Rb A. dam 300108 vraagstelling conform IWMD-model bij RNA-sol gerelateerde beroepsziekte
- Meer over dit onderwerp:
Rb A. dam 300108 vraagstelling conform IWMD-model bij RNA-sol gerelateerde beroepsziekte
2.1. A is op 17 mei 1993 als research analiste in dienst getreden bij de faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, instituut Oogheelkunde, van de Erasmus Universiteit Rotterdam (hierna: de EUR). A was daarmee ambtenaar.
2.2. Op 2 juli 1993 heeft A bij de uitoefening van haar werkzaamheden een proef uitgevoerd in een flowkast, waarbij gewerkt is met de stof RNA-sol, bevattende de stoffen fenol en guanidine-thiocyanaat. Tijdens de proef zijn deze stoffen vrijgekomen en deze stoffen zijn door A ingeademd. (...)
Medische causaliteit
5.10. DAS heeft betwist dat de door A gestelde gezondheidsproblemen een gevolg zijn van het ongeval van 2 juli 1993. Zij heeft hiertoe een advies d.d. 16 juli 2007 van de heer G, verbonden aan Veduma Medisch Adviseurs, overgelegd. Hij is onder meer van mening dat op grond van de aanwezige gegevens in het medische dossier van A niet geconstateerd kan worden dat er sprake is van een door blootstelling aan RNA-sol gerelateerde longziekte. Dit standpunt heeft A gemotiveerd betwist. Zij verwijst hiertoe onder meer naar het advies d.d. 5 september 1996 van de heer D van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, waarin hij een relatie tussen het chronische longlijden van A met het ongeval zeer waarschijnlijk acht. A beroept zich op de rechtsgevolgen van haar stelling dat zij schade lijdt als gevolg van het tekortschieten van DAS. De bewijslast in deze rust derhalve op A. Nu partijen twisten over de medische causaliteit behoeft de rechtbank alvorens verder te beslissen omtrent dit geschilpunt deskundige voorlichting. De rechtbank stelt voor om als deskundige te benoemen
dr. H, longarts, verbonden aan het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen te Utrecht (zie www.nkal.nl) en aan de deskundige de vragen van de IWMD-werkgroep voor te leggen (zie www.rechten.vu.nl). Bij akte zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de voorgestelde deskundige en de voorgestelde vragen.
5.11. De rechtbank heeft al overwogen, dat DAS aansprakelijk is voor de door A geleden en te lijden schade. Daaronder zijn begrepen de redelijke kosten ter vaststelling van deze schade. Om deze reden vindt de rechtbank aanleiding om van de hoofdregel van artikel 195 Wetboek van Rechtsvordering af te wijken en te bepalen dat de kosten van het deskundigenbericht voorshands door DAS gedragen moeten worden. LJN BD7591