Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 270722 psychisch letsel na asbestblootstelling; benoeming orthopeed en psychiater ihb tzv niet aan blootstellingen gerelateerde beperkingen (2)

RBGEL 270722 psychisch letsel na asbestblootstelling; benoeming orthopeed en psychiater ihb tzv niet aan blootstellingen gerelateerde beperkingen

Vervolg op
RBGEL 060422 Psychisch letsel na asbestblootstelling; aanvullend desk. bericht orthopeed en psychiater ihb tzv niet aan blootstellingen gerelateerde beperkingen

2
De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 6 april 2022.

2.2.
In dat vonnis is overwogen dat de rechtbank voorshands behoefte heeft aan nadere voorlichting door een tweetal deskundigen:
- een orthopedisch chirurg, om kort gezegd, te onderzoeken of de schouderklachten van [eisende partij sub B] tot beperkingen leiden en zo ja in hoeverre [eisende partij sub B] daarmee in staat zou zijn om loonvormende arbeid te verrichten en
- een psychiater om, kort gezegd, te onderzoeken of de reeds vóór 2012 bestaande klachten en psychiatrische stoornis van [eisende partij sub A] tot beperkingen hebben geleid en zo ja tot welke beperkingen en, daarnaast, tot welke beperkingen de psychiatrische klachten als gevolg van de geconstateerde asbestblootstelling hebben geleid.

Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundige, het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n), de persoon van de te benoemen deskundige(n) alsmede de aan de deskundige(n) te stellen vragen.

Het orthopedisch onderzoek

2.3.
Partijen onderschrijven het voornemen een orthopedisch chirurg als deskundige te benoemen. Ze hebben overeenstemming bereikt omtrent de persoon van de te benoemen deskundige, te weten de heer dr. P. van Roermund, orthopedisch chirurg, verbonden aan NOC te Bilthoven. De heer Van Roermund heeft zich bereid en in staat verklaard om het onderzoek te verrichten en daartoe vrij te staan. De heer Van Roermund heeft het voorschot voor het onderzoek begroot op € 8.566,80 inclusief btw aan loon en kosten (20 uur x een uurtarief van € 340,00 en 1 x een uurtarief van € 280,00 aan secretariaatswerkzaamheden). Partijen hebben hiertegen geen bezwaren naar voren gebracht, zodat de rechtbank het voorschot conform de begroting zal vaststellen. Dit voorschot van € 8.566,80 inclusief btw zal door Talis moeten worden gedeponeerd (r.o. 4.36 van het tussenvonnis van 6 april 2022).

2.4.
Partijen hebben ingestemd met de in r.o. 4.34. van het tussenvonnis van 6 april 2022 door de rechtbank voorgestelde vraagstelling en hebben daarop de volgende aanvullingen naar voren gebracht.

2.5.
[eisende partij] wil dat een vraag wordt toegevoegd die ziet op de effecten van de psychische klachten/stress op de duur van het herstelproces. De rechtbank zal de door [eisende partij] voorgestelde vraag overnemen, maar daarbij wel de deskundige expliciet wijzen op de verplichting om deze vraag alleen vanuit zijn eigen expertise en alleen voor zover mogelijk te beantwoorden (onderaan vraag j.).

2.6.
Talis wil aan de vraagstelling de opmerking toevoegen dat de deskundige het moet aangeven als blijkt dat voor de beantwoording van de vraag naar de praktische gevolgen van de door de deskundige vastgestelde beperkingen andersoortig onderzoek nodig is, zoals een verzekeringsgeneeskundige en/of een arbeidsdeskundige. De rechtbank zal deze aanvulling, die de rechtbank ook relevant voorkomt, in de vraagstelling onder i.) opnemen.

Het psychiatrisch onderzoek

2.7.
Partijen onderschrijven ook het voornemen van een (nadere) psychiatrisch deskundigenbericht en om daartoe psychiater drs. J.L.M. Schoutrop, die al eerder op gezamenlijk verzoek van partijen had geadviseerd, te benoemen en hem aanvullende vragen te stellen. De heer Schoutrop heeft zich bereid en in staat verklaard om het onderzoek te verrichten en daartoe vrij te staan. De heer Schoutrop heeft het voorschot voor het onderzoek begroot op € 4.392,30 inclusief btw aan loon en kosten (15 uur x een uurtarief van € 210,00 en 8 uur x een uurtarief van € 60,00 aan secretariaatswerkzaamheden). Partijen hebben hiertegen geen bezwaren naar voren gebracht, zodat de rechtbank het voorschot conform de begroting zal vaststellen. Dit voorschot van € 4.392,30 zal door Talis moeten worden gedeponeerd (r.o. 4.36 van het tussenvonnis van 6 april 2022).

2.8.
Partijen hebben ingestemd met de in r.o. 4.49. van het tussenvonnis van 6 april 2022 door de rechtbank voorgestelde vraagstelling.

2.9.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.10.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

getuigenverhoor

2.11.
[eisende partij] heeft in haar akte tien getuigen voorgedragen voor het getuigenverhoor. De rechtbank beperkt het aantal getuigen dat in eerste instantie zal worden gehoord tot vijf. [eisende partij] zal daarvoor een keuze moeten maken, waarbij de rechtbank in overweging geeft daarbij rekening te houden met de woonplaats van de getuigen. Na het (eerste) getuigenverhoor zal de rechter-commissaris de behoefte aan het horen van de overige vijf getuigen met partijen bespreken. Ten aanzien van de wijze waarop de in Curaçao wonende getuigen (eventueel) zullen worden gehoord, zal de rechtbank (indien nodig) nader berichten.

rechterswissel

2.12.
Vanwege een sectorwisseling binnen de rechtbank van mr. T.P.E.E. van Groeningen zullen de getuigenverhoren gehouden worden op de zitting van mr. S.J. Peerdeman. Dit betekent dat partijen nieuwe verhinderdata moeten opgeven. Om dezelfde reden zullen de volgende vonnissen in deze zaak worden gewezen door een meervoudige kamer waarvan, in plaats van mr. Van Groeningen, mr. I.W.M. Olthof deel uit maakt.

2.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3
De beslissing

De rechtbank

3.1.
bepaalt dat in eerste instantie niet meer dan vijf getuigen zullen worden gehoord,

3.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 24 augustus 2022 voor het opgeven door [eisende partij] van de in eerste instantie te horen getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden september 2022 tot en met februari 2023, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,

3.3.
beveelt een onderzoek door een orthopedisch chirurg ter beantwoording van de volgende vragen:

U wordt verzocht onderstaande vraagstelling te beantwoorden. Het betreft een (aangepast) gedeelte van de IWMD-vraagstelling, toegespitst op de diagnose en de beperkingen. Vragen omtrent causaal verband zijn niet opgenomen, omdat onder 4.29 van het tussenvonnis van 6 april 2022 de rechtbank al heeft geoordeeld dat geen causaal verband bestaat tussen de asbestblootstelling en de schouderklachten.

Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied [eisende partij sub B] aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?

Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van [eisende partij sub B] een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van [eisende partij sub B] op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van [eisende partij sub B] en het resultaat daarvan.

Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?

Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van [eisende partij sub B] zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van [eisende partij sub B] op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?

Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?

Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij [eisende partij sub B] in haar huidige toestand? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
h. Kunt u expliciet aangeven of deze beperkingen over de gehele periode vanaf aanvang van de schouderklachten tot aan heden hetzelfde zijn gebleven of dat deze op enig moment zijn verminderd dan wel vermeerderd? Kunt u in geval van vermindering dan wel vermeerdering van de beperkingen aangeven de mate waarin en de oorzaak van de vermindering dan wel vermeerdering?
i. Kunt u zich -alleen voor zover u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied daarover iets kunt zeggen- uitlaten over de vraag in hoeverre de klachten en afwijkingen van [eisende partij sub B] van invloed zijn bij of een belemmering zouden kunnen vormen voor de uitvoering van haar voornemen om
- samen met [eisende partij sub A] naar Curaçao te emigreren en/of
- daar drie appartementen te verhuren en daarbij zelf de daarvoor nodige praktische en zakelijke werkzaamheden die met verhuur van appartementen samenhangen te verrichten, waaronder nog (enige) opknapwerkzaamheden en het onderhoud en/of
- dit met behulp van derden te doen?
Kunt u, indien u bij de beantwoording van vraag h. verschillende periodes heeft onderscheiden, die vragen beantwoorden voor de verschillende periodes?
Indien u van mening bent dat voor de beantwoording van deze vragen een andersoortige, bijvoorbeeld verzekeringsgeneeskundige en/of arbeidsdeskundige beoordeling noodzakelijk is, verzoekt de rechtbank u dit aan te geven.
j. Kunt u aangeven of de schouderklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen naar verwachting een ander verloop zouden hebben gehad als de psychische klachten (een aanpassingsstoornis met een gemengde angstige en sombere stemming) ten gevolge van de asbestblootstelling niet bij mevrouw [eisende partij sub A] aanwezig zouden zijn? Kunnen de psychische klachten met andere woorden van invloed zijn op (de duur van) het herstelproces? Zo ja, kunt u dan aangeven welke invloed dat zou kunnen zijn? U wordt verzocht deze vragen alleen te beantwoorden voor zover u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied daarover iets kunt zeggen.

Medische eindsituatie
k. Acht u de huidige toestand van [eisende partij sub B] zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
l. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
m. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
n. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1h)?

Overig
o. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

3.4.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:

de heer dr. P.M. van Roermund,
verbonden aan het Neuro-Orthopaedisch Centrum
[gegevens]

3.5.
beveelt een (aanvullend) psychiatrisch onderzoek ter beantwoording van de volgende vragen:

De informatie over de periode vóór september 2012
In uw deskundigenrapport van 6 september 2019 over [eisende partij sub A] schrijft u:
In het medisch dossier is nauwelijks informatie aanwezig over de periode vóór september 2012. Dit is vreemd, omdat daarvoor hoogstwaarschijnlijk al problemen op mijn vakgebied bestonden. Er heeft overleg plaatsgevonden met de heer [opdrachtgever] . Ik heb begrepen dat er verder geen informatie bestaat, ik heb alle informatie ontvangen waarover hij beschikte.
I. Kunt u onderbouwen waarop uw conclusie is gebaseerd dat die informatie niet zou bestaan, of niet verkrijgbaar zou zijn, of anders waarom die informatie voor de beoordeling niet gebruikt is?
II. Kunt u die informatie opvragen, voor zover die (mogelijk) nog wel bestaat en u die (mogelijk) relevant acht voor de beantwoording van de vragen?

De situatie met de asbestblootstelling
In uw deskundigenrapport van 6 september 2019 schrijft u bij de beantwoording van vraag 1h, de beperkingen in de situatie met de asbestblootstelling, dat [eisende partij sub A] niet in staat is om op dit ogenblik sociaal maatschappelijk naar behoren te functioneren, dat hij gepreoccupeerd is met de vondst van het asbest in zijn woning en de gevolgen daarvan, dat hij geen tijd of rust heeft om met andere zaken bezig te kunnen zijn en dat hij zich pas als de strijd met de woningbouwcorporatie een voor hem acceptabele uitkomst kent op andere dingen zou kunnen richten.
III. Kunt u expliciet aangeven of deze beperkingen over de gehele periode vanaf 18 september 2012 tot aan heden hetzelfde zijn gebleven of dat deze op enig moment zijn verminderd dan wel vermeerderd? Kunt u in geval van vermindering dan wel vermeerdering van de beperkingen aangeven de mate waarin en de oorzaak van de vermindering dan wel vermeerdering?
IV. Kunt u zich -voor zover u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied daarover iets kunt zeggen- uitlaten over de vraag in hoeverre de klachten en afwijkingen van [eisende partij sub A] van invloed zijn bij of een belemmering zouden kunnen vormen voor de uitvoering van zijn voornemen om
- samen met [eisende partij sub B] naar Curaçao te emigreren en/of
- daar drie appartementen te verhuren en daarbij zelf de daarvoor nodige praktische en zakelijke werkzaamheden die met verhuur van appartementen samenhangen te verrichten, waaronder nog (enige) opknapwerkzaamheden en het onderhoud en/of
- dit met behulp van derden te doen?

Kunt u, indien u bij de beantwoording van vraag III. verschillende periodes heeft onderscheiden, die vragen beantwoorden voor de verschillende periodes?

De situatie zonder de asbestblootstelling

In uw deskundigenrapport van 6 september 2019 schrijft u bij de beantwoording van de vragen, over de klachten en beperkingen die – kennelijk – bij [eisende partij sub A] onafhankelijk van de asbestblootstelling aanwezig zijn of zijn ontstaan onder meer het volgende:

Bij de beantwoording van vraag 1f (Diagnose)

- Daarnaast waren er op dat moment ook lichamelijke klachten, die waren ontstaan naar een bedrijfsongeval in 1997. De klachten konden echter maar zeer ten dele worden verklaard door het lichamelijk letsel dat hij bij dit ongeval had opgelopen. In het verleden was de diagnose somatisch-symptoomstoornis met voornamelijk pijn gesteld, differentiaal diagnostisch is er ook gesproken over een conversie. Ik ben van mening dat de diagnose somatisch-symptoomstoornis met voornamelijk pijn, chronisch, licht (code DSM-5:300.82) van toepassing is.
- Daarnaast moet worden opgemerkt dat betrokkene een kwetsbare man is, met beperkte coping vaardigheden. Mijn inziens is er echter geen persoonlijkheidsstoornis conform de criteria van het DSM-5. Dit is een factor die ook bijdraagt aan het feit dat de problematiek zich op deze wijze heeft ontwikkeld en maakt het oplossen daarvan moeilijk.

Bij de beantwoording van 1h (Beperkingen):
Betrokkene is een man met een beperkte draagkracht. Hij heeft moeite met druk en spanning. Hij kan moeilijk stress hanteren. Zijn coping vaardigheden zijn beperkt. Bij conflicten heeft hij een “fight or flight” reactie: hij gaat de strijd aan, maakt zich boos waarbij hij soms verbaal dreigend kan zijn of hij trekt zich terug. Hij kan moeilijk relativeren, kan geen ontspannende activiteiten ondernemen, maakt geen gebruik van geruststellende gedachten of andere palliatieve mechanismen, zoekt geen steun bij vrienden en kan moeilijk zijn problemen delegeren.

In zijn opstelling naar anderen, is er achterdocht. Hij is voortdurend op zijn hoede, controleert zaken en daardoor kunnen er soms escalerende conflicten ontstaan. Hij heeft moeite met het aangaan van gelijkwaardige sociale contacten door zijn opstelling en zijn achterdocht.

Bij de beantwoording van vraag 2a (klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval), in de situatie zonder asbestblootstelling, schrijft u dat [eisende partij sub A] voor het ongeval ook al een beperkt belastbare man was, maar dat er een evenwicht was in zijn leven, dat er enige lichamelijke klachten als gevolg van restverschijnselen van een fractuur van zijn rechter onderarm waren in combinatie met een psychiatrische stoornis (somatisch-symptoomstoornis/conversie). U schrijft voorts dat de beperkingen die [eisende partij sub A] daardoor ondervond “weinig gevolgen” hadden “voor zijn sociaal maatschappelijk” functioneren.

U geeft echter geen omschrijving welke beperkingen [eisende partij sub A] door voornoemde klachten en stoornissen ondervond.
V. Is eventueel nader verkregen informatie als bedoeld in vragen I. en II., of eventueel door u nader uitgevoerd onderzoek reden voor aanpassing of aanvulling van de beantwoording van vragen 1f, 1h, 2a, b en c? Zo ja tot welke aanpassingen of aanvullingen?
VI. Kunt u zo nauwkeurig mogelijk omschrijven welke beperkingen [eisende partij sub A] ondervond als gevolg van de reeds vóór de asbestblootstelling bij hem aanwezige klachten en/of overige klachten die er zouden zijn geweest of ontstaan indien de asbestblootstelling niet had plaatsgevonden, los van uw constatering dat [eisende partij sub A] voor de asbestblootstelling sociaal maatschappelijk kon functioneren en er een evenwicht was in zijn leven?

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
VII. Kunt u aangeven of de door u in antwoord op vraag VI. genoemde reeds bestaande beperkingen of beperkingen die los van de asbestblootstelling (mogelijk) zouden ontstaan over de gehele periode vanaf 18 september 2012 tot aan heden hetzelfde zouden zijn gebleven of dat deze dan zouden zijn verminderd dan wel vermeerderd? Kunt u in geval van vermindering dan wel vermeerdering van de beperkingen aangeven de mate waarin en de oorzaak van de vermindering dan wel vermeerdering?
VIII. Kunt u zich uitlaten over de vraag in hoeverre die beperkingen van [eisende partij sub A] van invloed zouden kunnen zijn bij of een belemmering zouden kunnen vormen voor de uitvoering van zijn voornemen om
- samen met [eisende partij sub B] naar Curaçao te emigreren en/of
- daar drie appartementen te verhuren en daarbij zelf de daarvoor nodige praktische en zakelijke werkzaamheden die met verhuur van appartementen samenhangen te verrichten, waaronder nog (enige) opknapwerkzaamheden en het onderhoud en/of
- dit met behulp van derden te doen?
IX. Kunt u zich daarbij ook specifiek uitlaten over de vraag in hoeverre de emigratie en/of nieuwe activiteiten wel of geen relevante verstoring zou(den) zijn van het in uw eerste rapport genoemde evenwicht in het leven van [eisende partij sub A] en of dit dan binnen uw vakgebied nog nadere gevolgen zou kunnen hebben?
X. Kunt de vragen zoals u ter beantwoording voorgelegd in uw rapport van 6 september 2019 2a t/m 2i (nogmaals), voor zover hiervoor niet al aan de orde gekomen, beantwoorden met inachtneming van de eventueel verkregen aanvullende informatie over de periode vóór de asbestblootstelling en met de wens om naar Curaçao te emigreren en daar appartementen te verhuren?

Overige
XI. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

3.6.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:

de heer drs. J.L.M. Schoutrop, psychiater
[gegevens]

ECLI:NL:RBGEL:2022:3741