Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 290224 toewijzing psychiatrisch deskundigenbericht na scooterongeval in 2016 en arbeidsbeperkingen nadien

RBAMS 290224 toewijzing psychiatrisch deskundigenbericht na scooterongeval in 2016 en arbeidsbeperkingen nadien
 

2De feiten

2.1.

Uit het medisch dossier van [verzoeker] blijkt dat hij in de periode vanaf het najaar van 2013 regelmatig kampte met psychische problemen.

2.2.

In juni 2015 is [verzoeker] afgestudeerd als filiaalmanager, en heeft daarmee een diploma behaald op mbo-4 niveau.

2.3.

Op 2 augustus 2016 is [verzoeker] , onder voorbehoud van een medische keuring, toegelaten tot de opleiding voor verkeersvlieger. De medische keuring heeft niet plaatsgevonden. [verzoeker] heeft van deze opleiding één lesdag gevolgd en heeft de opleiding vervolgens afgebroken en niet meer hervat.

2.4.

Op 28 oktober 2016 is [verzoeker] als bestuurder van een scooter betrokken geweest bij een aanrijding (hierna: het ongeval), waarbij een bij ASR verzekerde automobilist met zijn auto, al achteruit rijdend, tegen de zich op de rijbaan bevindende stilstaande scooter van [verzoeker] is aangereden. Daarbij is het windscherm van de scooter tegen de neus van [verzoeker] geklapt.

2.5.

Na het ongeval heeft [verzoeker] enige tijd in hoedanigheid van medevennoot werkzaamheden verricht voor de onderneming Bakery Café. [verzoeker] heeft deze werkzaamheden beëindigd en is weer uitgetreden als vennoot.

3Het verzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt de rechtbank om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten en psychiater J.L.M. Schoutrop, althans een door de rechtbank aan te wijzen persoon, tot deskundige te benoemen met bepaling dat ASR het voorschot van de kosten van de deskundige dient te voldoen.

3.2.

[verzoeker] stelt hiertoe dat hij, naast aangezichtsletsel en neuspassageklachten, ten gevolge van het ongeval tevens lijdt aan slaapproblematiek, cognitieve klachten en verergerde/nieuwe psychische klachten, waaronder aan PTSS, angst- en depressieve klachten. Daardoor heeft hij ook schade geleden. Hij stelt beperkt te zijn geweest in het zich eventueel weer inschrijven voor een pilotenopleiding dan wel arbeid te verrichten op zijn opleidingsniveau als filiaalmanager. Zo heeft hij in verband met aan het ongeval gerelateerde klachten zijn werkzaamheden bij Bakery Café moeten beëindigen.

3.3.

ASR heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend maar betwist het causaal verband tussen de geclaimde psychische-, cognitieve- en neuspassageklachten en het ongeval. ASR wijst in dit verband op al eerder, van voor het ongeval daterende, psychische problematiek en op een belastende thuissituatie. ASR betwist verder dat [verzoeker] ten gevolge van het ongeval een hersenschudding heeft opgelopen en zijn neus heeft gebroken. Van een neusfractuur wordt pas in 2017, lange tijd na het ongeval, gesproken in de medische stukken. Het ziet er verder naar uit dat [verzoeker] na het ongeval wel degelijk weer heeft kunnen werken en ook zonder ongeval zou hij de opleiding tot verkeersvlieger niet hebben kunnen volgen en kunnen afmaken.

Primair meent ASR dat het verzoek dient te worden afgewezen. Subsidiair kan zij, onder voorwaarden, instemmen met de benoeming van Tilanus als deskundige alsmede met het aan hem voorleggen van de IWMD-vraagstelling inclusief de beide door partijen genoemde aanvullende vragen.

4De beoordeling

4.1.

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen.

4.2.

Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 Rv strekt (onder meer) tot het vergaren van bewijs ten behoeve van een partij die een procedure overweegt.

De doelstelling van een voorlopig deskundigenonderzoek is een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en zo beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen.

Een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek moet in beginsel worden toegewezen, als dat verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is alleen anders als het verzoek in strijd is met een goede procesorde, van de bevoegdheid misbruik wordt gemaakt, of het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Verder is ook de in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW) neergelegde regel, dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt, op het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht van toepassing.

4.3.

De rechtbank stelt voorop dat [verzoeker] een ongeval is overkomen waarvoor ASR namens haar verzekerde de aansprakelijkheid heeft erkend. ASR is daarmee gehouden de ten gevolge van het ongeval door [verzoeker] geleden schade te vergoeden. Anders dan ASR meent kan uit de in deze procedure overgelegde medische stukken niet al definitief worden geconcludeerd dat causaal verband ontbreekt tussen door [verzoeker] gestelde (verergerde) klachten, dientengevolge geleden schade en het ongeval. [verzoeker] blijft daarom naar het oordeel van de rechtbank voldoende belang houden bij het gelasten van dit voorlopig deskundigenbericht ten einde hierover meer duidelijkheid te verkrijgen.

4.4.

Nu verder niet kan worden geconcludeerd dat [verzoeker] van zijn bevoegdheid tot het indienen van dit verzoek misbruik heeft gemaakt dan wel dat hij in strijd handelt met de goede procesorde door dit verzoek te doen, en nu van zwaarwegende omstandigheden die aan de toewijsbaarheid van het verzoek in de weg staan niet is gebleken, is het verzoek tot het benoemen van een medisch deskundige toewijsbaar. Dit wel met inachtneming van hetgeen hierna nog wordt overwogen.

De deskundige

4.5.

De deskundige waarover partijen overeenstemming hebben (prof. Koerselman) heeft een – volgens de rechtbank te – lange wachttijd. De rechtbank zal daarom, overeenkomstig het subsidiaire verzoek, zelf een deskundige ter benoeming aanwijzen, te weten drs. J.J.D. Tilanus, psychiater. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met, althans geen bezwaren geuit tegen de benoeming van Tilanus tot deskundige. Deze deskundige heeft zich bereid en in staat verklaard om het onderzoek te verrichten.

Het voorschot

4.6.

De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat ASR, in afwijking van de hoofdregel, het voorschot op de kosten van de deskundige moet deponeren. Weliswaar betwist ASR gemotiveerd het causaal verband tussen de (psychische) klachten, de schade en het ongeval en heeft [verzoeker] erkend dat bij hem in het verleden ook al sprake is geweest van psychische problematiek alsmede van een lastige thuissituatie. Echter uit diverse zich in het medisch dossier bevindende stukken wordt melding gemaakt van sinds het ongeluk verergerde (psychische) klachten en van voordien nog niet aanwezige PTSS. Zo schrijft de huisarts [naam] op 15 november 2019 onder meer “Voor het ongeval van 28 oktober 2016 is Dhr. [verzoeker] bij ons geweest in verband met psychische klachten, namelijk depressie en angststoornis met paniekaanvallen. Voor het ongeval was er nog geen sprake van een post-traumatische stressstoornis”. Psychiater C.A. de Vries schrijft verder op 21-12-2020 “Sinds het ongeval is hij niet meer hetzelfde: hij piekert, is angstig op straat, zelfs achterdochtig en somber. Hij beschrijft zelf zijn achterdocht als wanen. Hij heeft terugkerende emotioneel beladen beelden van het ongeluk. Er is sprake van angst, PTSS, paranoïde wanen (DD obsessieve gedachten).” Dit zijn aanwijzingen dat ten gevolge van het ongeval een verergering van (psychische) klachten is opgetreden. Deze omstandigheden, tezamen met de erkenning van de aansprakelijkheid voor het ongeval, vormen aanleiding voor de rechtbank om ASR te belasten met het voorschot van het deskundigenonderzoek.

4.7.

Het voorschot op de kosten van de deskundige wordt begroot op € 5.000 inclusief btw, overeenkomst de mondelinge opgave van de deskundige.

De vraagstelling aan de deskundige

4.8.

Partijen zijn het erover eens dat aan de deskundige de zogenaamde IWMD-vraagstelling causaal verband bij ongeval dient te worden voorgelegd. Hierin zal de rechtbank partijen volgen, even als in de wens om de door partijen over en weer voorgestelde aanvullende/facultatieve vragen hierin op te nemen. In verband met de neuspassageproblemen die [verzoeker] verder nog ondervindt (zie hierna ook onder 4.11) heeft de rechtbank nog een aanvulling op vraag 1c geformuleerd.

Medische informatie

4.9.

Tussen partijen is in geschil of [verzoeker] al alle relevante medische informatie heeft verstrekt dan wel nog aanvullende informatie dient te verstrekken.

4.9.1.

Vaststaat dat [verzoeker] al voor het ongeval leed aan psychische klachten. [verzoeker] heeft in verband met zijn psychische klachten een EMDR behandeling ondergaan die inmiddels is afgerond. Hiervan zijn nog niet alle stukken in het geding gebracht. [verzoeker] heeft verklaard dat het hem niet is gelukt alle informatie hierover te bemachtigen en geen bezwaar te hebben indien de medische informatie ten aanzien van dit traject alsnog door de deskundige wordt opgevraagd. De rechtbank gaat ervan uit dat de deskundige deze informatie zo nodig zelf zal opvragen en dat [verzoeker] de deskundige hiertoe een machtiging zal verstrekken. Dit laatste geldt ook voor de informatie die de deskundige nodig heeft over contacten van [verzoeker] met zijn huisarts over de periode vanaf 23 maart 2021 tot het moment van onderzoek.

4.9.2.

[verzoeker] heeft verder tijdens de mondelinge behandeling toegezegd nog enige aanvullende (goed/beter leesbare) stukken, zoals vermeld op p. 3 tweede alinea van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, te zullen overleggen. De rechtbank gaat ervan uit dat [verzoeker] deze toezegging ook zal nakomen.

4.9.3.

Mochten er overigens nog relevante medische informatie ontbreken, zal de rechtbank het aan de deskundige overlaten om deze zo nodig alsnog op te vragen. Daarbij wordt opgemerkt dat [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling heeft opgehelderd dat bepaalde door ASR verzochte informatie niet bestaat en daarmee ook niet kan worden overgelegd. Zo is er volgens [verzoeker] geen neuropsychologisch onderzoek geweest na het ongeval. Evenmin is hij onder behandeling geweest bij het NPI en heeft hij in januari 2019 geen bezoek aan de SEH gebracht, zodat daarvan ook geen medische informatie beschikbaar is.

De neusproblematiek

4.10.

[verzoeker] stelt verder dat hij wegens neuspassageklachten niet goed kan ademen en slecht slaapt. Hierdoor is ook een Otrivin verslaving ontstaan. De neuspassageklachten zijn volgens [verzoeker] ontstaan nadat zijn neus door het ongeval is gebroken en scheef is gaan staan, en door verloop van tijd is de neus nog schever gaan groeien. Op 29 november 2023 stond in dat verband nog een Celon-behandeling gepland.

ASR wijst erop dat een neusfractuur pas vanaf maart 2017 wordt vermeld in de medische stukken. Wegens het grote tijdsverloop, het ongeval dateert immers al van oktober 2016, betwist ASR tijdens de mondelinge behandeling formeel het causaal verband tussen de neusklachten en het ongeval. Bovendien bestaan er volgens ASR aanwijzingen voor een alternatieve oorzaak voor de neuspassageklachten, zoals de neusspray verslaving en het feit dat [verzoeker] een forse neusschelp heeft.

4.11.

Kortom, naast de gestelde psychische klachten staat ook het causaal verband tussen de neuspassageklachten, de schade en het ongeval nog tussen partijen ter discussie. Op dit moment kan de rechtbank niet overzien in hoeverre eventuele aan het ongeval te relateren psychische klachten wel of niet mede verband houden met de neusproblematiek. Niet is uit te sluiten dat een verergering van de psychische klachten en de eventuele schade die (mede en al dan niet indirect) is veroorzaakt door de neuspassageklachten en het dientengevolge slecht kunnen ademen en slapen.

Het wordt aan de beoordeling van de deskundige overgelaten om zo nodig een andere medische deskundige te raadplegen, zoals bijvoorbeeld een KNO-arts in verband met de neusproblematiek. Hierop wordt de deskundige nog eens expliciet gewezen in de vraagstelling bij vraag 1c.

Overigens

4.12.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

4.13.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

1DE SITUATIE MET ONGEVAL

Anamnese

a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?

Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld?

Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?

Medische gegevens

b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:

- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;

- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.

Medisch onderzoek

c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?

Wilt u - indien u daar voor uw eigen onderzoek aanleiding voor ziet – een KNO-arts raadplegen in verband met de neuspassageproblemen die onderzochte eveneens ervaart?

Consistentie

d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?

e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?

Diagnose

f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal-diagnostische overwegingen geven?

Invaliditeit

g. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, 6e druk), aangevuld met de meest recente richtlijnen/leidraad van uw eigen beroepsvereniging?

Beperkingen

h. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven?

Medische eindsituatie

i. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?

j. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?

k. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

l. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de functionele invaliditeit en beperkingen (als bedoeld in vraag 1g en 1h)?

2DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval

a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?

b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen en welk percentage functionele invaliditeit voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?

Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval

c. Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?

d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?

e. Kunt u aangeven welke beperkingen en welk percentage functionele invaliditeit uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid’?

f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet-ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?

g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?

h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen en de functionele invaliditeit (als bedoeld in vraag 2e)?

3OVERIG

a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

4HET GENEZINGSPROCES EN DE OPSTELLING VAN ONDERZOCHTE DAARIN

a. Welke behandelingen of therapieën op uw vakgebied zijn medisch geïndiceerd voor het letsel van onderzochte?

b. Welke behandelingen of therapieën zijn ingesteld en met welk resultaat?

c. Indien niet alle medisch geïndiceerde behandelingen of therapieën zijn ingesteld of volledig afgerond, kunt u dan aangeven wat daarvoor de reden is geweest?

Indien deze reden bestaat uit en weigering van onderzochte om deze behandelingen of therapieën te ondergaan of voor te zetten, kunt u dan aangeven in hoeverre behandeling of voortzetting bij onderzochte zou hebben kunnen leiden tot een vermindering van functieverlies (zoals bedoeld in vraag 1g) en van de beperkingen (als bedoeld in vraag 1h).

d. Indien er sprake was van een weigering, houdt deze weigering verband met of kan deze worden gezien als een uitvloeisel van de persoonlijkheidsstructuur van onderzochte of het bij hem bestaande klachtenpatroon, dan wel andere omstandigheden buiten de persoon van onderzochte?

5.2.

benoemt tot deskundige:

De heer drs. J.J.D. Tilanus, psychiater,

Per adres [adres]

,

Telefoon [telefoonnummer]

[e-mailadres]

het voorschot

5.3.

begroot de kosten van de deskundige op € 5.000 inclusief btw,

5.4.

bepaalt dat verweerster het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,

5.5.

draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,

het onderzoek

5.6.

bepaalt dat verzoeker zijn procesdossier en het medische dossier (zie ook 4.9.2) in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen, alsmede zijn medewerking (waaronder het geven van schriftelijke toestemming) dient te verlenen aan eventueel nog aanvullend door de deskundige op te vragen medische stukken zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de ondergane EMDR-behandeling en huisartsgegevens,

5.7.

bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,

5.8.

wijst de deskundige er op dat:

  • -

    de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),

  • -

    de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,

  • -

    de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,

  • -

    de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en voorstellen te doen en dat de deskundige in het schriftelijke bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van eventuele gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,

5.9.

bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,

het schriftelijk rapport

5.10.

draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,

5.11.

wijst de deskundige er op dat:

  • -

    uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,

  • -

    dat de deskundige verzoeker in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien verzoeker als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan verzoeker (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en verzoeker daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of verzoeker gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij verzoeker zich van commentaar op het concept moet onthouden),

  • -

    dat, indien verzoeker binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen,

  • -

    dat, indien verzoeker geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden,

5.12.

bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,

5.13.

verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,

5.14.

wijst het meer of anders verzochte af. ECLI:NL:RBAMS:2024:1507