijkt wel dat het trauma een flexie/extensietrauma betrof met de mogelijkheid van een weke delen letsel van de cervicale wervelkolom en dat betrokkene nadien consistent pijnklachten in de nekregio heeft ervaren, die haar beperkten in haar functioneren. De pijnklachten zijn nog dezelfde dag na het ongeval ontstaan en sindsdien aanwezig gebleven. Daarnaast zijn er ook verschillende klachten van andere aard die betrokkene rapporteert en die mijns inziens niet in relatie met het ongeval kunnen worden gebracht. Zie hiervoor ook mijn geneeskundige rapportage. Met name gezien het feit dat een duidelijk trauma capitis ontbreekt, kunnen de klachten van hoofdpijn en concentratiestoornissen niet als direct ongevalsgevolg worden beschouwd. De door betrokkene ervaren beperkingen hebben geleid tot een reïntegratieproces dat nu is afgesloten. Inmiddels werkt zij als zelfstandig ondernemer in de reïntegratie van allochtonen. Hierbij ervaart zij nog wel beperkingen in haar functioneren op grond van de in mijn geneeskundige rapportage genoemde klachten. Op basis van mijn neurologische expertise en bestudering van het dossier, kom ik tot de volgende beantwoording van de door u aan mij gestelde vragen: 
Vraag 1: (…) c) De neurologische diagnose luidt een flexie/extensietrauma van de cervicale wervelkolom met klachten en verschijnselen die passen bij een whiplash associated disorder graad II. Daarnaast subjectieve klachten van hoofdpijn, vergeetachtigheid en concentratiestoornissen waarvoor geen neurologisch substraat aanwijsbaar is. 
Vraag 2 (…) 
c) Uit mijn onderzoek en uit de mij ter beschikking gestelde correspondentie bleken geen pre-existente ziekten of aandoeningen bij betrokkene voor te komen, die van invloed zijn op het huidige klachtenpatroon. 
d) De huidige klachten en verschijnselen zoals betrokkene die nu rapporteert en blijkens mijn onderzoek, zouden niet zijn ontstaan wanneer betrokkene het ongeval niet was overkomen. 
e) De klachten met betrekking tot nekpijn en eindstandig beperkte beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom kunnen neurologisch gezien als ongevalsgevolg worden beschouwd. De andere ervaren klachten, met name waar dit klachten van hoofdpijn, concentratiestoornissen en vergeetachtigheid betreffen, kunnen op neurologische gronden niet als ongeval worden beschouwd. 
Vraag 3 (…) 
Nu 6 jaar na het ongeval kan neurologisch gezien gesproken worden van een medische eindtoestand. 
Vraag 4 (…) 
Rekening houdend met het feit dat de pijnklachten consistent aanwezig zijn en persisteren, maar dat de gevonden bewegingsbeperkingen van de cervicale wervelkolom minimaal en eindstandig beperkt zijn door pijn, tevens rekening houdend met het feit dat bewegingsbeperkingen niet consistent worden aangegeven in de mij ter beschikking gestelde correspondentie van de behandelende sector, acht ik het functieverlies dat veroorzaakt is door het ongeval op 1% van de gehele mens (…) 
Vraag 5 (…) 
b) De door betrokkene gerapporteerde beperkingen kunnen slechts ten dele worden verklaard in relatie tot het ongeval. De beperkingen die betrokkene aangeeft als gevolg van pijn in de nek/schouderregio en ook lager in de thoracale wervelkolom, die optreden bij langdurig in dezelfde houding verblijven, kunnen als ongevalsgevolg worden beschouwd. Dit geldt ook voor de verminderde beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom in de eindstanden. In deze is het van belang dat betrokkene niet langdurig in dezelfde houding verblijft, maar tijdens haar werkzaamheden houdingswisselingen kan aannemen. Betrokkene kan in deze nu zelf haar agenda bepalen, omdat ze inmiddels zelfstandig ondernemer is en haar eigen agenda bepaalt. Ten aanzien van de door betrokkene gerapporteerde beperkingen als gevolg van concentratieverlies, hoofdpijn en geheugenstoornissen geven mijn onderzoeksresultaten aanleiding tot de conclusie dat deze beperkingen niet als ongevalsgevolg door neurologisch letsel beschouwd kunnen worden. Dit laatste heeft er mede toe geleid dat er slechts sprake is van een functiestoornis van 1% als gevolg van het letsel. (…) 
Vraag 7: Ik acht geen nader onderzoek buiten mijn vakgebied geïndiceerd. Met name speelt de vraag of neuropsychologisch onderzoek is geïndiceerd, maar gezien het feit dat een duidelijk trauma capitis met bewustzijnsverlies en amnesie ontbreekt, kan er geen sprake zijn van een blijvend cerebraal letsel als gevolg van een trauma capitis met bijvoorbeeld cognitieve stoornissen als gevolg. In die zin is neuropsychologisch onderzoek naar cognitieve en andere neuropsychologische stoornissen op neurologische gronden niet geïncideerd. Daarnaast blijkt mij ook nog uit de mij toegezonden correspondentie van eerdere onderzoekingen dat reeds neuropsychologisch onderzoek en psychologisch onderzoek heeft plaatsgevonden in het Rugadviescentrum te Nijmegen, waarbij de bevindingen van deze onderzoekingen mijn conclusies ondersteunen. (…) 

2.14.  Op gezamenlijk verzoek van partijen (via Heling&Partners) heeft verzekeringsgeneeskundige Kruithof een verzekeringsgeneeskundige expertise verricht en een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld. In zijn rapportage van 31 oktober 2008 staat onder meer: 
‘3.4 Onderzoek 
(…) Psyche: 
Er zijn geen duidelijke aanwijzingen voor psychopathologie. Patiënte is goed georiënteerd in tijd en plaats en kan haar problematiek goed onder woorden brengen. Er worden geen uiterlijke tekenen van vermoeidheid geconstateerd. Er worden geen evidente cognitieve stoornissen waargenomen. (…) 
4. Beschouwing en conclusie 
(…) Op basis van de onderzoeksbevindingen van de expertiserend neuroloog en de eigen onderzoeksbevindingen, ben ik van mening dat patiënte beperkingen heeft ten aanzien van belasting van de nek en schouders. (…) Ten gevolge van de vermoeidheidsklachten, passend bij een dergelijk beeld, ben ik van mening dat patiënte op fysiek niet zwaar te achten arbeid is aangewezen. Op van de onderzoeksbevindingen van ondergetekende (consistent klachtenpatroon bestaande uit vermoeidheid, moeite met concentreren gepaard gaande met een toename van klachten bij veel druk), ben ik van mening dat beperkingen ten aanzien van tijdsdruk, het ontbreken van structuur en enige beperkingen ten aanzien van concentratie en verdelen van aandacht geïncideerd zijn naast de reeds genoemde beperkingen. (…) 
Commentaar ondergetekende: 
Medisch adviseur [ ] [van Interpolis; rechtbank] geeft aan dat de beperkingen, voortvloeiend uit de vermoeidheidsklachten en cognitieve klachten, door mij onvoldoende onderbouwd zijn. Bestudering van het expertiserapport, opgesteld door de expertiserend neuroloog leert, dat deze melding maakt van concentratieklachten en klachten van vergeetachtigheid, die op neurologische gronden niet als gevolg van het ongeval beschouwd kunnen worden. Verder leert bestudering van het expertiserapport, dat de expertiserend neuroloog echter wel concludeert, dat er sprake is van whiplash disorder graad II. Zoals bekend, is er vaak geen organisch/neurologisch substraat/oorzaak te vinden voor whiplashachtige klachten zoals vermoeidheid, concentratieproblemen, aandachtsstoornissen etc. Op basis van eigen onderzoek en op basis van het expertiserapport, opgesteld door de expertiserend neuroloog heb ik geconstateerd, dat patiënte na het ongeval een consistent klachtenpatroon heeft ontwikkeld, bestaande uit vermoeidheidsklachten en concentratieproblemen passend bij een whiplash associated disorder graad II. Ik ben dan ook van mening dat, ondanks de afwezigheid van en duidelijk aantoonbaar neurologisch substraat, het klachtenpatroon en de aangegeven beperkingen beschouwd kunnen worden als een gevolg van het ongeval en binnen de door de expertiserend neuroloog gestelde diagnose passen, zijnde een whiplash associated disorder graad II.’ 

2.15.  In het arbeidsdeskundig rapport van 5 maart 2009 heeft op gezamenlijk verzoek optredende arbeidsdeskundige Hulsen, werkzaam bij Heling&Partners onder meer geschreven: 
‘SAMENVATTING EN CONCLUSIE 
Betrokkene is een thans 34-jarige vrouw die werkzaam was als administratief medewerkster/verkoopster bij een detacheringsbureau toen haar op 3 september 20021 een verkeersongeval overkwam. Het ongeval weggedacht zou betrokkene tot begin 2003 de toenmalige werkzaamheden hebben voortgezet en vervolgens de overstap naar het welzijnswerk hebben gemaakt. Betrokkene zou de Hbo-opleiding CMV hebben gevolgd en in het Welzijnswerk niveau SKW3 hebben bereikt. 
Vervolgens zou betrokkene een kans hebben gehad op het behalen van een academische graad en het benutten hiervan in een beleids- of adviesfunctie bij de (Rijks)overheid op academisch niveau. Het is niet aannemelijk te achten dat betrokkene in deze loopbaan een managementfunctie zou hebben bekleed. Eventueel tussentijds starten als zelfstandige zou, goede en kwade kansen wegend, niet tot een hoger verdienvermogen hebben geleid. Betrokkene zou waarschijnlijk een 100% dienstverband hebben vervuld tot haar 61e en vervolgens nog 80% tot aan haar pensionering op 65-jarige leeftijd. (…) Na het ongeval heeft betrokkene daadwerkelijk het Hbo-diploma CMV behaald en op SKW3-niveau gefunctioneerd, zij het voor minder uren. Rekening houdend met de geduide belastbaarheid zou betrokkene na het ongeval nog circa 77,78% deeltijdfactor hebben kunnen werken. Het perspectief op een academische titel en een academische functie blijft bestaan, maar met een vertraging van 5 jaar en een aanmerkelijke lagere kans. (…) Betrokkene zou gegeven de geduide belastbaarheid weliswaar volledig arbeidsgeschikt kunnen zijn voor functies van een lager niveau, maar hierin een lager verdienvermogen kunnen realiseren dan parttime op het eigen niveau. (…) 
Vraag 10 
Uitgaande van de door u geduide passende beroepen of functies, welke periode zou dan voor betrokkene nodig zijn om een van die beroepen of functies, al dan niet met behulp van arbeidsdeskundige bemiddeling, daadwerkelijk te bemachtigen? 
Antwoord 
Betrokkene heeft inmiddels de keuze gemaakt om als zelfstandige verder te gaan. Van het realiseren van de theoretisch geduide passende beroepen of functies zal dan ook geen sprake zijn. Begeleiding van betrokkene heeft niet geleid tot een hogere arbeidsinzet dan circa 16 uur per week. (…) 
Vraag 11 
Biedt de arbeidsmarkt voldoende gelegenheid betrokkene in voor haar als passend aan te merken werkzaamheden te re-integreren en kunt u mogelijke functies concreet duiden? 
Antwoord 
Blijkens (…) zou betrokkene zich momenteel nog in de loopbaanfase van niveau SKW3 bevinden alsof zij nog bij [werkgever II] werkzaam zou zijn. Betrokkene heeft nu juist om haar moverende [werkgever II] verlaten. Als zij dit niet verkozen had zou zij nog steeds bij [werkgever II] werkzaam kunnen zijn. Los hiervan zijn er op het niveau SKW3 ook elders functies in het welzijnswerk vacant. Er blijft wel een discrepantie bestaan tussen de deeltijdfactor die betrokkene daadwerkelijk realiseerde en de deeltijdfactor die zij indachtig de geduide beperkingen had kunnen realiseren. (…)’ 

2.16.  In een verklaring van mw. Oude Leferink, GZ-psycholoog, van 19 juni 2010 staat onder meer: 
‘Hierbij ontvangt u de door u gevraagde medische gegevens betreffende bovengenoemde cliënt. U vraagt met name of er binnen mijn vakgebied aanwijzingen zijn voor klachten en/of stoornissen die als een gevolg van het ongeval beschouwd kunnen worden. Hier volgt een korte weergave van mijn bevindingen m.b.t. uw vraagstelling: mevr. [eiseres] is sinds februari 2010 bij mij in behandeling. Ik heb haar inmiddels 7 keer gezien. Wat ik telkens weer zie is een vrouw die elke dag weer worstelt met de gevolgen van het ongeval, zowel direkt als indirekt. Direkt door haar hoofdpijn, vergeetachtigheid, concentratieverlies (max. half uur) en bovenal vermoeidheid. Indirekt door de weerstand die ze vervolgens biedt aan haar moeheid. (…)’ 

2.17.  In een verklaring van de heer Van IJsseldijk, fysiotherapeut, van 21 juni 2010 staat onder meer: 
‘(…) Mw. D. [eiseres] is in 2008 bij mij in behandeling gekomen voor nek- en schouderklachten met wisselende hoofdpijnklachten en uitstralende pijnklachten in beide onderarmen. (…) Patiënte reageert goed op de geboden behandelingen echter recidiveert na enige tijd. (…)’ 

2.18.  Interpolis heeft tot op heden in totaal € 96.222,68 aan [eiseres] betaald. 

3.  Het geschil 
3.1.  [eiseres] vordert veroordeling van Interpolis om aan [eiseres] te vergoeden alle schade die zij heeft geleden, lijdt en nog zal lijden ten gevolge van het verkeersongeval d.d. 3 september 2001, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente en kosten en met veroordeling van Interpolis om aan [eiseres] een belastinggarantie te verstrekken. 

3.2.  Interpolis voert verweer. 

3.3.  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

4.  De beoordeling 
4.1.  Met deze procedure beoogt [eiseres], zo is aan haar zijde ter zitting nader uiteengezet, dat door de rechtbank de schade wordt begroot die zij als gevolg van het ongeval heeft geleden en zal lijden. Hieraan legt [eiseres] ten grondslag dat zij als gevolg van het haar overkomen ongeval niet alleen nek- en schouderklachten ondervindt zoals door dr. Van Dijk is vastgesteld, maar ook, zoals drs. Kruithof rapporteert, vermoeidheidsklachten, hoofdpijnklachten en concentratie- en geheugenstoornissen. Die klachten leiden ertoe, zoals ook volgt uit het arbeidsdeskundig rapport van Hulsen, dat [eiseres] onder meer beperkt is in haar mogelijkheden tot het verrichten van arbeid. Zij lijdt daardoor schade die nog nader moet worden begroot, aldus [eiseres]. 

4.2.  Onder verwijzing naar het rapport van dr. Van Dijk stelt Interpolis zich op het standpunt dat de cognitieve klachten en de vermoeidheids- en hoofdpijnklachten niet in causaal verband staan met het ongeval. Drs. Kruithof komt weliswaar tot een andere conclusie maar hij had zich moeten beperken tot de bevindingen van dr. Van Dijk en op basis daarvan een belastbaarheidsprofiel moeten opstellen. Daar komt bij dat drs. Kruithof in zijn rapport overweegt dat geen evidente cognitieve stoornissen en vermoeidheidsklachten worden waargenomen zodat niet valt in te zien waar drs. Kruithof zich dan op baseert. Het op zijn conclusies gebaseerde rapport van Hulsen kan reeds daarom niet worden gevolgd, aldus Interpolis, althans slechts ten dele, namelijk voor zover de conclusie luidt dat [eiseres] als gevolg van de nek- en schouderklachten niet (wezenlijk) beperkt is in het verrichten van arbeid.

4.3.  Daarmee ligt allereerst de vraag voor naar de aard en omvang van de ongevalsgerelateerde klachten. Over de nek- en schouderklachten zijn partijen het eens: die zijn het gevolg van het ongeval. Het bestaan en de oorzaak van de vermoeidheidsklachten, hoofdpijnklachten, concentratie- en geheugenstoornissen staan ter discussie. Neuroloog Van Dijk heeft daarover gerapporteerd dat geen neurologisch substraat aanwijsbaar is dat die klachten kan hebben veroorzaakt. Voor de beoordeling van het (juridische) causale verband is echter slechts van belang of de klachten die [eiseres] stelt te hebben het gevolg zijn van of veroorzaakt zijn door het haar overkomen ongeval. Het bestaan van een neurologisch substraat is daarvoor geen voorwaarde. 

4.4.  Het bestaan van die klachten, dat door Interpolis wordt betwist, is – zo bleek ook ter zitting – nog niet is onderzocht. Het ligt voor de hand om een neuropsycholoog opdracht te geven het bestaan en de oorzaak van de klachten te onderzoeken. Partijen hebben ter zitting aangegeven dat hun voorkeur in eerste instantie uitging naar benoeming van drs. De Bijl maar zij heeft inderdaad, zoals partijen al vermoedden, kenbaar gemaakt niet (op korte termijn) bereid en in staat te zijn als deskundige op te treden. Drs. Van der Scheer is dat wel en tegen haar benoeming zijn geen bezwaren ingebracht. Zij schat het voorschot op haar kosten op een bedrag van € 3.570,-- inclusief BTW. Het voorschot zal, zoals ter zitting door Interpolis ook is aangeboden, voor rekening van Interpolis worden gebracht. 

4.5.  Over de vraagstelling is ter zitting besproken dat zoveel mogelijk aansluiting zal worden gezocht bij de IWMD-vraagstelling. Bij de in het dictum opgenomen vragen is de IWMD-vraagstelling vrijwel integraal gevolgd en is in aanvulling daarop vraag 1g geformuleerd in verband met hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 8 juni 2001, NJ 2001, 433 (Zwolse Algemene/De Greef). 

4.6.  Afhankelijk van de inhoud van het neuropsychologisch rapport en de mede op basis van dat rapport te nemen beslissingen over het bestaan en de oorzaak van eventuele cognitieve klachten en vermoeidheids- en hoofdpijnklachten, kan worden geoordeeld over de bruikbaarheid van het door Kruithof opgestelde belastbaarheidsprofiel en het op het rapport van Kruithof gebaseerde arbeidsdeskundige rapport van Hulsen. Beide partijen hebben kenbaar gemaakt nog enkele nadere vragen aan Hulsen te willen stellen, onder meer omdat - zo is aan de zijde van [eiseres] ter zitting verklaard - het rapport op een enkel punt de kwade kansen te onderbelicht laat. Op een en ander zal te zijner tijd verder worden ingegaan. 

4.7.  Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. 

5.  De beslissing 
De rechtbank 

5.1.  beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen: 
1. De situatie na het ongeval op 3 september 2001 
Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de huidige en toekomstige (verwachte) gezondheidssituatie van betrokkene 
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten (waarbij met name aandacht voor de klachten op uw vakgebied), de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd vermeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijks leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in de recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid? 
b. Wilt u een actuele inventarisatie maken van de medische voorgeschiedenis van betrokkene op uw vakgebied en van de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan. 
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek? 
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en de bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? 
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies trekt u daaruit? 
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven? Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentale functioneren, het taalgebruik, de regulatie van emoties en gedrag of in de helderheid van het bewustzijn? 
g. Kunt u vaststellen of de (subjectieve) klachten waarover [eiseres] klaagt aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend, en niet overdreven zijn? 
h. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in haar huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige? 
i.  Acht u de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde stoornissen? 
j.  Zo ja welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
k. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
l.  Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de mate van beperkingen? 

2. De hypothetische situatie zonder ongeval 
Onderstaande vragen hebben tot doel de hypothetische situatie zonder dat ongeval zo goed mogelijk in kaart te brengen. 
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? 
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien? 
c. Zijn er op uw vakgebied klachten en stoornissen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval op 3 september 2001 betrokkene niet was overkomen? 
d. Zo ja, (dus zonder het ongeval op 3 september 2001 ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? 
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid? 
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen? 
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)? 

3. Overig 
a. Heeft u verder nog op- of aanmerking die voor de beoordeling van belang kunnen zijn? LJN BW4910