RBLIM 131223 vraagstelling kinderarts, vza en ad-er tzv gevolgen magnesiumintoxicatie bij na 27,5 weken zwangerschap geborene
RBLIM 131223 vraagstelling kinderarts, vza en ad-er tzv gevolgen magnesiumintoxicatie bij na 27,5 weken zwangerschap geborene
- vordering ouder t.z.v. verplaatste schade is verjaard
- rb benoemt nogmaals kinderarts, nadat eerder rapport van dezelfde kinderarts is geblokkeerd,
2De feiten
2.1.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] is op [geboortedatum] 2002 na een zwangerschap van 27,5 weken in het AZM geboren. Bij de geboorte woog [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] 640 gram. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] is de moeder van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] .
2.2.
In de nacht van 14 op 15 maart 2002 kreeg [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] plotseling te kampen met ernstige ademhalings- en circulatieproblemen door een verkeerde samenstelling van de intraveneuze voeding. De voeding bevatte het honderdvoudige van de voorgeschreven hoeveelheid magnesium.
2.3.
De ouders van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] hebben het AZM bij brief van 16 april 20021 aansprakelijk gesteld voor de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de toediening van het infuus met verkeerde samenstelling (hierna: de magnesiumintoxicatie).
2.4.
De verzekeraar van het ziekenhuis, de Stichting Mebaz (hierna: Mebaz), heeft bij brief van 24 mei 20022 namens AZM aansprakelijkheid erkend.
2.5.
Mebaz heeft schade-expert [naam schade-expert] (hierna: [naam schade-expert] , tegenwoordig [naam schade-expert] ) ingeschakeld om het proces van de schadeafwikkeling te begeleiden.
2.6.
Bij de beantwoording van de vraag in hoeverre de magnesiumintoxicatie bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] tot schade heeft geleid, heeft AZM, via [naam schade-expert] , zich laten bijstaan door medisch adviseur
[naam medisch adviseur 1] (hierna: [naam medisch adviseur 1] ) en [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] door medisch adviseur [naam medisch adviseur 2] (hierna: [naam medisch adviseur 2] ).
2.7.
Partijen hebben in 2007 gezamenlijk3 besloten een expertiseonderzoek te laten verrichten door [naam kinderarts 1] (hierna: [naam kinderarts 1] ), kinderarts-neonatoloog, werkzaam bij het Universitair Medisch Centrum Groningen.
2.8.
[naam kinderarts 1] heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] op 28 september 2007 gezien en onderzocht. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] was toen 5,5 jaar oud. In zijn rapport van 21 januari 20084 heeft [naam kinderarts 1] , voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
“(…).
1) Er is bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] sprake van milde tot matige ontwikkelingsstoornissen, motorisch,
cognitief en gedragsmatig. Motorisch is er een ‘complexe minor neurological dysfunction”, (minimaal 3 clusters van het neurologisch onderzoek volgens Touwen afwijkend), grove motoriek, houding en coördinatie in mindere mate fijn-motorische stoornissen. Opvallend is een spraakstoornis en stotteren.
Cognitief behaalt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] een net beneden gemiddeld verbaal en perfomaal intelligentie niveau, met een uitschietende zwakke prestatie op de subtest woordkennis. Op de geheugentest presteerde ze zwak, wat bij een normale volgehouden auditieve aandacht wijst op een specifieke auditieve geheugen inperking voor semantisch materiaal. Gedragsmatig vertoont [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] hyperactiviteit en impulsiviteit, en ernstige aandachtsproblemen.
2) De bevindingen bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] op 5 jaar 6 maanden passen vrijwel allemaal wel binnen uitkomsten van pre-dysmaturen < 1000 gram (ELBW-kinderen) zoals in de wetenschappelijke literatuur gerapporteerd, met de aantekening dat zij dan wel binnen deze range aan de zwakkere kant van het spectrum presteert. (Mikkola, 2006; Neubauer, 2008, Hack 2005). Daarnaast heeft de magnesium overdosering voor een duidelijke knik in het klinisch beloop gezorgd die tot dan goed was verlopen, zeker gezien zwangerschap + gewicht. Eerder zijn wel risicoscores gepubliceerd, die op basis van klinische items die zich tijdens de opname bij prematuren voordoen, een inschatting maken van het risico op latere ontwikkelingsstoornissen. Een veel gebruikte is de NBRS (Nursery Neurobiologic Risk Score, Brazy 1991), waar de ontwikkeling van hersenschade sterk gerelateerd was aan 7 items. Een NBRS ≥ 6 is gerelateerd aan een 5.5 maal verhoging van het relatieve risico op latere ontwikkelingsstoornissen (Brazy, 1991; Zaramella, 2007). In het geval van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] heeft de magnesium overdosering geleid tot een verhoging van deze NBRS met minimaal 6 punten (metabole en respiratoire acidose pH 6.9, 8E -9, pCO2 15kPa; medisch dossier d.d. 14/3 = 4 punten) en beademing gedurende 2 weken, 14/3 tot en met 27/3 brief d.d. 17 mei 2002 = 2 punten). Uitgaande van een risico van 39% kans op neurologische afwijkingen en ontwikkelingsstoornissen in één van de meest recente, goed opgezette grote studies (Mikkola, 2005), en een verhoging van het relatieve risico van 5.5 (Zaramella 2007) door een NBRS ≥ 6, neemt de kans op ontwikkelingsstoornissen toe van 39% naar 77,8%, dus bijna een verdubbeling. (Berekening: pre-test odds: 39% / 100 - 39% = 0,64; post-test odds: pretest odds x RR = 0.64 x 5.5 = 3.516; post test probability: 3.516 / 3.516 + 1 = 77.8%).
Op grond van bovenstaande schat ik in dat de magnesium overdosering voor circa 50% heeft bijgedragen aan de ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en de extreme pre-dysmaturiteit de andere 50%.
Een specifieke uitval bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] betreft nog de geheugentest voor woordjes, met daarbij een intacte inprenting, wat neuropsychologisch kan wijzen op dysfunctioneren van de frontale hersenen. (Badre 2007). Dit is niet bekend als specifieke uitval bij pre-dysmaturen. Een verband met de magnesiumoverdosering is anderzijds ook niet hard te maken, literatuur referenties zijn hierover niet te vinden. Magnesiumsulfaat wordt overigens in de obstetrie en neonatologie wel beschreven als mogelijk neuroprotectief (Marret 2007), maar in veel lagere dosering. De 100-voudige overdosering bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] heeft wel degelijk geleid tot respiratoire en circulatoire veranderingen die negatief kunnen inwerken op de hersenen en die eventueel neuroprotectieve effecten te boven gaan.
3) (…) Een echte medische eindtoestand is dus nog niet bereikt. (…)
4) (…) Om te vergelijken met cohorten uit meer recente literatuur en ook om de school voortgang te kunnen volgen zou mijn voorkeur uitgaan naar een wat uitgebreidere neurologische en neuropsychologische testmoment op ca. 8 - 9 jarige leeftijd, en na de puberteit, ca. 15 - 16 jarige leeftijd.”
2.9.
Bij brief van 12 februari 20085 heeft de medisch adviseur van AZM als volgt gereageerd op het rapport van [naam kinderarts 1] :
“…).
Commentaar:
Uitvoerig onderzoek. De problemen worden deels veroorzaakt door de te vroege geboorte, maar de magnesiumoverdosering heeft zeker ook invloed gehad, met name door de daarvoor noodzakelijke reanimatie.
Prof. [naam kinderarts 1] schat dat beide oorzaken ieder voor 50% verantwoordelijk zijn. Ik kan me vinden in deze schatting.
Mogelijk dat nog enige verbetering optreedt, maar ook een stagnatie in ontwikkeling is nog mogelijk.
Ik adviseer een eindonderzoek over ongeveer 10 jaar. (…).”
2.10.
Bij brief van 29 september 20086 heeft de medisch adviseur van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie]
het volgende geschreven naar aanleiding van het rapport van [naam kinderarts 1] :
“ 4.2
(…). Op basis van bovenstaande gegevens en de stukken is gezocht naar de achterliggende artikelen en aanverwante publicaties. Deze zijn vergeleken met de gegevens uit naar de naam uit de rapportage van prof. [naam kinderarts 1] . Daaruit blijkt, dat de inschattingen die hij heeft gemaakt adequaat zijn. Er is sprake van een bijdrage aan de huidige toestand die past bij de lange termijn effecten van het te-vroeg-geboren-zijn, alsmede het te-klein-voor-de-leeftijd (prematuritas, resp. dysmaturitas). De normaal voorkomende kans dat er als gevolg van deze twee situaties ernstige complicaties zich voordoen is inderdaad rond de 40%, ook zonder dat daarbij als nog een hypermagnesiëmie optreedt. De gevolgen van deze vergiftiging waren zodanig, dat betrokkene in een ernstige toestand kwam te verkeren. Deze toestand van ernstige verslechtering op zich verhoogde het a priori risico op het krijgen van een of meerdere afwijkingen.
Het patroon dat zij laat zien past bij de meer ernstige situaties als gevolg van prematuur/dysmatuur zijn. Daarbij zijn dan enkele uitzonderingen, met name de problemen die samenhangen met het verminderd functioneren van de voorste gebieden van de grote hersenen.
Al met al is de inschatting dat 50 procent toe te rekenen is aan het a priori gebeuren, en vijftig procent toe te rekenen is aan de late gevolgen van het optreden van de magnesium vergiftiging een heel reële.
Wat betreft het te volgen beleid, dit wordt door de expert naar mijn mening correct verwoord. Betrokkene dient alle adequate scholing te volgen, doch ook de mogelijkheid dient te bestaan dat tijdig zaken worden bijgesteld.
Bijstelling kan ook gebeuren in het letselschade proces, immers mochten er ontwikkelingen zich voordoen waarvoor het van belang is om vanuit de schade kant acties te ondernemen dient daarop om de ontwikkeling te waarborgen van betrokkene zo snel mogelijk te worden ingespeeld. Dit maakt dat naar mijn mening het advies van de expert kan worden overgenomen, een expertise rond de leeftijd van negen jaar, een eind expertise rond de leeftijd van 15 jaar. (…).”
2.11.
In de daarop volgende jaren hebben partijen in onderling overleg er van afgezien om in 2011 een aanvullende expertise te laten verrichten, zoals door [naam kinderarts 1] eerder was voorgesteld.
2.12.
Bij brief van 4 juni 20157 heeft [naam schade-expert] het volgende met betrekking tot de schade van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] , voor zover van belang, aan de advocaat van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] medegedeeld:
“(…). Van de Engelse verzekeraar heb ik inmiddels toestemming gekregen om u ten behoeve van uw cliënte een nader voorstel te doen voor het nader bepalen van een aantal schadeposten over het verleden bij volledige toerekening.
Zie ik het goed, dan zijn er in het verleden in ieder geval een tweetal schadeposten genoteerd. De kosten van de overnachting voor de expertise bij de heer [naam kinderarts 1] ad EUR 175,00 en éénmaal een lumpsum van EUR 1.500,00 bij volledige toerekening voor de reiskosten tot en met 2009. Mijn opdrachtgever acht het redelijk om de reiskosten over de periode 2011 tot medio 2014 eveneens bij volledige toerekening op eenzelfde bedrag van EUR 1.500,00 te stellen.
Voorts wordt voorgesteld om de parkeergelden bij volledige toerekening op een lumpsum van EUR 1.000,00 te stellen. In het kader van de bevoorschotting bij 50% toerekening komt het voorgaande dan neer op een bedrag van EUR 2.000,00 aan reis- en parkeerkosten plus EUR 175,00 aan overnachtingskosten.
In het verleden is er al veelvuldig gesproken over de extra kosten van verzorging en begeleiding door uw cliënte van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . Periodes van intensief en minder intensieve verzorging en begeleiding hebben elkaar in de afgelopen jaren afgewisseld. Sinds [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] naar school gaat heeft uw cliënte haar één á twee keer of soms drie keer per week naar therapie of naar school gebracht. Mijn opdrachtgever acht het dan ook redelijk om tot medio 2014 gemiddeld drie uur per week extra begeleiding en verzorging te vergoeden á EUR 8,00 per uur.
Dit betreft dan een periode van ruim 12 jaar. Zoals reeds eerder aangegeven, komt alleen de extra zorg en begeleiding voor mogelijke vergoeding in aanmerking. Het behoeft geen betoog dat alle kinderen begeleiding en verzorging behoeven en durende lange tijd bijvoorbeeld naar sport en dergelijke dienen te worden gebracht. Gezien het voorgaande wordt een lumpsum vergoeding aangeboden, bij volledige toerekening, van EUR 15.000,00. In het kader van de bevoorschotting kan uitgegaan worden van 50 % toerekening, zodat dan EUR 7.500,00 hiervoor in aanmerking komt. Kunt u mij laten weten of uw cliënte het hiermee eens kan zijn?
Daarnaast geeft u in uw laatste brief aan van 12 maart 2015 dat het PGB met ingang van 2015 nog maar deels zal zien op de vergoeding voor de deelname aan de clubjes door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . Is inmiddels al bekend welke bedrag wél vergoed wordt? Vooralsnog zal ik als p.m.-post bij volledige toerekening een bedrag opnemen van EUR 2.500,00, zodat in het kader van de bevoorschotting EUR 1.250,00 daarvan in aanmerking zou komen.
Het voorgaande komt neer op een totaalbedrag in het kader van de bevoorschotting van EUR 10.925,00. Tot op heden is er EUR 11.300,00 bevoorschot, zodat op dit moment nadere bevoorschotting niet nodig lijkt. Uiteraard zie ik graag de nieuwe informatie omtrent het PGB tegemoet. (…).”
2.13.
Partijen hebben vervolgens in maart 2016 besloten om de vraag naar de relatie tussen de fout van AZM en de medische situatie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] nogmaals voor te leggen aan [naam kinderarts 1] .
2.14.
[naam kinderarts 1] heeft in de periode 4 mei 2016 tot en met augustus 2017 aanvullend onderzoek gedaan. Na kennisneming van het concept deskundigenrapport heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] een beroep gedaan op het blokkeringsrecht. Het rapport is gelet hierop niet aan AZM ter inzage verstrekt.
2.15.
De advocaat van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] heeft op 17 augustus 20178 aan [naam schade-expert] een afschrift toegezonden van zijn brief van dezelfde datum, gericht aan [naam kinderarts 1] . In de brief aan [naam kinderarts 1] staat onder meer het volgende:
“In opgemelde zaak stelt cliënte mij de aan haar toegezonden conceptrapportage ter hand, cliënte heeft verder aangegeven welke opmerkingen zij heeft.
Allereerst mist cliënte in de rapportage dat bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] in de eerste 9 dagen van haar leven geen hersenbeschadiging zichtbaar was of op andere wijze werd geconstateerd c.q. gediagnosticeerd. In dit verband moge ik verwijzen naar het verslag van de arts-assistent kindergeneeskundige [naam arts-assistent kindergeneeskunde] en de kinderarts-neonatoloog [naam kinderarts 2] . Noch in uw rapportage van 21 januari 2008, noch in uw conceptrapportage van 7 augustus jl., vind ik een beoordeling en beschrijving terug van de periode tussen [geboortedatum] en 14 maart 2002. Een en ander in het licht van uw conclusie dat 50% van de huidige situatie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] toegeschreven zou kunnen worden aan een magnesiumintoxicatie.
(…). In uw rapportage gaat u ervan uit dat 30-40% van de kinderen die te vroeg geboren zijn, ontwikkelingsstoornissen laten zien. Gaarne zal ik in dit verband antwoord hebben op de vraag waarom u in die situatie uitgaat van 39% in plaats van bijvoorbeeld het gemiddelde of het minimale. Dit betreft mijns inziens overigens een feitelijke bevinding, derhalve geen medische beoordeling.
(…). Vervolgens stelt u dat de risicofactoren wat betreft de nadelige gevolgen van een vroeggeboorte hetzelfde blijven, doch u erkent dat het risico als gevolg van de intoxicatie wordt verdubbeld. Dit impliceert mijns inziens echter niet dat de invloed van de intoxicatie slechts 50% kan zijn. (…).’
3Het geschil
In conventie
3.1.
AZM vordert bij dagvaarding dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van gedaagde sub 1
A. Primair: voor recht verklaart dat de vorderingen van gedaagde sub 1 op AZM zijn verjaard;
Subsidiair: voor recht verklaart dat de door AZM gemaakte medische fout (bestaande uit de magnesiumintoxicatie) resulteert in een verplichting tot vergoeding van 50%, althans een door de rechtbank vastgesteld percentage, van de schade die gedaagde sub 1 heeft geleden en die het gevolg is van de bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ontstane ontwikkelingsstoornissen vanaf haar geboorte, welke schade begroot moet worden op een bedrag van € 4.891,64, althans € 11.755,64, althans € 19.867,64, althans € 27.355,64, althans een door de rechtbank te begroten bedrag;
ten aanzien van gedaagden sub 2 en sub 3
voor recht verklaart dat de door het AZM gemaakte medische fout (bestaande uit de magnesiumintoxicatie) resulteert in een verplichting tot vergoeding van 50%, althans een door de rechtbank vastgesteld percentage, van de schade die gedaagde sub 2 heeft geleden en die het gevolg is van de bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ontstane ontwikkelingsstoornissen vanaf haar geboorte, welke schade begroot moet worden op een bedrag van ten hoogste € 20.000,00, althans een door de rechtbank te begroten bedrag;
ten aanzien van gedaagden sub 1 en sub 2
gedaagden sub 1 en 2 veroordeelt in de kosten van deze procedure en, voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening met veroordeling van gedaagden in de nakosten van € 157,00 dan wel indien betekening plaatsvindt, van € 239,00, te vermeerderen met de eventuele executiekosten.
3.2.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.4.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] vorderen dat de rechtbank, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, AZM veroordeelt tot:
ten aanzien van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] privé
1. betaling van alle door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] geleden en nog te lijden schade verband houdende met de extra zorg en kosten die zij heeft moeten maken als gevolg van de magnesiumintoxatie veroorzaakt bij haar dochter [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , geboren op [geboortedatum] 2002, deze schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
ten aanzien van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] in haar hoedanigheid van bewindvoerder/mentrix over [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3]
2. betaling van alle door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] geleden en nog te lijden schade verband houdende met de magnesiumintoxatie veroorzaakt bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , geboren op [geboortedatum] 2002, deze schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
ten aanzien van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] , zowel in privé als in haar hoedanigheid van bewindvoerder/mentrix over [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3]
3. betaling van de proceskosten inclusief nakosten.
3.5.
AZM voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
In conventie en reconventie
Inleiding
4.1.
Vaststaat dat AZM in 2002 een fout heeft gemaakt bij de behandeling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] door haar kort na haar geboorte een verkeerde hoeveelheid magnesium toe te dienen. Sindsdien hebben partijen onderzocht of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ontwikkelingsstoornissen heeft en of die stoornissen het gevolg zijn van de fout van AZM. Partijen zijn in de loop van de tijd in een impasse beland. AZM wil de schade, die het gevolg is van haar fout, alsnog afwikkelen en is daarom deze procedure gestart.
4.2.
De volgende vragen zijn onderwerp van debat:
- -
is de schadevordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] verjaard?
- -
is er sprake van ontwikkelingsstoornissen bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ?
- -
zo ja, bestaat er een verband tussen de ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en de fout van AZM?
- -
zo ja, in welke mate heeft de fout van AZM bijgedragen aan de ontwikkelingsstoornissen?
4.3.
Voordat de rechtbank ingaat op deze onderwerpen, wordt eerst stilgestaan bij de vordering van AZM tegen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , die zij later ingetrokken heeft.
Ingetrokken vordering van AZM jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] (gedaagde sub 3)
4.4.
AZM stelt dat zij voor aanvang van de procedure van de advocaat van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] vernomen heeft dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] het bewind voert over de goederen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . AZM merkt op dat zij voor het uitbrengen van de dagvaarding niet heeft kunnen controleren of deze uitlating juist is. Het bewind staat namelijk niet geregistreerd in de openbare registers en een kopie van een rechterlijke beslissing omtrent het bewind heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] AZM niet toegezonden. Zekerheidshalve heeft AZM daarom ook [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] gedagvaard. De inhoud van de beschikking ‘instelling bewind en mentorschap’ van deze rechtbank van 20 april 2020, die bij conclusie van antwoord in conventie in het geding is gebracht, is voor AZM aanleiding geweest om haar vordering jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] in te trekken.
4.5.
Omdat de vordering ten aanzien van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] is ingetrokken, kan deze inhoudelijk niet meer beoordeeld worden. De rechtbank zal AZM daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering ten aanzien van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . Intrekking van de vordering leidt er niet toe dat de procedure tussen AZM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] van rechtswege is beëindigd. De rechtbank zal daarom nog oordelen over de proceskosten in conventie in de relatie AZM- [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . De rechtbank heeft partijen tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd dat zij heeft vastgesteld dat het bewind met betrekking tot [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] niet vermeld staat in de openbare registers. AZM heeft de beschikking waarbij het bewind is ingesteld pas tijdens deze procedure van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] ontvangen. AZM kon daarom niet eerder met zekerheid vaststellen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] niet in rechte betrokken hoefde te worden. Dat is voor de rechtbank aanleiding om bij eindvonnis de proceskosten in de relatie AZM- [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De schade van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] (gedaagde sub 1)
Standpunten
4.6.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] vordert in reconventie dat AZM haar schade vergoedt. Het betreft volgens haar verplaatste schade.
4.7.
Volgens AZM is de schadevordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] verjaard. Zij vordert in conventie dat in rechte vast te stellen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] heeft AZM nooit formeel aansprakelijk gesteld. De laatste keer dat zij schade gemeld heeft, is via een brief van 11 maart 2016 geweest. De verjaring is niet gestuit. De voorschotbetalingen die in het verleden zijn uitgekeerd aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] vordert AZM niet van haar terug.
4.8.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] meent dat een vordering tot vergoeding van verplaatste schade niet kan verjaren. Daarnaast betoogt zij dat de vordering niet verjaard is, omdat uit de brief van [naam schade-expert] van 4 juni 20159 volgt dat bepaalde kosten zijn erkend en AZM € 11.300,00 als voorschot aan haar betaald heeft.
Juridisch kader
4.9.
Op grond van artikel 3:310 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) verjaart een vordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De verjaringstermijn gaat niet lopen voordat de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van schade in te stellen.
4.10.
De verjaring van een vordering tot schadevergoeding kan worden gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (art. 3:317 lid 1 BW). Ook erkenning van het recht tot welks bescherming een rechtsvordering dient, stuit de verjaring (art. 3:318 BW).
4.11.
Het is de bedoeling van de wetgever geweest dat ook ingeval partijen in onderhandeling zijn, nog steeds geldt dat voor stuiting van de verjaring een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke verklaring als bedoeld in art. 3:317 lid 1 is vereist. Dit geldt ook ingeval aan de onderhandelingen een aansprakelijkstelling is voorafgegaan, die op zichzelf genomen de verjaring heeft gestuit, zodat vervolgens een nieuwe verjaringstermijn is aangevangen. Het is niet uitgesloten dat het onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een schuldenaar die, voordat de vijfjaarstermijn van art. 3:310 lid 1 BW is voltooid, met een schuldeiser in onderhandeling treedt zich tegenover deze erop beroept dat op enig tijdstip gedurende de onderhandelingen deze termijn is voltooid. In een zodanig geval moet worden aangenomen dat een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen te rekenen van het ogenblik waarop de onderhandelingen worden afgebroken (HR 1 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5811).
Toetsing
4.12.
Bij verplaatste schade gaat het om schade of kosten die normaal gesproken voor rekening van de benadeelde zouden komen maar voor rekening van een derde zijn gekomen. Deze derde kan de schade verhalen op de veroorzaker van de schade. Voor verplaatste schade gelden de verjaringsregels die hierboven vermeld zijn in rov. 4.9. tot en met 4.11. Het betoog van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] dat verplaatste schade niet kan verjaren, verwerpt de rechtbank dan ook.
4.13.
Het standpunt dat de schadevordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] niet kan verjaren omdat in het verleden schadeposten erkend zijn, is niet juist gelet op de inhoud van artikel 3:318 BW. Het gevolg van een erkenning is dat een nieuwe verjaringstermijn start. Voordat die nieuwe termijn voorbij, zal de verjaring van de vordering opnieuw gestuit moeten worden.
4.14.
Niet gebleken is dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] na 4 juni 2015 nieuwe schadeposten bij [naam schade-expert] gemeld heeft, terwijl de posten waarop zij nu aanspraak maakt langer bij haar bekend moeten zijn geweest omdat deze betrekking hebben op de periode tot en met augustus 2014. Verder staat vast dat na 4 juni 2015 geen (voorschot)bedragen meer aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] zijn betaald.
4.15.
Als 4 juni 2015 aangemerkt wordt als dag waarop (bepaalde) schadeposten erkend zijn door [naam schade-expert] namens AZM, is de verjaring van de schadevordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] toen met vijf jaar is gestuit. Nadien is een periode van meer dan vijf jaar verstreken. Een nieuwe stuiting heeft naar het oordeel van de rechtbank niet plaatsgevonden. De brief van 11 maart 201610 waarin [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] opmerkt uit te gaan van een ander aantal uren voor extra verzorging van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] dan [naam schade-expert] voldoet namelijk niet aan de voorwaarden van artikel 3:317 lid 1 BW. Dat betekent dat de vordering verjaard is. Zelfs als aangenomen zou worden dat deze brief wel stuitende werking gehad heeft, is de vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] toch verjaard. Immers, niet gebleken is dat na ommekomst van die termijn van vijf jaar nieuwe stuitingshandelingen hebben plaatsgevonden.
4.16.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] heeft aangevoerd dat in de gegeven omstandigheden het beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij heeft echter nagelaten haar beroep op artikel 6:2 lid 2 BW te onderbouwen met feiten en omstandigheden. Het enkele feit dat partijen tot 4 juni 2015 althans tot 11 maart 2016 met elkaar in onderhandeling zijn geweest over de afwikkeling van de schade is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om te kunnen concluderen dat het beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.17.
De slotsom is dat de schadevordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] verjaard is. De vordering van AZM in conventie voor recht te verklaren dat de vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] verjaard is, zal worden toegewezen. De vordering in reconventie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] om AZM te veroordelen tot betaling van schade, nader op te maken bij staat, zal worden afgewezen.
De schade van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] (gevorderd door gedaagde sub 2)
4.18.
De rechtbank komt nu toe aan de vorderingen die zien op de schade van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] .
Inleiding
4.19.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] is inmiddels volwassen. De rechtbank beschikt alleen over het deskundigenrapport van [naam kinderarts 1] dat opgesteld is toen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] 5,5 jaar oud was11. Om de schade af te kunnen wikkelen, moet vastgesteld worden of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] blijvende ontwikkelingsstoornissen heeft, en zo ja, of en in welke mate deze veroorzaakt zijn door de fout van AZM. In 2008 was [naam kinderarts 1] van mening dat de magnesium overdosering voor circa 50% heeft bijgedragen aan de ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en de extreme pre-dysmaturiteit de andere 50%12. De medisch adviseurs van beide partijen konden zich destijds hierin vinden13.
Standpunten
4.20.
Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] een blijvende ontwikkelingsstoornis. Op cognitief gebied is zij aanzienlijk beperkt. Zij kan niet zelfstandig wonen en zal de rest van haar leven aangewezen zijn op hulp. Haar arbeidsmarktpositie is kwetsbaar. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] staat niet meer achter de inschatting van [naam kinderarts 1] . Voor haar is niet duidelijk waarom de vroeggeboorte en het ondergewicht voor 50% bijdragen aan het ontstaan van de ontwikkelingsstoornis, temeer [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] zich tot de fout goed ontwikkelde. Zij meent dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] behoorde tot de groep van te vroeg geboren kinderen met ondergewicht die geen ontwikkelingsstoornis ontwikkelde. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] stemt er mee in dat [naam kinderarts 1] opnieuw als deskundige benaderd wordt.
4.21.
AZM stelt niet te weten of er sprake is van een blijvende ontwikkelingsstoornis. Zij beschikt niet over informatie van recente datum om dat vast te kunnen stellen. AZM wil dat hiernaar onderzoek wordt gedaan door [naam kinderarts 1] . AZM houdt vast aan de inschatting van [naam kinderarts 1] omtrent de mate waarin de fout van AZM heeft bijgedragen aan de ontwikkelingsstoornis.
Toetsing
4.22.
De rechtbank is voornemens [naam kinderarts 1] te benaderen met de vraag of hij bereid is opnieuw als deskundige op te treden teneinde te onderzoeken of bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] sprake is van een medische eindtoestand en of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] blijvende ontwikkelingsstoornissen heeft. De rechtbank overweegt dat indien [naam kinderarts 1] voor de beantwoording van de vragen hulp nodig heeft van een of meer collega’s die beschikken over een andere deskundigheid, zoals een neuroloog en neuropsycholoog, hij die hulp mag inschakelen.
4.23.
De rechtbank is verder voornemens om [naam kinderarts 1] te vragen of, gelet op alle nieuwe wetenschappelijke onderzoeksresultaten sinds zijn onderzoek in 2008, hij nog steeds van mening is dat de magnesiumoverdosering voor circa 50% heeft bijgedragen aan de ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en de extreme pre-dysmaturiteit de andere 50%. Mocht er nog medische informatie over [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] beschikbaar zijn die destijds niet aan [naam kinderarts 1] verstrekt is – [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] spreekt over cd-roms met opnames uit 2012, 2013 en 2017 – dan mag die aan de deskundige verstrekt worden en zal de deskundige verzocht worden, die nieuwe informatie te betrekken bij zijn oordeel.
Deskundige [naam kinderarts 1]
4.24.
De rechtbank stelt de volgende vraagstelling aan [naam kinderarts 1] voor:
-
Is er sprake van een medische eindtoestand bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ?
-
Zo nee, verwacht u een belangrijke verbetering of verslechtering bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] (welke?) en op welke termijn verwacht u dat er sprake is van een medische eindsituatie?
-
Is er sprake van (een) blijvende ontwikkelingsstoornis(sen) bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ?
-
Zo ja, op welk(e) vlak(ken)?
-
Staat u, gelet op alle nieuwe wetenschappelijke onderzoeksresultaten sinds 2008 en eventuele door partijen nieuw aangereikte medische informatie met betrekking tot [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] waarover u in 2008 niet beschikte, nog steeds achter uw opvatting uit 2008 dat de magnesiumoverdosering voor circa 50% heeft bijgedragen aan de ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en de extreme pre-dysmaturiteit voor de andere 50%?
-
Zo ja, kunt u zo duidelijk mogelijk uitleggen waarom volgens u de kans op ontwikkelingsstoornissen toe is genomen van 39% naar 77,8%?
-
Als het antwoord op vraag 5 ‘nee’ is, heeft de magnesiumoverdosering bijgedragen aan de ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ? En als dat het geval is, in welke mate?
-
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.25.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over het voornemen van de rechtbank om [naam kinderarts 1] als deskundige te benoemen, de voorgestelde vraagstelling aan [naam kinderarts 1] en de omvang van de kosten.
4.26.
Waarschijnlijk zal na het medische deskundigenbericht ook een rapport van een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige nodig zijn. Waar nodig kunnen deze twee deskundigen samenwerken, als dat voor de totstandkoming van het rapport van de arbeidsdeskundige nodig is.
4.27.
Om proceseconomische redenen zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich nu al uit te laten over het aantal verzekeringsgeneeskundige(n) en arbeids-deskundige(n), de persoon van de deskundige(n), de aan die deskundige(n) voor te leggen vragen en de omvang van de kosten. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één verzekeringsgeneeskundige en één arbeidsdeskundige.
Verzekeringsgeneeskundige
4.28.
De rechtbank is voornemens aan de verzekeringsgeneeskundige de volgende vragen voor te leggen:
1. Wilt u [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] oproepen voor een gesprek en aan de hand van het rapport van deskundige [naam kinderarts 1] van [datum thans onbekend] de functionele beperkingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] omschrijven en de belastbaarheid neerleggen in een belastbaarheidsprofiel, een en ander ten behoeve van een arbeidsdeskundig onderzoek?
2. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
De arbeidsdeskundige
4.29.
De rechtbank is voornemens de volgende vragen aan de arbeidsdeskundige voor te leggen:
arbeid in loondienst
1. Wat zou naar uw inschatting het carrièreverloop van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] zijn geweest indien er geen sprake zou zijn geweest van (een) ontwikkelingsstoornis(sen)?
Kunt u in dat kader aangeven welk opleidingsniveau [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] had kunnen volgen zonder beperkingen?
Wilt u bij beantwoording van deze vraag ook de te verwachten arbeidsduur per week aangeven en de periode(n) waarover [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] in dat geval vermoedelijk op de arbeidsmarkt werkzaam zou zijn geweest?
2. Kunt u aangeven wat – uitgaande van uw antwoord op de voorgaande vraag – het reële verdienvermogen, zowel bruto als netto, van de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] te verrichten arbeid zou zijn geweest, zonder de ontwikkelingsstoornis(sen) dan wel andere beperkingen?
3. Zijn er, rekening houdend met de beperkingen, zoals die blijken uit het rapport van de verzekeringsgeneeskundige, passende arbeidsmogelijkheden voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] te duiden? Zo ja, welke en voor hoeveel uur per week? Zo nee, waarom niet?
4. In het geval u vraag 3 bevestigend beantwoordt: wat is het reële verdienvermogen, zowel bruto als netto, van de door bij dat antwoord aangegeven arbeid?
5. In het geval u vraag 3 ontkennend beantwoordt: ziet u, rekening houdend met de beperkingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , zoals die blijken uit het rapport van de verzekeringsdeskundige, en de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] genoten opleiding, mogelijkheden tot (verdere) omscholing? Zo ja, welke opleiding(en) kom(t)(en) daarvoor in aanmerking, wat is de duur en wat zijn de kosten van die opleiding(en)?
6. Indien vraag 5 aan de orde is en door u in bevestigende zin is beantwoord, wat zou het te verwachten verdienvermogen, zowel bruto als netto, zijn na voltooiing van de door u in dat antwoord genoemde nadere omscholing en aan welk carrièreverloop zou dan volgens u gedacht kunnen worden?
7. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang (kunnen) zijn?
huishoudelijke hulp
8. Welke taken kan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] zelfstandig in huis uitvoeren?
9. Kan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , gelet op haar belastbaarheid, zelfstandig een complete huidhouding voeren of zal zij in de toekomst aangewezen zijn op een vorm van begeleid wonen die bekostigd wordt op grond van een regeling zoals WLZ, WMO, ziektekostenverzekering e.d.?
10. Wat is de behoefte van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] aan huishoudelijke hulp, uitgedrukt in uren per jaar?
11. Wat zijn de redelijkerwijs met die hulp gemoeide kosten?
12. Wilt u aangeven of de hulpbehoefte door bepaalde voorzieningen en/of hulpmiddelen kan worden verminderd? Zo ja, door middel van welke voorzieningen/hulpmiddelen en in welke mate beïnvloeden deze de behoefte aan hulp en de daarmee gemoeide kosten?
13. Acht u het waarschijnlijk dat de door u vastgestelde hulpbehoefte en de daarmee gemoeide kosten in de toekomst nog zullen veranderen? Zo ja, op welke wijze?
14. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
zelfwerkzaamheid
15. Welke taken kan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , gelet op haar belastbaarheid, in haar leefomgeving niet uitvoeren?
15. Wat is de behoefte van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] aan hulp, uitgedrukt in uren per jaar?
15. Wat zijn volgens u de redelijkerwijs met die hulp gemoeide kosten?
15. Wilt u aangeven of de hulpbehoefte door bepaalde voorzieningen en/of hulpmiddelen en/of inrichting kan worden verminderd? Zo ja, door middel van welke voorzieningen/hulpmiddelen/inrichting en in welke mate beïnvloeden deze de behoefte aan hulp en de daarmee gemoeide kosten?
15. Acht u het waarschijnlijk dat de door u vastgestelde hulpbehoefte en de daarmee gemoeide kosten in de toekomst nog zullen veranderen? Zo ja, op welke wijze?
15. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.30.
De kosten van de deskundige(n) zullen moeten worden voorgeschoten door AZM omdat vaststaat dat zij een fout gemaakt heeft bij de behandeling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] .
4.31.
De rechtbank zal in afwachting van de te nemen akten iedere verdere beslissing, ook over bijvoorbeeld smartengeld en eventuele andere schadeposten van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , aanhouden. ECLI:NL:RBLIM:2023:7421