Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 191121 Whiplash; desk.bericht neuropsychologisch en psychiatrisch;NvvN vraagstelling npo te beperkt als het gaat om niet-objectiveerbare klachten en afwijkingen

RBNHO 191121 Whiplash; desk.bericht neuropsychologisch en psychiatrisch
- voor psychiatrische expertise geen IWMD, maar alternatieve vraagstelling
- NvvN vraagstelling npo te beperkt als het gaat om niet-objectiveerbare klachten en afwijkingen

De zaak in het kort
[verzoeker] was op 5 december 2013 betrokken bij een verkeersongeval, waarbij hij letsel heeft opgelopen. [verzoeker] wil dat de verzekeraar van (de bestuurder van) de auto die het ongeval heeft veroorzaakt, meewerkt aan een deskundigenonderzoek door een neuropsycholoog en een psychiater. De rechtbank wijst deze verzoeken toe. De rechtbank kan echter op dit moment nog niet overgaan tot benoeming van een neuropsycholoog en een psychiater.

(....red. LSA LM)
2.
De feiten

2.1.
[verzoeker] was op 5 december 2013 betrokken bij een verkeersongeval op de Oosttangent te Roermond. Hij zat als bestuurder in een auto, die van achteren werd aangereden door de bestuurder van een auto verzekerd bij Nh1816. Nh1816 heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.

2.2.
[verzoeker] heeft aangegeven dat hij sinds het ongeval last heeft van hoofdpijn, nekklachten, pijn aan de linkerkant van zijn lichaam, vergeetachtigheid, concentratieproblemen, geheugenproblemen, woordvindingproblemen, slaapproblemen en psychische klachten. Daarnaast heeft hij moeite met het verwerken van prikkels.

2.3.
Na het ongeval heeft [verzoeker] zich in verband met zijn klachten arbeidsongeschikt voor zijn werk gemeld. Sindsdien heeft [verzoeker] geen loonvormende arbeid meer verricht.

2.4.
Op gezamenlijk verzoek van partijen heeft een neurologische expertise plaatsgevonden door neuroloog [xxx] (hierna: [xxx] ). Op 2 september 2019 heeft [xxx] een rapport uitgebracht. Hij kwam tot de volgende conclusie:
Achterop aanrijding op 5 december 2013. Het klachtenpatroon van betrokkene past bij een whiplash associated disorder graad I/II volgens de classificatie van de Quebec Task Force (Spine 1995). Aan restklachten zijn er hoofd- en nekpijnklachten en met name cognitieve klachten. Bij het neurologische onderzoek zijn er geen specifieke neurologische uitvals- of prikkelingsverschijnselen. De differentiaaldiagnose van de hoofdpijn is een tension-type headache, en een medicatie afhankelijke hoofdpijn gezien het opgegeven gebruik van pijnstillers. De cognitieve klachten kan ik niet verklaren vanuit een trauma capitis of vanuit een whiplash associated disorder graad I/II. Op grond van de ongevalsanamnese en de ontwikkeling in de tijd acht ik het zeer onwaarschijnlijk dat de cognitieve klachten primair gevolg zijn van het ongeval, omdat er geen enkele aanwijzing is voor het bestaan voor een commotio of contusio cerebri. Als klinische nevendiagnose is er sprake van een meralgia paresthetica links.”

2.5.
Vervolgens hebben partijen overleg gehad. Dat heeft niet geleid tot een minnelijke schaderegeling.

3
Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank, kort samengevat, een voorlopig deskundigenbericht te bevelen met benoeming van een neuropsycholoog en psychiater als deskundige. Verder verzoekt [verzoeker] de rechtbank Nh1816 te veroordelen in de (voorschot)kosten van de deskundigenberichten en de kosten van deze procedure.

3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat de neurologische expertise van [xxx] onvoldoende handvatten geeft ter zake van het bestaan van causaal verband tussen de gezondheidsklachten van [verzoeker] en het ongeval en de uit deze gezondheidsklachten voortvloeiende beperkingen. [verzoeker] wenst daarom expertises te laten plaatsvinden door een neuropsycholoog en een psychiater, omdat deze onderzoeken volgens hem kunnen bijdragen aan het aannemelijk maken van het bestaan van (cognitieve) klachten en eventueel daaruit voortvloeiende beperkingen.

3.3.
Nh1816 verzet zich tegen inwilliging van het verzoek. Zij stelt in het verweerschrift, kort samengevat, dat een neuropsychologisch en/of psychiatrisch onderzoek geen wezenlijke bijdrage gaat leveren aan de oplossing van de belangrijkste geschilpunten tussen partijen. Daarbij komt dat het verzoek prematuur is, omdat het medisch dossier nog niet gecompleteerd is. Nog niet alle (medische) feiten zijn bekend, terwijl inzicht in die feiten relevant is voor de (volledige) beslechting van het geschil en voor de vragen waarover een eventueel te benoemen deskundige zijn licht zou kunnen laten schijnen.

3.4.
Wat de gevraagde onderzoeken zelf betreft, geldt volgens Nh 1816 dat hiervoor een gerechtvaardigde indicatie ontbreekt. Haar verweer laat zich als volgt samenvatten.

3.4.1.
Een neuropsychologisch onderzoek betreft een hulponderzoek c.q. gecombineerd onderzoek dat in samenwerking plaatsvindt met een neuroloog. Neuroloog [xxx] heeft in dit geval aangegeven dat een neuropsychologisch onderzoek niet geïndiceerd is, zodat het niet juist is afzonderlijk, een op zichzelf staand neuropsychologisch onderzoek aan te vragen. Er zijn ook al neuropsychologische onderzoeken verricht, waardoor het zogenoemde hertest-effect kan optreden.

3.4.2.
Hoewel in het rapport van [xxx] de suggestie wordt gegeven tot het laten verrichten van psychiatrisch onderzoek, moet worden vastgesteld dat [verzoeker] nimmer enige hulpvraag of behandelbehoefte in die richting heeft gevoeld of daarvoor is verwezen, anders dan voor deze aanrijding terwijl die al jaren geleden heeft plaatsgevonden. Een goede indicatie voor het laten verrichten van psychiatrisch onderzoek is er eigenlijk niet. Nh1816 refereert zich dienaangaande echter aan het oordeel van de rechtbank.

3.5.
Nh1816 voert verder bezwaren aan tegen de voorgestelde vraagstellingen aan de deskundigen en de verzochte veroordeling van Nh1861 in de (voorschot)kosten van de deskundigenberichten.

3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4
De beoordeling

Maatstaf

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij geen discretionaire bevoegdheid heeft bij de beoordeling van een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Hoewel Nh1816 zich heeft verzet tegen toewijzing van het verzoek tot benoeming van een neuropsycholoog en psychiater als deskundigen, moet dit onderzoek in beginsel worden gelast indien het verzoek voldoende concreet is en indien met toewijzing van het verzoek aan verzoeker de mogelijkheid wordt verschaft om aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden, waardoor verzoeker zijn procespositie beter kan beoordelen. Dit is slechts anders indien de rechtbank van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen of dat het verzoek moet afstuiten op een ander zwaarwichtig belang.

Beoordeling aan de hand van de maatstaf

4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gedane verzoek tot benoeming van een neuropsycholoog en psychiater als deskundigen voldoende concreet, terwijl benoeming van deze deskundigen verder aan [verzoeker] de mogelijkheid kan verschaffen om aan de hand van de door de deskundigen uit te brengen deskundigenberichten zekerheid te verkrijgen omtrent voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden.

4.3.
[verzoeker] heeft gemotiveerd gesteld dat hij aan cognitieve klachten lijdt en dat die door het ongeval veroorzaakt zijn. Nh1816 stelt daartegenover dat enige objectivering van de cognitieve klachten ontbreekt en deze klachten niet vanuit een WAD graad I/II kunnen worden verklaard. Met de deskundigenonderzoeken kan [verzoeker] haar (bewijs- en/of proces)positie beter bepalen ten aanzien van het (voort)bestaan en de omvang van zijn klachten en het causaal verband tussen klachten en ongeval. Daarmee is het belang bij zijn verzoek gegeven.

4.4.
Gelet op de aard van het ongeval waarvan [verzoeker] het slachtoffer is geworden en de aard van de klachten die hij daaraan overgehouden stelt te hebben, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat het gelasten van een neuropsychologisch en psychiatrisch deskundigenonderzoek prematuur en niet opportuun is.

4.4.1.
Dat het medisch dossier niet volledig is, is geen grond om het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek af te wijzen. Overigens heeft de advocaat van [verzoeker] na de mondelinge behandeling de rechtbank per e-mail laten weten dat overeenstemming is bereikt ten aanzien van de aanvullende benodigde informatie; [verzoeker] zal deze informatie opvragen en (na ontvangst) toesturen aan Nh1816. Als er verder nog informatie ontbreekt, is het vaste jurisprudentie dat het de deskundige is, die heeft te bepalen welke door partijen te verschaffen gegevens voor de uitvoering van het hem opgedragen onderzoek noodzakelijk zijn.

4.4.2.
Verder volgt de rechtbank Nh1816 niet in haar standpunt dat het (enkel) aan de neuroloog is om te bepalen of een neuropsychologisch onderzoek geïndiceerd is. Een neuropsychologisch onderzoek kan wel degelijk onafhankelijk van de neurologische expertise plaatsvinden en toegevoegde waarde hebben voor de beoordeling (door de rechter) van het bestaan van cognitieve klachten en het juridisch causaal verband tussen deze klachten en het ongeval. Een neuropsycholoog kan stoornissen in het geïntegreerde mentale functioneren, stoornissen in het taalgebruik, emotionele stoornissen, gedragsstoornissen en stoornissen in de helderheid van het bewustzijn nader in kaart brengen. Wel is van belang dat de neuroloog en neuropsycholoog kennis kunnen nemen van elkaars bevindingen en deze bevindingen in hun rapportage verwerken.

4.4.3.
Dat [verzoeker] eerder al neuropsychologische testen heeft ondergaan, vindt de rechtbank niet bezwaarlijk. Die testen zijn onder meer vanwege onderpresteren van [verzoeker] niet afgerond. Of [verzoeker] ‘testbaar’ is, kan door een te benoemen neuropsycholoog aan de hand van symptoom-validiteitstesten worden gemeten. De rechtbank zal, zoals hierna zal worden overwogen, bij de vraagstelling betrekken dat deze testen bij het neuropsychologisch onderzoek gebruikt worden.

4.5.
Omdat het verzoek voldoet aan de daaraan te stellen eisen zoals in punt 4.1 genoemd en van enige grond die aan toewijzing in de weg staat niet is gebleken, zal de rechtbank het verzoek tot benoeming van een neuropsycholoog en psychiater toewijzen.

De neuropsycholoog

4.6.
Partijen zijn het eens zijn over de benoeming van neuropsycholoog drs. T. Koene van DC Expertisecentrum te Amsterdam.

4.7.
De griffier van de rechtbank heeft echter vernomen dat Koene niet meer optreedt als deskundige. Het onderzoek zou wel gedaan kunnen worden door dr. J.F.M. de Jonge of drs. T. Schoemaker, beiden als neuropsychologen verbonden aan DC Expertisecentrum te Amsterdam. De rechtbank zal partijen de gelegenheid geven zich hierover nader schriftelijk uit te laten. Voor zover partijen de benoeming van een andere neuropsycholoog meer aangewezen achten, worden zij verzocht daarover een concreet en zo mogelijk eensluidend voorstel te doen.

Vraagstelling

4.8.
Over de aan de neuropsycholoog te stellen vragen zijn partijen het niet eens. [verzoeker] verzoekt de rechtbank de volgende vraagstelling aan de neuropsycholoog voor te leggen:

Zijn er cognitieve stoornissen aantoonbaar? Zo ja, wilt u deze omschrijven, toelichten en onderbouwen. Wilt u hierbij expliciet en beargumenteerd de resultaten van de symptoomvaliditeitstesten verwerken?

[verzoeker] voert aan dat deze vraagstelling eventueel ook samen met de NVvN-vraagstelling aan de neuropsycholoog kan worden voorgelegd.

4.9.
Nh1816 maakt bezwaar tegen de voorgestelde vraagstelling zoals hierboven cursief is weergegeven. Zij wil dat de standaard NVvN-vraagstelling aan de neuropsycholoog wordt voorgelegd. Die luidt als volgt:
1) Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentaal functioneren, het taalgebruik, de regulatie van emoties en gedrag of inde helderheid van het bewustzijn?

2) Is het aannemelijk dat de aangetoonde stoornissen veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging als gevolg van een bepaalde (nader te omschrijven) gebeurtenis of aandoening?

3) Zijn er wellicht andere factoren dan die bepaalde gebeurtenis of aandoening (al dan niet ermee samenhangend), die de verklaring kunnen vormen voor de aangetoonde stoornissen?

4) Indien de aangetoonde stoornissen kunnen worden toegeschreven aan een tengevolge van de genoemde gebeurtenis of aandoening ontstane hersenbeschadiging, welke zijn dan de beperkingen in het functioneren die daardoor zijn ontstaan?

4.10.
Met Nh1816 is de rechtbank van oordeel dat de voorgestelde vraagstelling van [verzoeker] te beperkt is. De voorgestelde vragen van Nh1816 komen de rechtbank in deze situatie beter voor. Anders dan [verzoeker] veronderstelt, is het niet zo dat de neuropsycholoog wordt gevraagd een oordeel te geven over de juridische causaliteit, welk oordeel is voorbehouden aan de rechter. De rechtbank zal uitgaan van het in het verweerschrift van Nh1816 opgenomen voorstel, met dien verstande dat zij de vraagstelling op deze zaak zal toespitsen en bovendien op een paar punten zal aanpassen, omdat - zoals [verzoeker] terecht stelt - de vraagstelling te beperkt is als het gaat om niet-objectiveerbare klachten en afwijkingen. Zo zal de rechtbank het woord ‘aantoonbaar’ uit de vragen schrappen.
De rechtbank zal tevens vragen aan de neuropsycholoog de gebruikelijke symptoomvaliditeitstesten te gebruiken en de resultaten daarvan beargumenteerd in de rapportage te verwerken.

Aan de neuropsycholoog zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.

Psychiater

4.11.
Partijen zijn het eens zijn over de benoeming van dr. H.A. Droogleever Fortuyn (hierna: Droogleever Fortuyn), psychiater, als deskundige.

4.12.
De griffier van de rechtbank heeft vernomen dat Droogleever Fortuyn het onderzoek kan verrichten, maar dat hij een heel lange wachttijd heeft. Het onderzoek zal niet eerder kunnen plaatsvinden dan eind 2022. De rechtbank zal partijen de gelegenheid geven zich hierover nader schriftelijk uit te laten. Voor zover partijen de benoeming van een andere psychiater meer aangewezen achten, worden zij verzocht daarover een concreet en zo mogelijk eensluidend voorstel te doen (bij voorkeur meerdere namen noemen van psychiaters, bijvoorbeeld verbonden aan het DC Expertisecentrum te Amsterdam).

Vraagstelling

4.13.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank de IWMD-vraagstelling voor te leggen aan de psychiater. Nh1816 stelt dat deze vraagstelling voor psychiatrische expertises onvoldoende past. Zij stelt een alternatieve vraagstelling voor, die specifiek is toegesneden op de vaststelling van mogelijke psychiatrische ziektebeelden.

4.14.
De rechtbank volgt Nh1816 hierin. [verzoeker] heeft zijn bezwaar tegen de voorgestelde vraagstelling onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
Aan de psychiater zullen de in de beslissing vermelde vragen, conform bijlage 12 bij het verweerschrift, worden voorgelegd.

Kosten voorlopig deskundigenbericht

4.15.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank te bepalen dat de (voorschot)kosten van de deskundigenberichten door Nh1816 als WAM-verzekeraar die de aansprakelijkheid heeft erkend, gedragen moeten worden.

4.16.
Nh1816 stelt dat er meer dan voldoende aanwijzingen zijn dat de deskundigenberichten niet wezenlijk zullen bijdragen aan nader inzicht in deze zaak. Volgens Nh1816 streeft [verzoeker] vooral een eigen belang na bij de door hem gevraagde onderzoeken, waardoor het redelijk is om hem met de kosten daarvan geheel dan wel ten dele te belasten.

4.17.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uitgangspunt is dat de verzoekende partij het voorschot op de kosten van een voorlopig deskundigenonderzoek moet voldoen. In de omstandigheid dat Nh1816 aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval heeft erkend, ziet de rechtbank echter aanleiding af te wijken van de hoofdregel dat [verzoeker] als verzoeker het voorschot moet voldoen. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat de klachten van [verzoeker] rechtvaardigen dat hij wordt onderzocht door een neuropsycholoog en psychiater. Niet kan worden gezegd dat [verzoeker] vooral een eigen belang nastreeft met deze onderzoeken en dat deze onderzoeken geen wezenlijke bijdrage voor het geschil zullen hebben. Gelet op de whiplash gerelateerde klachten zijn dit juist voor de hand liggende onderzoeken die naast het neurologisch onderzoek moeten worden verricht. Over het bestaan van klachten en de juridische causaliteit is door een rechter bovendien nog niet geoordeeld. De voorschotten op de kosten van de deskundigen moeten daarom door Nh1816 worden gedeponeerd.

Overige

4.18.
Nu de advocaat van Nh1816 al in het bezit is van een afschrift van het verzoekschrift en deze beschik king ontvangt, is [verzoeker] niet gehouden haar een afschrift van deze stukken toe te zenden. Het verzoek van [verzoeker] op dit punt zal worden afgewezen.

4.19.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

5
De beslissing

De rechtbank

5.1.
beveelt een onderzoek door twee deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen:

aan de te benoemen neuropsycholoog

1. Zijn er stoornissen in het mentale functioneren, het taalgebruik, de regulatie van emoties en gedrag of in de helderheid van het bewustzijn?

2. Is het aannemelijk dat die stoornissen dan wel de verergering van die stoornissen, veroorzaakt zijn door een hersenbeschadiging als gevolg van het aan [verzoeker] op 5 december 2013 overkomen ongeval?

3. Zijn er wellicht andere oorzaken dan het aan [verzoeker] op 5 december 2013 overkomen ongeval (al dan niet ermee samenhangend), die de verklaring kunnen vormen voor de stoornissen dan wel de verergering van die stoornissen?

5. Indien de stoornissen dan wel verergering van die stoornissen geheel dan wel gedeeltelijk kunnen worden toegeschreven aan het ongeval, welke zijn dan de beperkingen in het functioneren die daardoor zijn ontstaan?

6. Wilt u de gebruikelijke symptoomvaliditeitstesten gebruiken en de resultaten daarvan beargumenteerd in de rapportage verwerken?

aan de te benoemen psychiater

1. Is er sprake van een psychiatrisch ziektebeeld? Zo ja, waaruit bestaat dit?

2. Zo er sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld, is de oorzaak daarvan dan gelegen in het ongeval van 5 december 2013 of spelen andere factoren, al dan niet preexistente en/of niet-traumatisch van aard, geheel of ten dele een rol?

3. Voor zover het ongeval van 5 december 2013 de oorzaak is van het huidige toestandsbeeld, is het dan, gezien uw bevindingen, aannemelijk te achten dat betrokkene ook zonder ongeval op enig moment de klachten die hij nu heeft en/of het (ziekte)beeld dat nu vaststelbaar is ontwikkeld, zou hebben?

Zo ja, is de kans daarop gering, middelmatig of groot te achten? En zou die zich op korte, middellange of langere termijn hebben voorgedaan? Kunt u het een en ander zo feitelijk en concreet mogelijk beschrijven en toelichten?

4. Bestaat er naar uw oordeel een eindtoestand dan wel stationaire toestand? Voor zover u nog een verbetering dan wel verslechtering verwacht, kunt u dan aangeven aan welke termijn en omvang u denkt?

5. Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel ten gevolge van de door u vastgestelde klachten c.q. afwijkingen? Het gaat hierbij om beperkingen die betrokkene ondervindt:
a. in het dagelijks leven,
b. in het sociale functioneren,
c. ten aanzien van de concentratie en
d. ten aanzien van de adaptatie aan stressvolle omstandigheden.

Wilt u daarbij het niveau van functioneren op de verschillende onderdelen kwantitatief classificeren, dat wil zeggen in de klasse 1=geen beperking, 2 =een milde beperking, 3=een matige beperking, 4=aanzienlijke beperking of 5=een extreme beperking.

6. Wat is de mate van blijvende invaliditeit (bi) op basis van hoofdstuk 14.6 op bladzijde 356 van AMA-6? Wilt u daarbij een onderscheid maken in het percentage bi zonder ongeval en het percentage bi met ongeval?

7. In hoeverre bestaan er bij betrokkene beperkingen ten aanzien van het arbeidsvermogen? Om welke beperkingen gaat het en acht u ze blijvend?

8. Heeft u nog therapeutische suggesties teneinde de huidige klachten van betrokkene te doen verminderen?

Gelieve bij de beantwoording van de vragen 2, 5, 6 en 7 nader aan te geven in welke mate het ongeval van 5 december 2013 en de eventuele andere factoren die een rol spelen bij de vastgestelde klachten, afwijkingen en beperkingen bepalen.

5.2.
houdt de zaak voor het overige aan in afwachting van de schriftelijke reactie van partijen en nader bericht van de deskundigen; ECLI:NL:RBNHO:2021:10653