Rb Overijssel 180215 eiseres heeft zichzelf letsel toegebracht tijdens verblijf in zorginstelling; rb houdt vast aan vraagstelling psychiater
- Meer over dit onderwerp:
Rb Overijssel 180215 eiseres heeft zichzelf letsel toegebracht tijdens verblijf in zorginstelling; rb houdt vast aan vraagstelling psychiater;
- verweer zorginstelling tav verdeling voorschot kosten faalt; beiden de helft
De vraagstelling
2.4.
Partijen hebben zich ook uitgelaten over de aan de deskundige te stellen vragen, zoals deze zijn geformuleerd in het tussenvonnis van 29 oktober 2014. Mediant stelt dat de eerste vraag iets gewijzigd zou moeten worden en als volgt zou moeten luiden: “Heeft Mediant [eiseres] in de avond en nacht van 2 en 3 januari 2012 op een zodanige wijze behandeld en verzorgd zoals dat, gezien de toenmalige opvattingen binnen de beroepsgroep, de professionele standaard met betrekking tot deze behandeling en verzorging was?” [eiseres] stelt dat de tweede vraag aangevuld moet worden met een vraag naar de gangbare inzichten ten aanzien van de verslaglegging en het gebruik van protocollen in psychiatrische ziekenhuizen. Mediant heeft bezwaren geuit tegen deze aanvullende vraagstelling. Zij stelt dat het er niet om gaat dat de deskundige in zijn algemeenheid vragen beantwoordt met betrekking tot verslaglegging en gebruik van protocollen in psychiatrische ziekenhuizen. De vraag dient toegespitst te worden op de behandeling en verzorging van patiënten als [eiseres]. Mediant meent dat het de voorkeur verdient de vraag breed te formuleren, zoals door de rechtbank in het vonnis van 29 oktober 2014 is gedaan. Mediant acht een aanvullende vraag met betrekking tot verslaglegging en gebruik van protocollen in psychiatrische ziekenhuizen niet relevant voor de vaststelling of zij tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens [eiseres].
2.5.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
2.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de door haar geformuleerde eerste vraag te wijzigen op de wijze zoals Mediant heeft voorgesteld. Het is de rechtbank niet duidelijk wat Mediant met de door haar voorgestelde wijziging voor ogen heeft, nu zij op geen enkele wijze heeft toegelicht waarom de door haar voorgestelde formulering de voorkeur heeft. De rechtbank zal derhalve de formulering van de eerste vraag ongewijzigd laten.
2.7.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de door haar geformuleerde tweede vraag aan te vullen met een vraag naar de gangbare inzichten ten aanzien van de verslaglegging en het gebruik van protocollen in psychiatrische ziekenhuizen, zoals [eiseres] heeft voorgesteld. De door [eiseres] voorgestelde aanvulling is te algemeen van aard en draagt niet bij aan de beoordeling of Mediant al dan niet tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens [eiseres].
2.8.
De rechtbank bepaalt, met inachtneming van het voorgaande, dat de vraagstelling komt te luiden als weergegeven onder de beslissing.
De inlevertermijn van het deskundigenbericht
2.9.
Door [eiseres] is verzocht om een uiterste termijn van drie maanden waarbinnen de deskundige de rapportage dient te hebben overgelegd op te nemen. De rechtbank zal bepalen dat de deskundige in beginsel uiterlijk binnen drie maanden na aanvang van het onderzoek het deskundigenbericht dient in te leveren ter griffie van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo.
Het overleggen van stukken aan de deskundige
2.10.
De rechtbank zal bepalen dat [eiseres] het procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen. Onder verwijzing naar het tussenvonnis van 29 oktober 2014, waarin is overwogen dat met partijen is afgesproken dat Mediant haar medisch dossier van [eiseres], wat betreft de periode tot en met 8 februari 2012, aan de te benoemen deskundige zal overleggen, zal de rechtbank eveneens bepalen dat Mediant haar medisch dossier van [eiseres], wat betreft de periode tot en met 8 februari 2012, aan de deskundige dient te doen toekomen.
De kosten
2.11.
Partijen hebben geen bezwaren geuit tegen de kosten van de deskundige, die worden begroot op € 4.356,-- (inclusief BTW).
2.12.
In het tussenvonnis van 29 oktober 2014 heeft de rechtbank bepaald dat beide partijen de helft van voornoemd voorschot dienen te dragen. [eiseres] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft een minimum inkomen en procedeert op basis van een toevoeging. Gedaagde procedeert op kosten van een verzekeraar. [eiseres] stelt dan ook dat zij niet de meest gerede partij is om kosten van deze omvang te dragen. In dit kader wijst zij ook op het bepaalde in artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In haar akte van 18 december 2014 heeft Mediant hierop gereageerd. Zij stelt dat de hoofdregel is dat de eisende partij het voorschot deponeert. De aansprakelijkheid van Mediant wordt betwist en de omstandigheid dat Mediant haar aansprakelijkheid heeft verzekerd is geen reden om de kosten van de deskundige voor rekening van Mediant te laten komen.
2.13.
In het aangevoerde door [eiseres] ziet de rechtbank geen reden om terug te komen op de eerdere beslissing dat de kosten van de deskundige gelijkelijk ten laste van partijen worden gebracht. Nu [eiseres] op basis van een toevoeging procedeert, kan haar ingevolge artikel 195 Rv in verbinding met artikel 199 Rv niet worden opgelegd het voorschot te betalen. De rechtbank zal daarom bepalen dat haar aandeel in de kosten van het deskundigenbericht voorlopig ten laste van ’s Rijks kas zullen komen. Hangende het geding wordt het ten laste van ’s Rijks kas betaalde bedrag voorlopig in debet gesteld. Bij het eindvonnis zal beslist worden ten laste van welke partij de kosten van het deskundigenbericht uiteindelijk zullen worden gebracht.
2.14.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3 De beslissing
De rechtbank
3.1.
Gelast een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de navolgende vragen:
Vraag 1
Heeft Mediant [eiseres] in de avond en nacht van 2 en 3 januari 2012 op een zodanige wijze behandeld en verzorgd zoals dat, gezien de toenmalige opvattingen binnen de beroepsgroep van de professionele standaard met betrekking tot deze behandeling en verzorging, moest zijn?
Vraag 2
Kunt u aangeven wat destijds de gangbare inzichten binnen uw vakgebied waren ten aanzien van de behandeling en verzorging van een patiënt als [eiseres]?
Vraag 3
Heeft Mediant, ná het gebeuren in genoemde nacht, al hetgeen wat van haar conform de opvattingen in de beroepsgroep, als adequaat handelend behandelaar/zorgverlener kon worden verwacht, jegens [eiseres] gedaan?